ECLI:NL:RBOBR:2025:5976

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
01.082321.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor strafbare voorbereidingshandelingen Opiumwet met vrijspraak voor witwassen

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen van Opiumwetdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 13 juni 2020 tot en met 22 oktober 2020 en van 1 januari 2024 tot en met 13 mei 2024 schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van de handel in cocaïne en MDMA. De rechtbank heeft echter de dagvaarding voor het feit van witwassen nietig verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende specifiek was en de verdachte niet duidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een geldboete van € 30.000,-. De in beslag genomen geldbedragen worden teruggegeven aan de verdachte, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs heeft dat deze bedragen uit de bewezen verklaarde feiten zijn verkregen. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid proces dat meerdere zittingen omvatte, waarbij de rechtbank de bewijsvoering en de verklaringen van de verdachte zorgvuldig heeft gewogen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.082321.23
Datum uitspraak: 30 september 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 augustus 2024, 11 november 2024, 5 februari 2025, 1 september 2025 en 22 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 juli 2024.
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij – samengevat – al dan niet met anderen strafbare voorbereidingshandelingen van Opiumwetdelicten heeft gepleegd in drie verschillende periodes in 2020, 2023 en 2024 en dat hij al dan niet met anderen in 2023 en 2024 een geldbedrag of geldbedragen heeft witwassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 februari 2025 is gewijzigd, luidt de volledige tenlastelegging, dat:
feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 juni 2020 tot en met 22 oktober 2020 te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,(telkens)tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,om een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of een of meer van zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (telkens) middels een cryptotelefoon (via de SKY ECC-account [accountnaam 1] en/of SKY ECC account [accountnaam 2] met en/of aan een of meer anderen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:
- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine,- de aankoop, verkoop, mogelijkheden tot opslag en/of transport van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of met)amfetamine;
[ZD01]
feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2023 tot en met 17 oktober 2023 en/of van 5 november 2023 tot en met 8 november 2023 te Eindhoven en/of (elders) in Nederland, (telkens)tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,om een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of een of meer van zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet(telkens)met en/of aan een of meer anderen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:
- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine en/of chemicaliën, grondstoffen ten behoeve van de productie van MDMA en/of (met)amfetamine,- de aankoop, verkoop, mogelijkheden tot opslag en/of transport van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine en/of chemicaliën, grondstoffen ten behoeve van de productie van MDMA en/of (met)amfetamine;
[ZD02]
feit 3:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2023 tot en met 13 mei 2024 te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen, althans eenmaal,van (een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld
A.de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /dievoorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
B.
(een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt,terwijl hij, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachten wisten dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - mede afkomstig was/waren uit enig misdrijf;en hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
feit 4:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2024 tot en met 13 mei 2024 te Eindhoven en/of (elders) in Nederland,(telkens)tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,om een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine , zijnde cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
een of meer anderen heeft getracht te bewegen om zo een feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of een of meer van zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet(telkens)(middels mobiele telefoons) met en/of aan een of meer anderen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine,- de aankoop, verkoop, mogelijkheden tot opslag en/of transport van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine.
[ZD03]
Geldigheid van de dagvaarding.
De rechtbank zal ambtshalve de geldigheid van de dagvaarding onderzoeken. In dat verband stelt zij vast dat in de tenlastelegging van feit 3 staat geformuleerd dat “
(een) hoeveelheid/hoeveelheden (contant) geld”is/zijn witgewassen. Om welk(e) bedrag(en) het zou gaan, wordt niet nader gespecificeerd.
In de tenlastelegging zijn daarnaast alle mogelijke witwashandelingen weergegeven die artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) noemt. Een verfeitelijking van deze witwashandelingen ontbreekt.
Uit de verschillende zaakdossiers noch uit het aanvullende proces-verbaal met financiële bevindingen valt naar het oordeel van de rechtbank eenduidig af te leiden op welk(e) geldbedrag(en) en welke witwashandelingen in verband daarmee specifiek wordt gedoeld. Ook ter terechtzitting is er nog de nodige discussie geweest om welke bedragen het exact ging.
Door deze algemene bewoordingen in de dagvaarding is het voor de verdachte onduidelijk waartegen hij zich moet verdedigen, waardoor de tenlastelegging niet voldoet aan de vereisten uit artikel 261 Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig verklaren.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding wat betreft de feiten 1, 2 en 4 geldig is.

De overige formele voorvragen.

De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs. [1]
Inleiding.
