ECLI:NL:RBOBR:2025:5815

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
24/4295
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders inzake Woo-verzoek van eiseres

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiseres tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiseres had verzocht om alle interne en externe communicatie met betrekking tot een Woo-verzoek van het Eindhovens Dagblad en andere gerelateerde documenten. Het college heeft een aantal documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar eiseres was van mening dat de zoekslag onvoldoende was en dat er meer documenten beschikbaar moesten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de zoekslag niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke documenten er zijn gezocht en welke zoektermen zijn gebruikt. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om opnieuw op de bezwaren van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt het door haar betaalde griffierecht terug, maar er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/4295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek, het college
(gemachtigden: mr. S. Chrispijn en mr. K.W.F. van Lieshout).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van het college op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft op 13 juni 2025 aanvullende stukken ingediend.
1.2.
Het college heeft (de ongelakte versie van) de documenten die onder het Woo-verzoek vallen naar de rechtbank gestuurd. Op grond van artikel 8:29, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft uitsluitend de rechtbank van deze documenten kennisgenomen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigden van het college.
1.4.
Tijdens de zitting is afgesproken dat het college nog schriftelijk zou reageren op de aanvullende stukken van eiseres. Het college heeft dit gedaan bij brief van 30 juni 2025. De rechtbank heeft partijen nadien de gelegenheid geboden om te verzoeken om een nadere zitting. Omdat geen van partijen daarop heeft gereageerd heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eiseres heeft bij brief van 24 januari 2024 verzocht om:
“1) Alle interne en externe communicatie tussen de burgemeester van Laarbeek, en alle bovenstaande personen (zie A + B); betreffende het door het ED ingediende Woo-verzoek d.d. 3 augustus 2023 (ingediend op 7 augustus 2023), door [naam] (verslaggever Eindhovens Dagblad), [naam] (chef redactie Helmond ED), [naam] (AD en regionale titels DPG Media B.V.) en [naam] (AD en regionale titels DPG Media B.V.), namens het Eindhovens Dagblad. Deze communicatie betreffende alle specifiek benoemde, maar niet uitsluitend, bovenstaande personen (zie A + B).
2) Alle interne en externe communicatie tussen de burgemeester van Laarbeek, en alle bovenstaande personen (zie A + B); betreffende de behandeling van het Woo-verzoek van Het ED (zie: Raadsinformatiebrief d.d.19 september 2023), met een inschatting van de (ambtelijke) uren en de kosten die een dergelijk verzoek met zich mee brengt. Dit werd berekend op 60 uur + 6.000,-- euro voor de advieskosten van de huisadvocaat (6.000,-- euro totaal 250,-- euro kosten advocaat per uur = 24 uur totaal). Deze communicatie betreffende alle specifiek benoemde, maar niet uitsluitend, bovenstaande personen (zie A+B).
3) Alle interne en externe communicatie met de burgemeester van Laarbeek, en alle bovenstaande personen (zie A + B); betreffende het door mij ingediende Woo-verzoek d.d. 13 november3023 (Uw zaaknummer: 35999-2023 / Uw kenmerk:35999-2023:629239). Dit betreffen alle specifiek benoemde, maar niet uitsluitend, bovenstaande personen (zie A + B).
4) Alle interne en externe communicatie tussen de burgemeester van Laarbeek [naam], en alle bovenstaande personen (zie A + B); betreffende het doorverwijzen en de behandeling van het Woo-verzoek van het Eindhovens Dagblad naar de Commissie bezwaarschriften Gemert-Bakel en Laarbeek (Uw zaaknummer: 33889-2023 / Kenmerk Commissie bezwaarschriften: A01EH172729-2023). Dit betreffen alle specifiek benoemde, maar niet uitsluitend, bovenstaande personen (zie A + B).
Hierbij bedoel ik uitdrukkelijk de interne en externe communicatie die heeft plaatsgevonden tussen, niet alleen u, de burgemeester, en alle specifiek benoemde personen, maar ook al deze personen in onderlinge communicatie met elkaar (zie A + B).
Met gegevens en documenten bedoel ik informatie neergelegd in documenten ongeacht de gegevensdrager: dus naast de ‘klassieke’ papieren documenten, ook anderszins vastgelegde informatie. Ik denk daarbij onder meer - maar niet uitsluitend - aan notulen, rapportages, briefwisselingen, e-mails, SMS-berichten, Whatsapp-berichten, verkenningen, analyses, gespreksverslagen, memo’s, foto-/film-/audio-/ video-materiaal met zowel interne als externe partijen. Waarbij ik uitdrukkelijk aangeef dat de namen, datums en e-mailadressen, niet geanonimiseerd, openbaar dienen te worden gemaakt. Dit voor de duidelijk- en begrijpelijkheid, aangezien er vele personen bij deze zaak betrokken zijn en zo alles helder en ondubbelzinnig blijft.
5) Verder verzoek ik u nog een bewijs te overleggen dat u mij daadwerkelijk op d.d. 21 december 2023 het besluit van mijn Woo-verzoek d.d. 13 november 2023 aangetekend per post heeft verstuurd Deze heb ik namelijk nooit ontvangen. Bovendien rijst de vraag waarom u deze niet ook per gewone post en/of per e-mail toentertijd heeft verstuurd.
6) Daarbovenop ontvang ik ook graag de bewijzen (ondertekeningsmandaten), dat; dhr. [naam], mevr. [naam], mevr. [naam], mevr. [naam] en mevr. [naam], alle gemandeerd zijn om namens het college van burgemeester en wethouders (B&W) en/of namens u, de burgemeester van Laarbeek, [naam], en besluiten mogen nemen en documenten mogen ondertekenen.
(…)
7) Ik verzoek u bij deze het totaal van de werkelijk bestede uren en kosten voor de behandeling van; het Woo-verzoek (03 (07)-08-2023) van het ED te overleggen + de uren besteed aan de behandeling voor de aanvraag vergunning herbegraven [naam] + de bestede uren aan mijn Woo-verzoek (13-11-2023) t/m heden.(…)”
2.1.
Bij besluit van 27 februari 2024 (het primaire besluit) heeft het college beslist op dit verzoek en 24 documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt.
2.2.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij verzocht om rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. Het college heeft hiermee ingestemd en het bezwaarschrift als rechtstreeks beroep doorgestuurd naar de rechtbank.
2.3.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 11 juli 2024 geoordeeld dat het college ten onrechte had ingestemd met rechtstreeks beroep. De rechtbank heeft het college opgedragen het bezwaarschrift alsnog inhoudelijk te behandelen.
2.4.
Met het bestreden besluit van 5 november 2024 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
2.5.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

