ECLI:NL:RBOBR:2025:6712

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
25/2373
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning op basis van de Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 17 oktober 2025, wordt het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster, eigenaar en bewoner van een woning in Helmond, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om haar woning voor vier maanden te sluiten op grond van de Opiumwet. Tijdens een politieonderzoek op 24 juli 2025 werden in de woning aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen, evenals andere verdachte goederen. De burgemeester oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was om de woning uit het drugscircuit te halen, ondanks dat verzoekster aanvoerde dat zij niet betrokken was bij de drugshandel en dat de sluiting niet evenwichtig was gezien haar gezondheidssituatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende bewijs was voor recidiverende drugshandel vanuit de woning en dat de sluiting gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een spoedeisend belang had, maar dat het bezwaar tegen de sluiting geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de motivering dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk en evenwichtig was.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/2373

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.M. Moes),
en

de burgemeester van de gemeente Helmond, de burgemeester

(gemachtigde: mr. R. Homminga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter of er redenen zijn om tot schorsing over te gaan van het besluit van de burgemeester om de woning van verzoekster te sluiten.
1.1.
Met het besluit van 8 september 2025 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester op grond van de Opiumwet de woning van verzoekster gesloten voor de duur van vier maanden.
1.2.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij de burgemeester.
1.3.
Verzoekster heeft daarnaast een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de zoon van verzoekster [naam] (die als tolk voor verzoekster heeft opgetreden) en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Verzoekster is eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (de woning). Op 24 juli 2025 heeft de politie, naar aanleiding van meldingen van Meld Misdaad Anoniem, onderzoek gedaan naar verdovende middelen in de woning. Tijdens de doorzoeking heeft de politie in totaal 84,4 gram harddrugs (MDMA, cocaïne, 2MMC en ketamine), 27 gram softdrugs (cannabis) en negen volle lachgasflessen van 2 kilogram aangetroffen. Ook zijn in de woning 371 ballonnen, € 12.945,- in contant geld, een taser, pepperspray, 5 rijbewijzen, 5 paspoorten, 29 ID-kaarten en 12 bankpassen gevonden.
3. De burgemeester heeft verzoekster laten weten dat hij het voornemen heeft haar woning te sluiten voor de duur van vier maanden in verband met de in de woning aangetroffen handelshoeveelheid soft- en harddrugs. Verzoekster heeft van de mogelijkheid gebruikgemaakt om schriftelijk haar zienswijze daarop te geven. Met het bestreden besluit heeft de burgemeester de woning gesloten voor de duur van vier maanden [1] overeenkomstig het door hem gevoerde beleid. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Verzoekster wil met haar verzoek bereiken dat haar woning niet wordt gesloten, in ieder geval totdat door de burgemeester op haar bezwaar tegen de sluiting is beslist. De burgemeester heeft desgevraagd laten weten dat hij met de sluiting van de woning wacht totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
5. De beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening heeft een voorlopig karakter en bindt de rechter in de (eventuele) hoofdzaak niet.
6. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening moet de voorzieningenrechter eerst vaststellen dat verzoekster een spoedeisend belang heeft. [3] De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster spoedeisend belang heeft, omdat zij door het besteden besluit geen toegang meer tot haar woning heeft en (op korte termijn) elders onderdak moet vinden. De burgemeester vindt overigens ook dat verzoekster een spoedeisend belang heeft.
7. Dan moet er een beoordeling plaatsvinden of het bestreden besluit na bezwaar zal standhouden. Dit heet het voorlopig rechtmatigheidsoordeel. Dit betekent niet dat de voorzieningenrechter het bestreden besluit toetst op de wijze waarop de burgemeester het in bezwaar moet heroverwegen. De voorzieningenrechter beoordeelt of het bezwaar van verzoekster redelijke kans van slagen heeft. Heeft het dat niet, dan wordt het verzoek afgewezen. Heeft het dat wel, dan wordt het verzoek toegewezen. Is er twijfel over, dan vindt er een belangenafweging plaats tussen het algemeen belang dat de burgemeester met het besluit wil dienen en het concrete belang van verzoekster.
7.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat hij van oordeel is dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. Daarvoor geldt de volgende motivering.
7.2.
Verzoekster betwist niet dat de in overweging 2. genoemde goederen in haar woning zijn aangetroffen en evenmin dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten.
7.3.
Verzoekster vindt de woningsluiting echter niet evenredig. In dit kader moet worden beoordeeld of de woningsluiting geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [4] Verzoekster stelt dat de woningsluiting niet noodzakelijk en niet evenwichtig is.
7.4.