In augustus 2022 werden door het Team Criminele Inlichtingen processen-verbaal verstrekt waarin stond vermeld dat twee personen zich bezighouden met grootschalige internationale cocaïnehandel en dat een van deze twee personen zijn taxibedrijf gebruikte voor drugstransporten en om crimineel geld wit te wassen. Daarbij kwam informatie uit strafrechtelijk onderzoek 26Velp (LERAB20005) dat deze twee personen zich in de periode van 28 maart 2020 tot en met 9 februari 2021 schuldig maakten aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel.
Naar aanleiding van deze informatie werd opsporingsonderzoek Tijgerlelie gestart. Het onderzoek waar de onderhavige zaak een uitvloeisel van is.
Dat de twee eerder bedoelde personen zich in de periode van 28 maart 2020 tot en met 9 februari 2021 schuldig maakten aan deelname aan een criminele organisatie die zich bezighield met drugshandel, bleek uit cryptocommunicatie van cryptocommunicatiedienst EncroChat waar zij als gebruikers van waren geïdentificeerd. De twee bedoelde personen zijn binnen onderzoek 26Velp niet vervolgd voor hun betrokkenheid bij dit delict. Door de officier van justitie van onderzoek 26Velp werd, op grond van artikel 126dd Wetboek van Strafvordering, toestemming gegeven om informatie te gebruiken ten behoeve van onderzoek Tijgerlelie. De cryptocommunicatie van de twee bedoelde personen werd aan onderzoek Tijgerlelie ter beschikking gesteld.
Tevens bleek dat zij gebruik hadden gemaakt van een andere cryptocommunicatiedienst; te weten Sky ECC (hierna: Sky). Ook deze data werden, via onderzoek Argus (ADRAA20126), aan onderzoek Tijgerlelie ter beschikking gesteld.
Naar aanleiding van bovenstaande informatie werden de twee bedoelde personen aangemerkt als deelnemer van een criminele organisatie en werden diverse BOB-middelen ingezet om de verblijfsplaatsen en (criminele) activiteiten van hen in beeld te krijgen. Gedurende het onderzoek bleek dat beiden niet in Nederland verbleven. Van beiden kon geen exacte verblijfplaats worden vastgesteld.
Gedurende het onderzoek Tijgerlelie kwamen meer verdachten in beeld van wie het vermoeden bestond dat zij deel uitmaakten van het criminele samenwerkingsverband waar onderzoek naar werd gedaan. Het gaat onder meer om de verdachte en zijn oudste broer.
Via de Kamer van Koophandel is gebleken dat de verdachte een bedrijf op zijn naam had. Dit betreft [naam bedrijf] [2] . Via de Dienst Wegverkeer (RDW) is gebleken dat de verdachte geen auto’s op naam had. Wel had zijn partner [medeverdachte] een Opel Corsa met kenteken [kenteken] op haar naam. Gedurende het onderzoek kwam die auto op naam van de verdachte te staan [3] .
Het voertuig (en nog een andere auto) is door de politie voorzien van plaatsbepalingsapparatuur en van OVC-apparatuur.
De verdachte is op 13 mei 2024 aangehouden op een ander adres ( [adres 1] ) dan zijn woonadres ( [woonplaats] ). Op beide adressen hebben doorzoekingen plaatsgevonden en zijn telefoontoestellen aangetroffen en in beslag genomen. Die telefoons zijn door de politie onderzocht. Gebleken is dat op een van de telefoons (aangetroffen op [woonplaats] ) de applicatie Sky was geïnstalleerd. Gebleken is verder dat op twee andere telefoons (aangetroffen op [adres 1] ) de applicatie Signal was geïnstalleerd. Op het onderzoek van en aan de telefoons en de daaruit voortvloeiende bevindingen komt de rechtbank later uitvoeriger terug.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft in het op schrift gestelde requisitoir, waarnaar hier wordt verwezen, gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1, feit 2 en feit 4.
De officier van justitie heeft geen redenen te twijfelen aan de identificatie van de verdachte als gebruiker van de Sky-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 1] (feit 1), de identificatie van de OVC-gesprekken gevoerd in de Opel Corsa (feit 2) en de identificatie van de gebruiker van de telefoon met het Signal-account [accountnaam 3] (feit 4).
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betwist dat de verdachte de gebruiker is geweest van de litigieuze communicatieapparatuur (Sky [accountnaam 2] , Sky [accountnaam 1] en Signal [accountnaam 3] ). Ook heeft de raadsman betwist dat de stem van de verdachte op essentiële momenten over de OVC is gekomen.
De verdediging heeft vrijspraak van de feiten 1, 2 en 4 bepleit.
Ter terechtzitting heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen waar het de inhoud van de belastende communicatie betreft.
Over het gebruik van de Opel Corsa heeft de verdachte verklaard dat hij daar inderdaad wel in heeft gereden, maar dat ook verschillende andere mensen uit zijn omgeving die auto gebruikten.
