ECLI:NL:RBOBR:2025:6069

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
25/742
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA en de toekenning van een IVA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 3 oktober 2025, in de zaak tussen eiseres en het UWV, staat de vraag centraal of het UWV terecht heeft geweigerd om aan de ex-werknemer van eiseres per 13 januari 2024 een IVA-uitkering toe te kennen. Eiseres is van mening dat de volledige arbeidsongeschiktheid van de werknemer duurzaam is, maar het UWV heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft de beslissing van het UWV beoordeeld en komt tot de conclusie dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft waarom er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank wijst erop dat er behandelopties zijn die kunnen leiden tot verbetering van de functionele mogelijkheden van de ex-werknemer. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op een IVA-uitkering. De rechtbank heeft ook de proceskosten en het griffierecht niet toegewezen aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/742

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: drs. H.E. Wonnink, arts),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het UWV terecht heeft geweigerd om aan de ex-werknemer van eiseres [naam] per 13 januari 2024 een IVA-uitkering [1] toe te kennen, omdat zijn volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de weigering om een IVA-uitkering toe te kennen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de juiste beslissing heeft genomen. Er is weliswaar sprake van volledige arbeidsongeschiktheid, maar het UWV heeft voldoende gemotiveerd waarom er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres krijgt daarom geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met besluit van 7 november 2023 heeft het UWV de loongerelateerde uitkering (WGA) van ex-werknemer omgezet in een loonaanvullingsuitkering per 13 januari 2024.
2.1.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarna heeft de verzekeringsarts van het UWV sociaal-medisch onderzoek verricht. Dit is vastgelegd door de verzekeringsarts in het rapport van 21 maart 2024. Het UWV heeft in een voorgenomen beslissing van 26 maart 2024 aan eiseres laten weten dat het primaire besluit in stand blijft. Vervolgens heeft eiseres haar bezwaargronden aangevuld en heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (B&B) op 7 februari 2024 een medisch rapport opgesteld.
2.2.
Met het bestreden besluit van 14 februari 2025 is het UWV bij het besluit van 7 november 2023 gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
2.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De ex-werknemer heeft geen toestemming verleend voor kennisneming door eiseres van stukken die medische gegevens bevatten. De rechtbank heeft daarom bepaald dat uitsluitend de gemachtigde van eiseres kennis mag nemen van die stukken. Om dezelfde reden neemt de rechtbank in deze uitspraak de medische klachten van de ex-werknemer en de beroepsgronden van eiseres, en de daaraan gerelateerde stukken, in algemene bewoordingen op.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 9 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. De ex-werknemer was werkzaam bij eiseres als machinist voor 36,6 uur per week. Op 16 januari 2020 heeft ex-werknemer zich ziekgemeld voor dit werk. Na de wachttijd van twee jaar te hebben volgemaakt heeft ex-werknemer een WIA-uitkering [2] aangevraagd. De ex-werknemer is in het kader van de Wet WIA door de verzekeringsarts onderzocht. Hiervan is op 14 december 2021 een rapportage opgemaakt. In de rapportage komt de verzekeringsarts tot de conclusie dat er sprake is van een situatie waarin ex-werknemer geen benutbare mogelijkheden heeft. Ex-werknemer is dan ook volledig arbeidsongeschikt maar deze situatie is niet duurzaam. De verwachting van de verzekeringsarts is namelijk dat de medische situatie zal verbeteren. Aan ex-werknemer is daarom een WIA-uitkering toegekend per 13 januari 2022. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar ingesteld. Dit bezwaar is door het UWV ongegrond verklaard. Ex-werknemer is vervolgens op 13 juli 2023 gesproken door een sociaal medisch verpleegkundige en op 7 november 2023 heeft het UWV het primaire besluit genomen zoals vermeld onder het procesverloop.
Standpunten partijen
4. Het UWV handhaaft in het bestreden besluit de beslissing dat ex-werknemer geen recht heeft op een IVA-uitkering. Daarbij verwijst het UWV naar de beoordelingen van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B). Er is bij ex-werknemer geen sprake van een progressief ziektebeeld of een ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Met de juiste behandelingen valt verbetering te verwachten in het eerst komende jaar of na het komende jaar. Door de verbetering zullen ook de functionele mogelijkheden van ex-werknemer wezenlijk kunnen toenemen. Daarom is de situatie van geen benutbare mogelijkheden niet duurzaam.
4.1.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de beperkingen van haar ex-werknemer duurzaam zijn als gevolg waarvan een zogenoemde IVA-uitkering had moeten worden toegekend. Ex-werknemer heeft al eerder behandelingen gevolgd die destijds niet zijn afgerond. Daarom betwijfelt eiseres of dezelfde behandelingen nu wel verbeteringen zullen betekenen in de belastbaarheid van ex-werknemer. Er is vanuit ex-werknemer weinig motivatie om zich te laten behandelen waardoor verbetering niet op zal treden. Het niet inzetten van een behandeling is ook niet verwijtbaar volgens eiseres maar maakt onderdeel uit van het ziektebeeld. Verder vindt eiseres dat de verzekeringsarts onvoldoende heeft toegelicht waartoe de behandelingen zullen leiden. Het geschetste perspectief is weinig concreet. Het UWV heeft dus niet goed genoeg gemotiveerd waarom de beperkingen van ex-werknemer niet duurzaam zijn.
Wettelijk kader
5. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5.1.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009 [3] geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij, uitgaande van de medische situatie op de datum in geding, een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
5.2.