Derde-belanghebbende
3. Eiseres heeft tijdens de zitting aangevoerd dat een journalist van het Eindhovens Dagblad als belanghebbende zou moeten worden aangemerkt.
4. Voorzover eiseres hiermee verzoekt om de journalist als derde-belanghebbende deel te laten nemen aan deze procedure, wijst de rechtbank dit verzoek af.
5. Op grond van artikel 8:26 van de Awb kan een belanghebbende als partij deelnemen aan een geding. Het Woo-verzoek van eiseres ziet niet op openbaarmaking van informatie over het Eindhovens Dagblad of de journalist. Daarom heeft de journalist geen rechtstreeks, maar een afgeleid belang bij het bestreden besluit. Bovendien is niet gebleken dat de belangen van de journalist tegengesteld zijn aan die van eiseres [1] .
6. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres aan de hand van haar beroepsgronden. Daarbij heeft de rechtbank kennisgenomen van de met toepassing van
artikel 8:29 van de Awb overgelegde stukken.
6.1.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
6.2.
De toepasselijke wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Is de zoekslag voldoende?
7. Eiseres betoogt dat de zoekslag onvoldoende is geweest. Volgens eiseres is het ongeloofwaardig en in strijd met het beginsel van fair-play dat er niet meer documenten zijn gevonden. Het college heeft volgens haar alleen gezocht in de mail-historie van enkele ambtenaren, maar bijvoorbeeld niet in app-berichten en ook niet op privéapparatuur van de betrokken personen. Eiseres gaat er verder van uit dat er bij de zaken waarop haar verzoek ziet meer mensen betrokken zijn dan de personen die zij in haar verzoek bij naam heeft genoemd. Eiseres betoogt verder dat er in de overgelegde e-mailberichten geen lijn zit en dat ook daaruit volgt dat er meer documenten moeten zijn. Daarnaast vindt eiseres dat het college de zoekslag niet correct heeft omschreven omdat niet duidelijk is welke trefwoorden zijn gebruikt en bij welke medewerkers is gezocht.
8. Het college stelt zich op het standpunt dat er niet meer documenten zijn dan de documenten die nu zijn overgelegd. Het college beschrijft dat zij de betreffende ambtenaren, het secretariaat en de bestuurders heeft gevraagd om alle relevante informatie en dat is gezocht in de outlook-mailboxen, het medewerkersportaal en het zaaksysteem (E-suite). Volgens het college zijn er behalve de door eiseres in haar verzoek genoemde personen, geen andere ambtenaren of bestuurders betrokken geweest bij de zaken waarop het Woo-verzoek van eiseres ziet. Het college stelt verder dat de inhoud van mondelinge (telefoon-) gesprekken niet onder het bereik van de Woo valt, tenzij deze informatie is vastgelegd in een document. Daarnaast volgt uit de Woo dat het college niet verplicht is om documenten op te maken die niet bestaan.
9. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat het een bepaald document niet of niet meer heeft en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat het bestuursorgaan, in tegenstelling tot de uitkomst van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch nog heeft. [2] Het bestuursorgaan moet op zijn beurt voldoende inzichtelijk maken hoe de zoekslag is uitgevoerd. Het bestuursorgaan kan dat doen door specifiek aan te geven in welke systemen is gezocht, welke zoektermen zijn gehanteerd, welke specifieke vragen de relevante personen hebben meegekregen en welke selectie vervolgens in de door die personen aangedragen documenten is gemaakt. [3] De vraag of het geloofwaardig is dat er niet meer documenten aanwezig zijn bij het bestuursorgaan hangt dus samen met de vraag of zorgvuldig is gezocht door het bestuursorgaan.
9.1.
De rechtbank heeft geen redenen om aan de beschrijving van de zoekslag in het bestreden besluit en de toelichting daarop tijdens de zitting te twijfelen, maar oordeelt dat het college de zoekslag onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Het college heeft slechts in algemene bewoordingen uiteengezet hoe het doorgaans handelt bij Woo-verzoeken, zonder concreet te zijn over de uitgevoerde zoekslag naar aanleiding van het verzoek van eiseres. Zo is niet duidelijk met welke trefwoorden is gezocht en ook is niet duidelijk bij welke personen er om informatie is gevraagd. De enkele mededeling van het college dat de destijds betrokken ambtenaren zijn geraadpleegd, is onvoldoende omdat daarmee niet duidelijk is om wie het gaat en of is onderzocht of ook andere personen betrokken waren. Eiseres vraagt om alle communicatie, niet uitsluitend om de communicatie tussen de door haar genoemde personen. Het college heeft gelet hierop onvoldoende gemotiveerd hoe er is gezocht, bij wie is gezocht en dat er niet bij andere personen is gezocht.
9.2.