Over het lokaliseren van het Sky-account [accountnaam 1] op zijn woonadres heeft hij ter zitting verklaard (zakelijk weergegeven) dat in zijn woning veel mensen over de vloer komen die een dergelijke crypto-telefoon bij zich zouden kunnen hebben gehad.
Over de telefoon met de app Sky en het account [accountnaam 2] heeft hij verklaard (zakelijk weergegeven) dat hij thuis regelmatig telefoons repareert voor mensen. Mogelijk dat de telefoon die is aangetroffen in zijn slaapkamer ook een dergelijke telefoon was.
Over de applicatie Signal heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij die app niet gebruikte.
Over de telefoon met het Signal-account [accountnaam 3] (de rechtbank begrijpt: beslagnummer BR019.02.01.002, telefoonnummer [telefoonnummer 3] ) heeft de verdachte ter zitting verklaard dat die betreffende telefoon weliswaar in de woning [adres 1] lag op het moment dat de verdachte daar is aangetroffen, maar dat die telefoon, anders dan door de politie is geverbaliseerd, was gelegen aan de andere kant van de bank waarop hij had gelegen. De telefoon lag niet onder het kussen waarop hij had gelegen, maar lag een stuk verwijderd van het voeteneinde van de bank. Volgens de verdachte waren andere mensen in de woning aanwezig van wie de telefoon kon zijn.
Tot slot heeft de verdachte ter terechtzitting erkend dat de andere telefoon (de rechtbank begrijpt: beslagnummer BR019.02.01.003, telefoonnummer [telefoonnummer 1] , Signal-account [accountnaam 3] ) die op 13 mei 2024 op [adres 2] is aangetroffen en die wel onder het kussen op de bank lag, zijn privé-telefoon was.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de bewijsvoering van de feiten 1, 2 en 4 in deze zaak komt het aan op de inhoud van berichtenverkeer van de diverse telefoons en van OVC-gesprekken gevoerd in de Opel Corsa.
De vraag die bij de beoordeling van de bewijsvraag dan ook allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachte te identificeren is als de gebruiker van de relevante Sky-accounts (feit 1), als degene die de OVC-gesprekken heeft gevoerd (feit 2) en als de gebruiker van het Signal-account [accountnaam 3] (feit 4).
Identificatie feit 2 (OVC).
In het proces-verbaal van identificatie van 20 december 2023, p. 39 e.v. PD, heeft een van de verbalisanten van het onderzoeksteam van de politie uiteengezet waarom de politie vermoedt dat het de verdachte was die het imeinummer 353045096833809 in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het imeinummer [IMEI-nummer 1] in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gebruikte.
Ook is in dat proces-verbaal uiteengezet waarom de politie vermoedt dat het de verdachte was die de Opel Corsa met het kenteken [kenteken] gebruikte.
In de Opel Corsa is vertrouwelijke communicatie opgenomen (OVC) en de rechtbank dient te beoordelen of het de verdachte was die de drugsgerelateerde gesprekken als bedoeld in feit 2 in de Opel Corsa heeft gevoerd.
De politie heeft onderzoeksgegevens uit diverse BOB-middelen met elkaar gecombineerd. Zo zijn telefoongesprekken getapt, die zijn gevoerd met de hiervoor vermelde telefoons. Gebruiks- en gesprekgegevens (locatiegegevens) van de telefoons zijn geanalyseerd.
De verdachte is geobserveerd, er is een peilbaken onder de Opel Corsa geplaatst en politieregistraties over hem in combinatie met de Opel Corsa zijn achterhaald.
De conclusie van de politie dat de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] aan de verdachte zijn toe te schrijven acht de rechtbank valide. Op basis van de informatie in het dossier is echter niet vast te stellen dat met deze telefoonnummers drugsgerelateerde gesprekken zijn gevoerd.
De rechtbank kan niet vaststellen dat het verdachte is die is te horen op de OVC-gesprekken die vanuit de Opel Corsa zijn gevoerd en die over drugs gaan. Waar de politie de bevindingen uit de onderzoeksgegevens heeft gecombineerd, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank de onderbouwing ervan. Er zouden op 30 mei 2023 telefoongesprekken in de Opel Corsa zijn gevoerd die in het kader van OVC ook zouden zijn opgenomen en die dag zou een afspraak zijn gemaakt voor een massage. Ook zou de Opel Corsa vervolgens zijn gepeild bij een massagesalon. Daarnaast zouden OVC-gesprekken zijn gevoerd waarin de gebruiker heeft gezegd bijna thuis te zijn of net thuis te zijn en op die momenten zou de Opel Corsa ook op of nabij het adres van de woning van de verdachte hebben gestaan. Deze onderzoeksgegevens zijn niet opgenomen in het procesdossier en de rechtbank kan deze aldus niet controleren. Op basis hiervan valt dus niet onomstotelijk vast te stellen dat het verdachte is geweest die in de Opel Corsa reed op de momenten dat er vanuit die auto over drugs werd gesproken.