Voor de beoordeling van de duurzaamheid van volledige arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV het beoordelingskader voor verzekeringsartsen “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen”. Op grond van dit beoordelingskader zijn arbeidsbeperkingen duurzaam als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie op het moment van de beoordeling. Daarbij doorloopt de verzekeringsarts drie stappen. De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden (stap 1). Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht (stap 2). Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht (stap 3).
5.3.
De CRvB heeft eerder overwogen dat het ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming wenselijk is dat de verzekeringsartsen het beoordelingskader volgen bij hun onderzoek naar de vraag of een verzekerde duurzaam arbeidsongeschikt is te achten. Het niet zetten van alle achtereenvolgende stappen van het beoordelingskader brengt niet reeds mee dat om die reden een bepaald besluit strijdt met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel. Het beoordelingskader is een hulpmiddel ten behoeve van een zorgvuldige, consistente en onderbouwde besluitvorming. Het niet zetten van alle stappen van het beoordelingskader is daarom niet in strijd te achten met de eisen die zijn te stellen aan een besluitvorming als dit in een concreet geval heeft geleid tot een besluit dat is voorzien van een deugdelijke motivering. [4]
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt de vraag of aan de ex-werknemer terecht geen IVA-uitkering is toegekend. Het geschil spits zich daarbij toe op de vraag of de verzekeringsartsen kunnen worden gevolgd in hun conclusie dat de situatie van geen benutbare mogelijkheden niet duurzaam is. De rechtbank is van oordeel dat het UWV voldoende gemotiveerd heeft toegelicht dat de situatie van geen benutbare mogelijkheden van ex-werknemer niet duurzaam is. Daarvoor geldt de volgende motivering.
6.1.
De verzekeringsarts van het UWV heeft in het rapport van 21 maart 2024 toegelicht dat de ex-werknemer door mogelijke behandeling medisch gezien wezenlijk zal kunnen verbeteren waarbij ook zijn functionele mogelijkheden wezenlijk zullen toenemen. Daarbij heeft de verzekeringsarts betrokken dat eerdere behandelingen succesvol waren, maar dat door omstandigheden er toch sprake was van een terugval. De verzekeringsarts B&B heeft de ex-werknemer aangemeld voor een expertise-onderzoek om zo meer duidelijkheid te krijgen over de eventueel resterende behandelopties en wat daar nog van te verwachten valt. Psychiater Van Venrooij heeft ex-werknemer vervolgens op 12 december 2024 gezien en op 30 januari 2025 een rapportage uitgebracht. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting aangegeven blij te zijn dat het UWV deze expertise heeft laten verrichten en heeft het onderzoek dat door psychiater Van Venrooij is gedaan, niet bestreden. Psychiater Van Venrooij concludeert dat er behandelopties zijn. Hij licht toe hoe de behandelingen kunnen worden ingericht waardoor de kans dat ex-werknemer de behandeling vroegtijdig beëindigd wordt afgenomen. Motivatie is hierbij, zoals bij elke behandeling, van belang.
6.2.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het UWV gedegen onderzoek heeft gedaan naar de behandelmogelijkheden die nog beschikbaar zijn voor ex-werknemer en waaruit functionele mogelijkheden kunnen volgen. Op zitting heeft het UWV gemotiveerd toegelicht hoe deze behandelopties specifiek zien op ex-werknemer. Er is gekeken naar zijn huidige situatie en ook naar zijn geschiedenis en daarop gebaseerd heeft psychiater Van Venrooij suggesties voor behandeltrajecten gedaan. Het standpunt van eiseres dat de beoordeling van het UWV onvoldoende specifiek ziet op de situatie van de ex-werknemer kan de rechtbank dan ook niet volgen. De verzekeringsarts B&B heeft verder voldoende gemotiveerd waarom eerder ingezette behandelingen nu wel tot verbetering kunnen leiden. Wat de behandeling exact betekent voor de belastbaarheid van ex-werknemer kan door psychiater Van Venrooij niet worden gezegd, omdat eerst met de behandelingen gestart moet worden. Voor een deel van ex-werknemers klachten kan het zijn dat er ook na behandeling restklachten blijven bestaan die van invloed zijn op de belastbaarheid.
6.3.
Verder kan de rechtbank de verzekeringsarts B&B volgen in zijn conclusie dat uit het voorgaande volgt dat verbetering niet is uitgesloten en dat de kans op verbetering ook niet als minder dan gering kan worden beschouwd. Eiseres vindt dat dit perspectief onvoldoende duidelijk is. De belastbaarheid van ex-werknemer in de toekomst is nu een grote gis waardoor het ontbreken van de duurzaamheid onvoldoende wordt gemotiveerd, aldus eiseres. De rechtbank volgt eiseres ook hierin niet. Voor het gehele ziektebeeld van ex-werknemer is behandeling mogelijk en maar voor een gedeelte is kans op restklachten door psychiater Van Venrooij benoemd. Daarmee is het voor de rechtbank voldoende duidelijk dat er iets in de situatie van geen benutbare mogelijkheden kan verbeteren waardoor er functionele mogelijkheden kunnen ontstaan en er dus geen sprake meer is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. In welke mate ex-werknemer dan precies belastbaar zal zijn, is iets wat nu nog niet kan worden gezegd. Zoals het UWV op de zitting heeft toegelicht is het een inschatting die de verzekeringsarts B&B maakt en geen prognose.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Wintjes, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.IVA staat voor inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten.
2.Wet WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
4.Zie de uitspraken van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896, ro. 7.3 en 28 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1038, ro. 4.4.