Op 17 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die in de jaren 2020 en 2021 de op haar bedrijf rustende fosfaatrechten heeft overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte hierdoor een wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van € 112.785,50. Ondanks deze vaststelling heeft de rechtbank besloten de betalingsverplichting op nihil te stellen, omdat ontneming van het voordeel niet rechtvaardig en zinvol werd geacht. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder de financiële situatie en de noodzaak om het voortbestaan van haar bedrijf te waarborgen. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast, dat de mogelijkheid biedt om de betalingsverplichting lager vast te stellen dan het geschatte voordeel. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 4 september 2025, waar de officier van justitie haar vordering heeft gewijzigd naar een verzoek om de betalingsverplichting op nihil te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel, de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om van de gebruikelijke ontnemingsmaatregel af te wijken.