De overeenkomsten in het gebruik van bepaalde woorden en de stemherkenning tussen de afgetapte telefoongesprekken en de OVC-gesprekken, die de betreffende verbalisant(en) heeft/hebben vastgesteld, acht de rechtbank onvoldoende om de OVC-gesprekken, gevoerd in de Opel Corsa, aan de verdachte toe te schrijven. Het betreffende taalgebruik is immers niet dermate bijzonder dat dit een sterke aanwijzing vormt dat het inderdaad de verdachte is die op de betreffende momenten in de auto zit. De stemherkenning is op zichzelf onvoldoende om de verdachte aan te merken als degene die op de OVC-gesprekken is te horen, ook in samenhang met de overige aanwijzingen die de politie daarvoor ziet. Aan het herkennen van stemmen zitten de nodige haken en ogen, terwijl de bewijswaarde daarvan ook minder groot is op het moment dat degene die de herkenning uitvoert al redenen had om aan te nemen dat het om dezelfde persoon zou kunnen gaan en er daartegen geen waarborgen zijn ingebouwd. De rechtbank kan niet uitsluiten dat een ander persoon dan de verdachte de drugsgerelateerde gesprekken vanuit de Opel Corsa als bedoeld in feit 2 heeft gevoerd.
Vrijspraak feit 2.
Bij het ontbreken van concrete bevindingen waaruit blijkt dat het de verdachte was die drugsgerelateerde gesprekken in de Opel Corsa voerde, zoals bedoeld in de tenlastelegging van feit 2, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit feit.
Identificatie feit 1 (Sky-accounts [accountnaam 2] en [accountnaam 1] ).
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 13 mei 2024 is in een nachtkastje op de slaapkamer van de verdachte een telefoon gevonden met daarop het Sky-account [accountnaam 2] , gebruikersnamen [gebruikersnaam 1] en [gebruikersnaam 2] , IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] . Het betreft een Apple iPhone 6 die werd voorzien van inbeslagnamenummer ME039.03.01.002 [4] .
Het account was actief van 19 december 2019 tot en met 19 juni 2020.
Met betrekking tot dit account waren op 161 dagen zogenaamde Access Point Name, afgekort APN-gegevens beschikbaar (waarvan 157 in Nederland).
In het algemeen kan over dergelijke gegevens worden gezegd dat daaraan is te zien waar een toestel verbinding maakt om online te kunnen zijn en waar Cell-ID’s gebruikt zijn.
Over een Cell-ID van een gebruikt basisstation kan in het algemeen worden gezegd dat dit het belangrijkste gegeven uit de historische verkeersgegevens is dat gebruikt wordt in de plaatsbepaling van de geregistreerde verbinding.
Concreet over het account [accountnaam 2] : op 85 van de 157 dagen en op 47 dagen ook in de nachtelijke uren werden de Cell-ID’s veelvuldig gebruikt op [adres 3] , ongeveer 483 meter verwijderd van de woning van de verdachte.
In een strafrechtelijk onderzoek genaamd WERL was informatie beschikbaar uit een JIT-onderzoek met België en Frankrijk dat zich richtte - en nog steeds richt - op mogelijke strafbare feiten gepleegd door de organisatie van het bedrijf Sky, te weten onder andere witwassen, deelneming aan een criminele organisatie en medeplichtigheid aan diverse door anderen (gebruikers van haar encryptiesoftware) gepleegde strafbare feiten, zoals handel in verdovende middelen geweldsmisdrijven en vermogensmisdrijven.
Het onderzoek ARGUS richt zich op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN-gebruikers van Sky. Het onderzoek heeft onder meer tot doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maakten van cryptotelefoons van Sky in beeld te brengen en te analyseren door het identificeren van de gebruikers van Sky-accounts die deel uitmaken van die criminele samenwerkings-verbanden.
In het kader van dit onderzoek is, vanuit het onderzoek WERL, informatie gedeeld met onderzoek ARGUS.
Onderzoek is gedaan naar de identiteit van het Sky-account [accountnaam 1] , met bijnaam [gebruikersnaam 4] , [accountnaam 1] Sky, [gebruikersnaam 3] en het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] .
Het account was actief van 15 juni 2020 tot en met 20 december 2020.
Er zijn 181 dagen APN-gegevens beschikbaar. Op 133 dagen werden de Cell-ID’s op de locatie [adres 3] gebruikt. Op 123 dagen werden Cell-ID’s in de nachtelijke uren gebruikt, waarvan 93 nachten op de locatie [adres 3] . Dit houdt in dat de aan het account gekoppelde telefoon en/of het bij dat toestel behorende IMEI-nummer zowel overdag als ’s nachts vooral gebruik maakte van een CELL-ID, dichtbij de woning van de verdachte.