Ook blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat de zoekslag zorgvuldig is verricht. De motivering van het college dat er niet naar app- en sms-berichten is gezocht op werk- en privételefoons omdat het binnen de gemeente niet gebruikelijk zou zijn dat daarmee wordt gecommuniceerd, vindt de rechtbank ontoereikend. Dat het niet gebruikelijk is sluit immers niet uit dat dergelijke berichten wel bestaan en onder de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen. Het college had hiernaar onderzoek moeten doen.
9.3.
Daarnaast blijkt dat het college niet heeft onderzocht of er documenten bestaan over de kosten van de advocaat. Eiseres heeft expliciet verzocht om gegevens over bestede uren en kosten in verband met een drietal door haar genoemde Woo-verzoeken. Aangezien zich bij de overgelegde documenten wel stukken van de advocaat bevinden die betrekking hebben op deze verzoeken [4] , had het college moeten nagaan of er facturen of andere kostenoverzichten beschikbaar waren.
9.4.
Voor zover eiseres stelt dat ook de telefoongegevens, de telefoongeschiedenis of de geschiedenisgegevens van alle betrokkenen die documenten hebben verzonden of opgehaald uit het ICT-systeem openbaar moeten worden gemaakt, volgt de rechtbank haar niet. Het college heeft overtuigend toegelicht dat dergelijke gegevens niet worden vastgelegd en dus niet beschikbaar zijn en ook niet via bijvoorbeeld een schermafdruk verstrekt kunnen worden. Bovendien verplicht de Woo slechts tot openbaarmaking van bestaande documenten en geldt er geen verplichting om nieuwe documenten te creëren. [5]
9.5.
Uit het vorenstaande volgt dat de zoekslag onvoldoende inzichtelijk en zorgvuldig is geweest. Daarmee is de stelling van het college dat er niet meer documenten zijn die onder het Woo-verzoek vallen dan de stukken die nu openbaar zijn gemaakt niet geloofwaardig. De beroepsgrond slaagt Dit betekent dat het college een nieuwe of aanvullende zoekslag zal moeten verrichten en over de zoekslag en de uitkomsten daarvan een nieuw besluit moet nemen.
Is een deel van het verzoek een informatieverzoek?
10. Eiseres voert verder aan dat het college ten onrechte haar verzoeken over de werkelijk bestede uren en kosten voor de behandeling van het Woo-verzoek van het Eindhovens Dagblad, haar eerdere Woo-verzoek en de behandeling van haar aanvraag voor een vergunning voor herbegraven, heeft behandeld als een verzoek om informatie. Tijdens de zitting heeft eiseres haar beroepsgronden met betrekking tot de mandaatregeling en de track-en-trace gegevens ingetrokken.
11. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat de door eiseres gevraagde informatie niet onder het bereik van de Woo valt. Het college stelt weliswaar terecht dat de plicht tot openbaarmaking geen betrekking heeft op informatie die al openbaar is [6] en dat in de openbare raadsinformatiebrieven van de burgemeester [7] en in de jaarstukken van de gemeente algemene informatie is opgenomen over juridische kosten, zodat deze informatie niet nogmaals openbaar gemaakt hoeft te worden op grond van het verzoek van eiseres. Ook kan de rechtbank volgen dat het college niet per dossier registreert hoeveel uur daaraan door haar ambtenaren en bestuurders wordt besteed, zodat daarover geen informatie beschikbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college echter onvoldoende gemotiveerd dat dit ook geldt voor de kosten en werkzaamheden van de advocaat. In zijn algemeenheid geldt dat de kosten van een advocaat bij factuur in rekening worden gebracht en dat in die facturen een specificatie staat van de in een dossier verrichte werkzaamheden en gemaakte kosten. Zoals hiervoor onder 9.3 al gesteld, bevinden zich bij de openbaar gemaakte documenten stukken van de advocaat. Het is aannemelijk dat er van deze advocaat facturen zijn waarin informatie staat over de kosten van diens werkzaamheden voor de door eiseres genoemde dossiers. Zonder nadere motivering van het college valt dan ook niet in te zien dat de facturen van de advocaat niet onder het bereik van de Woo vallen.
11.1.
De beroepsgrond slaagt.
Mocht het college de gegevens van de juridisch medewerker weglakken?
12. Eiseres voert ook aan dat het college ten onrechte de naam van de betrokken juridisch medewerker heeft weggelakt op de openbaar gemaakte documenten. Volgens eiseres is deze medewerker bij iedere stap in de behandeling van haar Woo-verzoek betrokken en is het belangrijk dat iedereen kan controleren welke ambtenaren bepaalde documenten ondertekenen.
13. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte versie van de openbaar gemaakte documenten. De rechtbank stelt vast dat hierin de naam en andere persoonsgegevens zoals het e-mailadres en telefoonnummers, alsmede de functiegegevens van de juridisch medewerker zijn weggelakt.
