In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 12 september 2025, wordt de zaak behandeld van een eiser die een last onder dwangsom heeft gekregen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalre. De last is opgelegd vanwege het niet-recreatief gebruik van een recreatiewoning, die volgens het bestemmingsplan niet permanent bewoond mag worden. De voorzieningenrechter concludeert dat het college bevoegd was om de last op te leggen en dat de persoonlijke situatie van de eiser, hoewel moeilijk, niet leidt tot de conclusie dat handhaving onevenredig is. De eiser heeft een begunstigingstermijn gekregen om alternatieve woonruimte te vinden, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de termijn van zes maanden niet onredelijk is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en verlengt de begunstigingstermijn tot vier weken na de uitspraak, om te voorkomen dat de eiser direct na de uitspraak dwangsommen verbeurt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van bestemmingsplannen en de rol van de voorzieningenrechter in het waarborgen van de rechtsbescherming van de betrokken partijen.