Binnen het onderzoek Baracuda (dat zich richtte zich op Sky accounts waarvan het vermoeden bestond dat de gebruikers daarvan behoorden tot een bepaald crimineel samenwerkingsverband) zijn de APN-gegevens onderzocht. Daarbij is ook onderzoek gedaan naar Sky-account [accountnaam 1] , gekoppeld aan IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] .
En daaruit is gebleken dat de gebruiker van de telefoon met voormeld IMEI-nummer passagier is geweest van de vluchten: [vluchtnummer] op 11 juli 2020 van Barcelona (vertrek 10:13 uur) naar Eindhoven (aankomst 12:06 uur) en [vluchtnummer] op 12 juli 2020 van Eindhoven (vertrek18:06 uur) naar Barcelona (aankomst 19:52 uur). Uit het onderzoek bleek verder dat de verdachte één van drie personen was die op béide vluchten als passagier vermeld stond. Van deze drie personen is verdachte de enige die staat geregistreerd als inwoner van Eindhoven.
Binnen het onderzoek Baracuda heeft op 12 november 2020, ter identificatie van de gebruiker van het IMEI-nummer [IMEI-nummer 3] dat gekoppeld is aan het Sky-account [accountnaam 1] , op het moment dat de cryptotelefoon gebruik maakte van de meest gebruikte Cell-ID, ook een actie plaatsgevonden om te achterhalen waar de cryptotelefoon zich precies bevond. Uit de actie bleek dat de cryptotelefoon zich op dat moment hoogstwaarschijnlijk bevond op de [woonplaats] , zijnde het adres van de woning van de verdachte.
Uit nader onderzoek blijkt dat de SkyECC-ID's [accountnaam 2] en [accountnaam 1] een overeenkomst hebben op metadata. Beide accounts maakten gebruik van een soortgelijke gebruikersnaam " [gebruikersnaam 4] " en " [gebruikersnaam 2] ". Er zijn geen andere SkyECC-ID's die gebruik maakten van deze gebruikersnamen. Dit is een aanwijzing dat de gebruiker van Sky-account [accountnaam 2] ook de gebruiker is geweest van Sky-account [accountnaam 1] .
De rechtbank heeft de onderzoeksbevindingen en de daarop gebaseerde conclusies [5] ten aanzien van de identificaties met betrekking tot feit 1 tegen de achtergrond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gecontroleerd en telkens valide geacht. De rechtbank neemt al deze identificerende conclusies dan ook over. De rechtbank heeft in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanwijzingen gevonden om aan deze conclusies te twijfelen.
De verklaringen van de verdachte, dat veel mensen bij hem over de vloer kwamen die een dergelijke crypto-telefoon bij zich zouden kunnen hebben gehad, dat hij thuis regelmatig telefoons repareerde en dat hij nooit alleen reisde, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende concreet om als aannemelijke hem ontlastende verklaring te gelden. Zeker niet in het licht van de soortgelijke gebruikersnamen van beide accounts. Daar komt bij dat de verdachte pas in een laat stadium met deze verklaringen is gekomen en dat hij daarbij geen concrete te verifiëren gegevens heeft verstrekt.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, betekent dat de rechtbank alle chats van de beide hiervoor genoemde Sky-accounts aan de verdachte toeschrijft, die redengevend zijn voor het bewijs van feit 1.
Identificatie feit 4 (Signal-account [accountnaam 3] ).
De verdachte lag ten tijde van de aanhouding in de woning op [adres 1] op de bank in de woonkamer en naast hem werden twee telefoons aangetroffen.
Een daarvan was een Apple iPhone SE die aan een oplaadkabel lag. Deze telefoon werd in beslag genomen en onderzocht.
