ECLI:NL:RBOBR:2025:5906

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
23/2938
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit en geluidgrenswaarden bij woning eisers

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. F.K. van den Akker, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 26 september 2023, waarin hun bezwaren tegen het verkeersbesluit ongegrond zijn verklaard. Dit verkeersbesluit, genomen op 18 maart 2023, betreft wijzigingen in de verkeerssituatie nabij de woning van eisers. Het college had in het bestreden besluit bepaald dat de inwerkingtreding van het verkeersbesluit afhankelijk was van nader onderzoek naar de geluidgrenswaarden en het treffen van maatregelen om aan deze waarden te voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze voorwaarde niet rechtsgeldig is, aangezien de wet bepaalt dat verkeersbesluiten in werking treden na een termijn van zes weken na bekendmaking, zonder dat hieraan aanvullende voorwaarden kunnen worden verbonden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen. Tevens is een voorlopige voorziening getroffen, waarbij het verkeersbesluit is geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing op bezwaar. Het college is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 23/2938

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende, het college
(gemachtigden: mr. M. Brüll en drs. L.W.M. van Melick).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eisers op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers, hun gemachtigde en de gemachtigden van het college deelgenomen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank na een onderbreking voor raadkameroverleg mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 26 september 2023 voor zover daarbij de bezwaren van eisers ongegrond zijn verklaard;
  • draagt het college op om met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eisers te beslissen;
  • treft de voorlopige voorziening dat het verkeersbesluit van 18 maart 2023 wordt geschorst tot en met zes weken nadat door het college op het daartegen door eisers gemaakte bezwaar is beslist;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184 aan eisers moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.844,18 aan proceskosten aan eisers.

Motivering

1. Het college heeft op 18 maart 2023 een verkeersbesluit genomen waarbij (onder andere) de verkeerssituatie op de [locatie] ter hoogte van de woning van eiser (aan de [adres] in [woonplaats]) wordt gewijzigd. Hiervoor is ook een omgevingsvergunning verleend die inmiddels onherroepelijk is geworden. In het verkeersbesluit staat dat het in werking treedt op het moment dat de [locatie] is verhard en opengesteld inclusief het aanbrengen van de betreffende verkeersborden.
2. Eisers en een andere belanghebbende hebben bezwaar gemaakt tegen het verkeersbesluit. Het college heeft met het bestreden besluit van 26 september 2023 beide bezwaren ongegrond verklaard. Het college stelt in het bestreden besluit vast dat door de te wijzigen verkeerssituatie niet (meer) aan de geluidgrenswaarden op de woning van eisers wordt voldaan. Daarom is in het bestreden besluit bepaald dat het verkeersbesluit pas in werking treedt 1) nadat nader onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het verkeersbesluit voor de geluidgrenswaarden bij de woning van eisers en 2) nadat er nadere maatregelen zijn genomen ten aanzien van het voldoen aan de geluidgrenswaarden bij de woning van eisers.
3. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Voor zover (nog) van belang voor de beoordeling van het beroep zal de rechtbank de beroepsgronden en wat het college daartegen aanvoert bespreken.
4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Daarvoor heeft zij de volgende motivering.
4.1.
Het college heeft met het bestreden besluit de inwerkingtreding van het verkeersbesluit afhankelijk gesteld van (toen) nog nader te verrichten onderzoek naar de geluidgrenswaarden en het treffen van maatregelen (zoals hiervoor in overweging 2. is omschreven). De rechtbank is van oordeel dat dit niet kan. In artikel 27 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) staat dat verkeersbesluiten in werking treden met ingang van de dag, nadat een termijn van zes weken na de dag waarop het besluit is bekend gemaakt, is verstreken. Die wettelijke regeling laat het niet toe – anders dan bij besluiten waar zo’n expliciete bepaling ontbreekt – om aan de inwerkingtreding van een verkeersbesluit nadere (of andere) voorschriften te verbinden zoals het college heeft gedaan.
4.2.
Welwillend benaderd kan worden gezegd dat het college met het bestreden besluit op de gemaakte bezwaren heeft beslist en dat later nog een beslissing volgt als het (in overweging 2. bedoelde) nader onderzoek is gedaan en de nadere maatregelen zijn genomen ten aanzien van het voldoen aan de geluidgrenswaarden bij eisers woning. Zo’n constructie is echter niet toegestaan, [1] zoals partijen ook op de zitting hebben beaamd. In artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht staat dat op grondslag van het bezwaarschrift een nieuw besluit moet worden genomen. Als in de bezwaarfase wordt geconstateerd dat nader onderzoek nodig is, dan moeten de uitkomsten daarvan worden afgewacht voordat op het bezwaar wordt beslist.
4.3.
Op de zitting is gebleken dat eisers en het college het over een behoorlijk aantal punten al eens zijn. De noodzakelijkheid van de in het verkeersbesluit genoemde maatregelen staan niet ter discussie. Ook staat niet ter discussie dat aan de geluidgrenswaarden bij de woning van eisers niet met alleen verkeerskundige maatregelen – zoals de soort wegverharding – kan worden voldaan. Daarvoor zijn maatregelen aan de woning zelf noodzakelijk. In de loop van de beroepsprocedure is meer inzicht gekomen in de (berekende) mate van geluidsbelasting op de woning van eisers als gevolg van de verkeersmaatregelen en met welke maatregelen dit kan worden teruggebracht. Hierover is echter nog nadere besluitvorming door het college noodzakelijk.
4.4.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en het college opdragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Het vernietigen van de beslissing op bezwaar heeft tot gevolg dat de in het verkeersbesluit opgenomen bepaling over de inwerkingtreding weer herleeft, dan wel dat de inwerkingtredingsregeling van artikel 27 van het BABW moet worden toegepast. Dit brengt eisers in een nadeligere positie dan die zij hadden bij het instellen van beroep. Om die reden zal de rechtbank ambtshalve een voorlopige voorziening treffen, inhoudende dat het verkeersbesluit van 18 maart 2023 wordt geschorst tot en met zes weken nadat door het college op het daartegen door eisers gemaakte bezwaar opnieuw is beslist. Het college kan daardoor het verkeersbesluit pas uitvoeren na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn.
6. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het door eisers betaalde griffierecht vergoeden en wordt het veroordeeld in de proceskosten van eisers voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de beroepsfase vastgesteld op € 1.814 voor het indienen van het beroepschrift (1 punt) en het verschijnen op de zitting (1 punt) met een waarde per punt van € 907. Over de proceskostenvergoeding in bezwaar zal het college met de nieuwe beslissing op bezwaar een besluit moeten nemen. Eisers hebben verzocht om vergoeding van hun reiskosten tot een bedrag van € 30,18 en ook dat komt voor vergoeding in aanmerking.
De rechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst erop dat partijen het recht hebben om tegen deze uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het hoger beroep moet zijn ingesteld binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer-Habraken, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 27 mei 1999, ECLI:NL:RVS:1999:AA3632, overweging 2.1.6.