13.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college deze persoonsgegevens terecht niet openbaar gemaakt. Op grond van artikel 5.1, eerste lid onder d, en tweede lid, onder e, van de Woo mag openbaarmaking van persoonsgegevens worden geweigerd vanwege het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Vaste rechtspraak is dat dit belang zich verzet tegen openbaarmaking van namen van medewerkers die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het verzoek om informatie aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt. [8] Eiseres heeft een dergelijk belang niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat de betreffende medewerker openbare (hoor-) zittingen bijwoont en namens de gemeente optreedt en stukken ondertekent, maakt niet dat zij wegens haar functie in de openbaarheid treedt. Het college hoeft de naam en andere persoonsgegevens die herleidbaar zijn tot deze persoon dan ook niet te openbaren.
13.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Mocht het college passages weglakken?
14. Eiseres betoogt dat het college in de openbaar gemaakte documenten ten onrechte passages heeft weggelakt. Volgens eiseres is het niet geloofwaardig dat de weggelakte passages persoonlijke beleidsopvattingen zijn. Het gaat eiseres daarbij om de weggelakte passages in de volgende gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten:
de e-mail van 15 september 2023 (10:41);
de e-mail van 26 oktober 2023 (14:55);
de e-mail van 26 november 2023 (18.47);
de e-mail van 26 november 2023 (19:01);
de e-mail van 26 november 2023 (20:07);
de e-mail van 27 november 2023 (7:36);
de e-mail van 27 november 2023 (18:32);
de e-mail van 29 november 2023 (13:17);
de e-mail van 13 december 2023 (13:38);
de e-mail van 14 december 2023 (14:56);
de e-mail van 19 december 2023 (10:07);
de e-mail van 30 januari2024 (14:46);
de e-mail van 30 januari 2024 (16:44).
14.1.
De rechtbank overweegt dat artikel 5.2 van de Woo bepaalt dat in geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie wordt verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan: ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter. Het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen het bestuursorgaan. [9] Uit vaste rechtspraak [10] blijkt dat een bestuursorgaan per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad, zoals alinea’s, dient te bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden.
14.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ongelakte stukken en stelt vast dat het gaat om mailberichten tussen medewerkers van de gemeente onderling en mailberichten tussen medewerkers van de gemeente en de advocaat. Het college heeft in zijn algemeenheid gesteld dat in de weggelakte passages steeds sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen. De rechtbank oordeelt in het licht van wat zij heeft gelezen in de weggelakte passages dat dit standpunt van het college onvoldoende onderbouwd is. Zonder een meer concrete motivering per document kan het college niet worden gevolgd in haar algemene stellingen dat openbaarmaking van al deze passages moet worden geweigerd omdat het documenten betreft die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en dat daarin persoonlijke beleidsopvattingen staan.
14.3.
Ook deze beroepsgrond slaagt.
Is er sprake van belangenverstrengeling?
15. Eiseres voert ten slotte aan dat dat er sprake is van belangenverstrengeling tussen de bezwaarschriftencommissie en de burgemeester en/of ambtenaren van de gemeente waardoor niet is voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel. De belangenverstrengeling blijkt volgens eiseres uit de openbaar gemaakte e-mailberichten met de secretaris van de bezwaarschriftencommissie, waaruit volgens haar kan worden opgemaakt dat de betrokkenen een persoonlijk belang hebben bij het besluit over eiseres’ verzoek. Ook blijkt de belangenverstrengeling volgens eiseres uit de omstandigheid dat haar verzoek om geluidsopnames van de hoorzitting over haar bezwaar niet is ingewilligd.
16. De rechtbank ziet in de stellingen van eiseres geen aanleiding om te oordelen dat er sprake is van een belangenverstrengeling zoals door haar gesteld. Contact en informatie-uitwisseling tussen de (secretaris van de) commissie en de vertegenwoordigend ambtenaar van de burgemeester zijn gebruikelijk en noodzakelijk voor een zorgvuldige behandeling van verzoeken en bezwaren van burgers. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een persoonlijk belang of belangenverstrengeling.
16.1.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en draagt het college op om opnieuw op de bezwaren van eiseres te beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
18. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres het door haar betaalde griffierecht terug. Omdat eiseres zich niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde en ook anderszins niet is gebleken dat eiseres kosten heeft moeten maken voor het beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van wat de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen;
  • bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,– aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M.H. Nelissen, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.A. Meijer-Habraken, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 1:2

Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ten aanzien van bestuursorganen worden de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd.
Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

Artikel 6:13

Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.

Artikel 8:29

[…]
6. Inzake een beroep tegen een besluit op grond van de Wet open overheid neemt, in zo verre in afwijking van het eerste en derde lid, uitsluitend de bestuursrechter kennis van de stukken waarvan op grond van de Wet open overheid om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in het vijfde lid, is van rechtswege verleend.
Wet open overheid (Woo)

Artikel 4.1. Verzoek

Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Een verzoek kan mondeling of schriftelijk worden ingediend en kan elektronisch worden verzonden op de door het bestuursorgaan aangegeven wijze.
De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld het vijfde lid. In afwijking van artikel 4:5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 5.

Artikel 5.1. Uitzonderingen

1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;
e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;
i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3. Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering.
4. Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
6. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.

Artikel 5.2. Persoonlijke beleidsopvattingen

In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
Onverminderd het eerste en tweede lid wordt uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester, een wethouder, het dagelijks bestuur van een waterschap of een lid van dat bestuur, informatie verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.
In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 december 2004, ECLI:NL:RVS:2004, AR8015, AB 2005/97.
2.Dit is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2924:3088.
3.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 19 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3027 en van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:367.
4.Zie de openbaar gemaakte stukken onder B nummers 6 en 8.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1066)
6.Dit volgt uit artikel 4.1 van de Woo en de vaste jurisprudentie van de Afdeling.
7.De burgemeester heeft op grond van artikel 180 van de Gemeentewet een informatieplicht aan de gemeenteraad.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2915.
9.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1154, r.o. 7.6.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1154.