Het gaat om de Apple iPhone SE (beslagnummer BR019.02.01.002/goednummer 815484)
IMEI-nummer [IMEI-nummer 4]
Telefoonnummer [telefoonnummer 3]
Telefoonnummer [telefoonnummer 4] (signal)
Gebruik toestel 1 januari 2024 tot en met 13 mei 2024 (aanhouding)
Signal-account [accountnaam 3] [6]
Van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en bijbehorende IMEI-nummer werd binnen
onderzoek Tijgerlelie al eerder telecommunicatie opgenomen. De nummers werden geregistreerd tijdens een scan op aanwezigheid van mobiele apparatuur in nabijheid van de verdachte. Gedurende de looptijd van de opgenomen telecommunicatie werden geen reguliere telefoongesprekken geregistreerd. Uit dataverkeer kon worden afgeleid dat er via apps, zoals WhatsApp en Signal, gebeld werd. De locatie van de telefoon (afgeleid uit dataverkeer en de serviceberichten van Lebara) en de locatie van het voertuig in gebruik bij de verdachte (afgeleid door middel van het GPS baken) kwamen meermaals overeen. [7]
Er heeft aanvullend onderzoek aan de telefoon plaatsgevonden en uit de aangetroffen chats bleek dat Whatsapp gebruikt werd door [telefoonnummer 3] GOING (owner) in combinatie met een tweede account 447436847382@whatsapp.net (owner). [8]
Via de telefoon werden voice-berichten verstuurd en de verbalisant die het onderzoek heeft uitgevoerd heeft bij het uitluisteren van die voiceberichten de stem van de verdachte herkend.
Nadat de verdachte was overgebracht naar het bureau van politie te 's-Hertogenbosch werd in de woning [adres 1] , onder een kussen van de bank waar de verdachte op had gelegen, nog een mobiele telefoon aangetroffen. Ook dit betrof een iPhone SE.
Onderzoek Apple iPhone SE (beslagnummer BR019.02.01.003/goed nummer 815485)
IMEI-nummer 35519348862007
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Gebruik toestel 24 maart 2024 tot en met 13 mei 2024 (aanhouding)
Signal-account [accountnaam 4] [9] .
Ter terechtzitting van 1 september 2025 heeft de verdachte erkend dat dit zijn privé-telefoon was.
De rechtbank heeft de onderzoeksbevindingen en de daarop gebaseerde conclusies ten aanzien van de identificaties met betrekking tot feit 4 tegen de achtergrond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gecontroleerd en telkens valide geacht. De rechtbank neemt deze identificerende conclusies dan ook over. De rechtbank heeft in het dossier en het verhandelde ter terechtzittingen geen aanwijzingen gevonden om aan deze conclusies te twijfelen. Ook aan de vindplaats van de aangetroffen telefoon BR019.02.01.002 twijfelt de rechtbank niet.
De verklaringen van de verdachte dat hij geen Signal gebruikte, dat de telefoon in de woning verder van hem verwijderd was dan dat de politie heeft opgeschreven en dat de telefoon van anderen kan zijn, acht de rechtbank te weinig concreet om als aannemelijke hem ontlastende verklaring te gelden. De rechtbank acht zijn verklaringen ook ongeloofwaardig omdat op zijn privételefoon wel degelijk een Signal-account in gebruik is geweest, terwijl hij zelfs ter terechtzitting nog heeft ontkend ooit gebruik te hebben gemaakt van de Signal app. Bovendien vertonen de gebruikersnamen van de beide Signal-accounts grote overeenkomsten: [accountnaam 3] en [accountnaam 4] . Daar komt bij dat bij scans met een imsi-catcher op 1 maart 2024 op drie verschillende locaties is geconstateerd dat de telefoon met daarop het Signal-account [accountnaam 3] zich in de directe nabijheid van de verdachte bevond. Voor de rechtbank is hiermee boven redelijke twijfel verheven dat de verdachte de gebruiker is geweest van deze twee telefoons en dus ook van de beide Signal-accounts.
Alles afwegende betekent dit dat de rechtbank alle chats van het Signal-account [accountnaam 3] en de Whatsapp-communicatie gebruikt met [telefoonnummer 3] GOING (owner) in combinatie met een tweede account [telefoonnummer 5] (owner) aan de verdachte toeschrijft.
De bewijsmiddelen.
In bijlage 1 heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, zijnde de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Over de weergave van de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank als volgt.
Verbalisanten hebben de onderzoeksbevindingen in samenvattende vorm weergegeven in een relaas van bevindingen met bijbehorende verwijzingen naar de onderliggende brondocumenten. De rechtbank heeft de samenvattende onderzoeksbevindingen van de verbalisanten gecontroleerd aan de hand van onderliggende brondocumenten en heeft hierin geen noemenswaardige verschillen geconstateerd. De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het relaas van bevindingen. De rechtbank neemt uit praktische overwegingen en om de leesbaarheid van de bewijsmiddelen te bevorderen, de samenvattende weergave van de bewijsmiddelen als uitgangspunt en volstaat telkens met de vermelding en vindplaats van de onderliggende brondocumenten.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Bijzondere bewijsoverwegingen.
Feiten 1 en 4.
