Beoordeling door de rechtbank
4. In artikel 4:46, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast stelt. In artikel 4:46, tweede lid, onder a en b, van de Awb is bepaald dat de subsidie lager kan worden vastgesteld indien de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
5. Bij een verleningsbesluit wordt een subsidie toegekend voor een bepaalde, in het algemeen toekomstige, activiteit. Dat betekent dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen krijgt, als de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk zijn verricht en aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen is voldaan.
6. Bij een vaststellingsbesluit wordt definitief beslist dat de aanvrager een subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag. Daarvoor is nodig dat dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat bij de verlening opgelegde verplichtingen zijn nageleefd. Op grond van het vaststellingsbesluit wordt subsidie uitbetaald onder verrekening van eerder verstrekte voorschotten. Volgens vaste rechtspraakkan bij een vaststellingsbesluit niet meer worden opgekomen tegen de bij het verleningsbesluit vastgestelde voorwaarden of verplichtingen.
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen rechtsmiddelen heeft ingesteld tegen het verleningsbesluit van 13 december 2022. Dat betekent dat dit besluit en de daarin aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen rechtens onaantastbaar zijn. Ook voor het beluit van 24 oktober 2023, waarbij verweerder het verzoek om voorschot te verlenen heeft afgewezen, geldt dat dit rechtens onaantastbaar is. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres op 23 december 2023 expliciet heeft aangegeven dat zij tegen dat besluit geen bezwaar maakt.
8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het standpunt gehandhaafd dat eiseres niet heeft voldaan aan een aantal aan het verleningsbesluit verbonden verplichtingen en dat de subsidie daarom onder toepassing van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder b, van de Awb lager wordt vastgesteld. Verweerder heeft de subsidie vastgesteld op grond van de door eiseres verstrekte einddeclaratie en het daarover gegeven advies van de adviesgroep Stimuleringsfonds. Daarbij heeft verweerder betrokken dat eiseres gelet op de facturenlijst € 10.409,- als out-of-pocket-kosten heeft verantwoord en dat overige gestelde kosten niet subsidiabel zijn.
9. In het beroepschrift heeft eiseres aangevoerd dat artikel 2.2 van de voorwaarden, die zijn verbonden aan verleningsbesluit, te vaag is, geen objectieve criteria biedt en niet strekt tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. De eis dat facturen pas gedeclareerd kunnen worden na betaling heeft volgens eiseres geen basis in de toepasselijke regelgeving. Eiseres stelt dat verweerder blijk geeft van een sterke negatieve vooringenomenheid naar ondernemers in het algemeen. Eiseres betoogt ook dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld en dat opschorting van voorschotten willekeurig en onterecht is.
10. De rechtbank oordeelt dat verweerder op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb in beginsel bevoegd was om het in het verleningsbesluit vermelde subsidiebedrag lager vast te stellen, omdat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden en eiseres niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en voorwaarden.
11. Gelet op de verwijzing naar de in het beroepschrift genoemde rechtsbeginselen, gelezen in samenhang met de toelichting die eiseres daarop op de zitting heeft gegeven, stelt de rechtbank vast dat het beroep van eiseres zich in essentie richt tegen de weigering door verweerder om de door eiseres aangevraagde voorschotten te verstrekken. Zoals hiervoor is overwogen kan volgens vaste rechtspraak bij een vaststellingsbesluit niet meer worden opgekomen tegen de bij het verleningsbesluit vastgestelde voorwaarden of verplichtingen. Omdat eiseres geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het verleningsbesluit van 13 december 2022 en ook niet tegen het besluit van 24 oktober 2023 kunnen haar grieven in de onderhavige beroep geen doel treffen. De rechtbank komt in dit bestuursrechtelijke beroep evenmin toe aan de beoordeling van de civielrechtelijke vorderingen tot aansprakelijkheid en schadevergoeding, waarvan eiseres melding heeft gemaakt.
12. De rechtbank overweegt dat het besluit tot vaststelling van de verleende subsidie op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb berust op een discretionaire bevoegdheid, waarbij een afweging van de betrokken belangen dient te worden gemaakt. Op grond van het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de nadelige gevolgen van het vaststellingsbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Om dit te kunnen beoordelen, moet de vraag worden beantwoord of het vaststellingsbesluit geschikt en noodzakelijk is om het doel te bereiken en of dat besluit in de gegeven omstandigheden evenwichtig is.
13. Eiseres betoogt dat verweerder disproportioneel en in strijd met het evenredigheidsbeginsel heeft gehandeld door de bevoorschotting volledig te stoppen zonder valide redenen, terwijl de ernstige gevolgen bekend waren.
14. De rechtbank stelt vast dat eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit voor haar onevenredig nadelige gevolgen heeft, maar dat zij deze stelling niet heeft onderbouwd met verifieerbare en objectieve gegevens. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken, op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de gevolgen van het bestreden besluit voor eiseres onevenredig zijn.