In de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bewijsbijlage komen bepaalde termen en “slang” taal voor. Deze termen en “slang” taal zijn door de politie in het procesdossier verklaard. De verklaringen daarvoor zijn onder meer afkomstig van het Cluster Synthetische Drugs van de Landelijke Recherche en zijn samengesteld door een materiedeskundige op het gebied van synthetische drugs, precursoren en NPS. De verklaringen zijn gebaseerd op meer dan één informatiebron uit onderzoeken, tapgesprekken/OVC, boekhoudingen en ambtshalve verkregen informatie alsmede google. Het gaat om:
B: (mogelijk) BMK (een precursor voor amfetamine of metamfetamine) of Boli
Boli: Boliviaanse cocaïne
C of C-tje: Colombiaanse cocaïne
Champagne kleur: MDMA kristallen die vrij zuiver en schoon zijn (zie ook witte - en cola kleur).
Col(l)o: Colombiaanse cocaïne
Creed: stempel
Crystal meth: metamfetamine
Efedrine: grondstof voor de productie van metamfetamine
ICE: metamfetamine
M: De afkorting M wordt algemeen gebruikt door criminelen voor MDMA (xtc). MDMA is de werkzame stof in een xtc tablet (tablet= werkzame stof+ hulpstoffen om te tabletteren. MDMA in pure kristalvorm wordt ook geconsumeerd. MDMA wordt hoofdzakelijk uit PMKgemaakt
M champagne: MDMA in champagne/ champagnekleur (bron: google)
Metha: Methamfetamine / crystal meth
Olie: amfetamine-olie of BMK-olie
Pap: geld
TP: afkorting voor transport
De rechtbank kan zich met deze verklaringen verenigen en de verdediging heeft deze niet betwist. De rechtbank maakte deze verklaringen dan ook tot de hare.
De rechtbank heeft hiervoor reeds de belastende communicatie met betrekking tot de feiten 1 en 4 afkomstig van het Sky-account en de chats via Signal aan de verdachte toegeschreven. Over die communicatie zijn inhoudelijk geen (bewijs)verweren gevoerd. Voor de rechtbank staat vast dat de betreffende communicatie zoals die ook volgt uit de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bewijsbijlage drugsgerelateerde gesprekken zijn en dat die vallen aan te merken als voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a Opiumwet. Voor de inhoud van die communicatie, verwijst de rechtbank naar de bewijsbijlage.
Medeplegen feiten 1 en 4.
De feiten 1 en 4 zijn in de dagvaarding aan de verdachte ten laste gelegd als medeplegen. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de strafbare voorbereidingshandelingen van Opiumwet-delicten in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat de rechtbank de verdachte daarvan partieel zal vrijspreken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 13 juni 2020 tot en met 22 oktober 2020 in Nederland,telkensom een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of (met)amfetamine, zijnde cocaïne en/of (met)amfetamine middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft verdachte met dat opzet telkens middels een cryptotelefoon (via de SKY ECC-account [accountnaam 1] en SKY ECC-account [accountnaam 2] ) met anderen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:
- de beschikbaarheid, vraagprijs en/of levering van hoeveelheden cocaïne en/of (met)amfetamine,- de aankoop, verkoop van hoeveelheden cocaïne en/of (met)amfetamine;
4.
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2024 tot en met 13 mei 2024 in Nederland,telkensom een feit als bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine, zijnde cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft verdachte met dat opzet telkensmiddels mobiele telefoon met en/of aan een of meer anderen gecommuniceerd en/of informatie verschaft, gevraagd en/of ontvangen over:- de beschikbaarheid, vraagprijs, opslag en/of levering van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine,- de aankoop, verkoop, mogelijkheden tot opslag en/of transport van een of meer hoeveelheden cocaïne en/of MDMA en/of (met)amfetamine.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft voor de 4 feiten de oplegging gevorderd van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht (bijlage 2).
Het standpunt van de verdediging.
Namens de verdachte is verzocht ermee rekening te houden dat de gesprekken/chats over verdovende middelen, zo die al door de verdachte zijn gevoerd, niet in een direct verband stonden tot concrete drugstransporten. Daarnaast is aangevoerd dat het niet om containers met verdovende middelen ging, maar om middelgrote hoeveelheden in de vorm van “blokken”.
Ook is verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de aanstaande geboorte van het tweede kind van de verdachte en zijn echtgenote en de omstandigheid dat hij zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, die in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis zijn opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte waaronder zijn draagkracht.
De ernst van de feiten.
Bewezen is verklaard dat de verdachte zich in 2020 gedurende 4 en in 2024 gedurende bijna 5 maanden heeft schuldig gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen van – kort gezegd – Opiumwetdelicten. Het ging in het bijzonder om de handel in harddrugs.
Uit de communicatie die hij heeft gevoerd is gebleken dat hij onderdeel uitmaakte van georganiseerde drugshandel. Van georganiseerde drugshandel gaat in aanzienlijke mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, waartegen krachtig moet worden opgetreden. Drugs en de handel daarin leiden, direct of indirect, tot ernstige vormen van geweld en criminaliteit en daarmee tot onveiligheid in de samenleving. Het is daarnaast algemeen bekend dat verdovende middelen en in het bijzonder harddrugs zoals onder andere cocaïne, MDMA en (met)amfetamine schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. De verdachte heeft zijn eigen belangen laten prevaleren boven de schadelijke gevolgen die de handel in drugs veroorzaakt. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte.
De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde feiten. Hij heeft enkel verklaringen afgelegd, waarbij hij naar anderen wijst als mogelijke gebruikers van cryptotelefoons en als gespreksdeelnemers aan chats over harddrugs. Ook hier houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden die – afgewogen tegen de ernst van het bewezenverklaarde – in het voordeel van de verdachte zouden moeten wegen.
De op te leggen straffen.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de mate van professionaliteit, zoals die ook uit de proceshouding van de verdachte is gebleken, ziet de rechtbank in verband met een juiste normhandhaving aanleiding om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Dit met het oog op vergelding en speciale preventie: het voorkomen van het plegen van nieuwe strafbare feiten door de verdachte. Daarnaast wil de rechtbank met deze straf anderen ontmoedigen soortgelijke strafbare feiten te plegen.
In de pleegperiode die volgt uit de bewezen verklaarde feiten en in de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor Opiumwet-delicten is veroordeeld, ziet de rechtbank nog ruimte om de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk op te leggen. Dit om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank komt tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van voorarrest.
Dit is een lichtere gevangenisstraf dan de door de officier van justitie gevorderde straf omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en de rechtbank van oordeel is dat de vrijheidsbenemende straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Het handelen van de verdachte komt voort uit winstbejag. Dit is uit de communicatie die de verdachte via de cryptotelefoons en chatgesprekken via Signal heeft gevoerd prominent naar voren gekomen. Om dat gedrag te demotiveren, zal de rechtbank naast de gevangenisstraf ook een forse geldboete van € 30.000,- opleggen. De rechtbank legt deze geldboete op als een bij de ernst en aard van de feiten passende straf.

Beslag.

Onder de verdachte zijn een aantal geldbedragen in beslag genomen, waarover de rechtbank moet beslissen. Wat de officier van justitie betreft moeten deze verbeurd worden verklaard, terwijl de verdediging heeft gepleit voor teruggave aan de verdachte.
Artikel 33a lid 1 Sr luidt voor zover van belang:
“Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
a. voorwerpen die aan de veroordeelde toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen;
(...)”
Onder ‘het strafbare feit’ in artikel 33a lid 1 Sr moet telkens het bewezen verklaarde feit worden verstaan. Voor verbeurdverklaring is vereist dat één van de in artikel 33a lid 1 Sr genoemde gronden zich voordoet ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. [10]
De bewezen verklaarde feiten betreffen hier kort gezegd opzettelijke voorbereidings- en bevorderingshandelingen van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van lijst I-middelen uit de Opiumwet.
De rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om concreet te kunnen vaststellen of de in beslag genomen geldbedragen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde feiten zijn verkregen.
De rechtbank zal daarom de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. Het belang van strafvordering verzet zich niet meer tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht
10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding voor het onder 3 ten laste gelegde feit nietig;
verklaart het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 en 4 telkens:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen trachten te verschaffen en voorwerpen/vervoermiddelen/stoffen/gelden/andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
(ten aanzien van feiten 1 en 4:)
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
waarvan 9 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
 een
geldboetevan
€ 30.000,-subsidiair 185 dagen hechtenis.
gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen, vermeld op de lijst van in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene, zijnde de verdachte:
een geldbedrag van € 3.170,-
een geldbedrag van € 1.130,-
een geldbedrag van € 10.000,-
een geldbedrag van € 20.000,-,.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.M. Vermeulen, voorzitter,
mr. A. van der Hilst en mr. S.H.C. Merkx, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 30 september 2025.

Voetnoten

1.Waar in dit vonnis of de daarbij behorende bewijsbijlage wordt verwezen naar:
2.P. 12 PD
3.P. 11 AD
4.P. 5 ZD01
5.P. 58-62 ZD01 proces-verbaal van bevindingen Identificatie SkyECC-ID [accountnaam 2] + p. 17-22 halverwege en p. 27-28 ZD01 proces-verbaal SKY-ID [accountnaam 1] van 1 juni 2023 (afkomstig uit onderzoek Argus) + p. 38 en 39 ZD01 proces-verbaal chats ( [accountnaam 1] )
6.P. 4 ZD03 en p. 22 ZD03
7.P. 22 en 23 ZD03
8.P. 6 ZD03
9.P. 7 ZD03
10.Vgl. HR 7 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:9