Verzoekster vindt de woningsluiting niet noodzakelijk, omdat volgens haar geen sprake is van handel vanuit de woning, een recidivesituatie dan wel ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Enkele maanden geleden heeft de burgemeester de woning van verzoekster willen sluiten vanwege ernstig geweld en een bedreiging met ernstig geweld in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning. [5] De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft dat besluit geschorst, volgens verzoekster om dat daartoe de noodzaak ontbrak. [6] Volgens verzoekster is de situatie in essentie niet gewijzigd en ontbreekt de noodzaak tot sluiting nog steeds. De vondst van de drugs en daaraan gerelateerde goederen in de woning maken dat niet anders. De burgemeester vindt de sluiting van de woning wel noodzakelijk, omdat wel sprake is van drugshandel vanuit de woning. In het afgelopen jaar is de dochter van verzoekster driemaal door de politie in verband gebracht met de aanwezigheid van (grote hoeveelheden) lachgas. Met de sluiting wordt de woning zichtbaar onttrokken als schakel in het drugscircuit. De burgemeester heeft naar aanleiding van de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter zijn besluit (van 7 mei 2025) om de woning op grond van de Gemeentewet te sluiten herroepen. Maar de vondst van de drugs en daaraan gerelateerde goederen in de woning in combinatie met het eerdere maken volgens de burgemeester dat het ernstig geweld in de onmiddellijke nabijheid van de woning noodzakelijk is.
7.5.
De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot de noodzakelijkheid van de sluiting als volgt.
7.5.1.
In de bestuurlijke rapportage van 12 augustus 2025 staat het volgende:
  • Op 30 juli 2024 controleerde de politie een voertuig op de [adres] in [woonplaats]. In het voertuig zat de dochter van verzoekster en in het voertuig werden vier volle en drie lege lachgasflessen aangetroffen, 5.000 zwarte ballonnen en 100 à 150 euro in kleine coupures.
  • Op 30 januari 2025 was de auto van de meerderjarige zoon van verzoekster doelwit van een aanslag. Bij de auto werd een papier aangetroffen met de tekst “volgende keer je osso”.
- Op 26 april 2025 werd gezien dat iets naar de woning wordt gegooid waarna een explosie plaatsvond. In de tuin werd een dreigbrief aangetroffen met de tekst: “VOOR KANKER SNITCH, MAAK OVER 5K. ANDERS OSSO WEG 1 WEEK DE TIJD.” [8]
  • Op 26 mei 2025 controleerde de politie de bestuurder van een scooter waaraan een bigshopper hing met daarin twee lachgasflessen. Tijdens het gesprek onttrok zich de dochter van verzoekster en ging naar de woning. De bestuurder vertelde de politie dat de lachgasflessen niet van hem waren en dat hij die van de dochter van verzoekster kreeg.
  • Op 3 juni 2025 controleerde de politie een voertuig dat geparkeerd stond achter de woning. In het voertuig zat de dochter van verzoekster en in het voertuig werden twee lachgasflessen aangetroffen.
7.5.2.
In de bestuurlijke rapportage van 30 september 2025 zijn drie MMA-meldingen [9] opgenomen van 31 maart 2023, 28 juni 2024 en 24 juli 2024. In de eerste melding staat dat de zoon van verzoekster handelt in lachgas. In de tweede melding staat dat de zoon en dochter van verzoekster handelen in cocaïne, hasj en lachgas. In de derde melding staat dat er vanuit de woning lachgas wordt verkocht “door de vrouw die daar woont”.
7.5.3.
De voorzieningenrechter is het met de burgemeester eens dat voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van recidiverende drugshandel vanuit de woning. De hiervoor (in de overwegingen 7.5.1. en 7.5.2.) weergegeven gebeurtenissen en de op 24 juli 2025 in de woning aangetroffen goederen bieden daarvoor voldoende grondslag. Verder vindt de voorzieningenrechter anders dan verzoekster dat de situatie sinds de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter wezenlijk is gewijzigd. Aan de in die uitspraak beoordeelde sluiting lagen alleen de (hiervoor in overweging 7.5.1. genoemde) gebeurtenissen van 30 januari 2025 en 26 april 2025 ten grondslag. Een (duidelijke) relatie met drugshandel ontbrak voor de burgemeester op dat moment. Uit de hem nu bekende informatie blijkt dat de woning al langere tijd een functie in het drugscircuit vervult. De voorzieningenrechter vindt het – bij gebrek aan enige indicatie van iets anders – ook voldoende aannemelijk dat hierdoor de woning doelwit van een aanslag is geweest. De burgemeester heeft er terecht op gewezen dat degelijke aanslagen in het drugsmilieu niet vreemd zijn en dat nieuwe aanslagen niet kunnen worden uitgesloten zolang de woning een functie in het drugscircuit blijft vervullen. De voorzieningenrechter kan de burgemeester dan ook volgen in zijn standpunt dat sluiting van de woning noodzakelijk is om deze als schakel in het drugscircuit weg te nemen. Niet valt in te zien hoe hetzelfde effect met een lichtere maatregel – zoals een waarschuwing – kan worden bereikt.
7.6.
Verzoekster vindt de sluiting verder niet evenwichtig. De in de woning aangetroffen drugs zijn van de meerderjarige zoon van verzoekster die ook als enige strafrechtelijk wordt vervolgd. Verzoekster was niet betrokken bij de aanwezigheid van de drugs en aannemelijk is dat zij daarvan ook niet op de hoogte was, omdat zij in de periode van 19 juli 2025 tot 24 juli 2025 op vakantie was. Verder lijdt verzoekster aan kanker met uitzaaiingen, is zij in de laatste fase van haar leven en heeft daarom de verzorging in en rust van haar woning als veilige en stabiele omgeving hard nodig. Zij wijst op de verklaring van haar huisarts waarin staat dat verzoekster in verband met haar medische toestand niet in staat is haar woning te verlaten. De burgemeester vindt de sluiting wel evenwichtig. Hij wijst erop dat verzoekster verantwoordelijk is voor wat er zich in haar woning afspeelt. Verder waren er voor verzoekster voldoende aanwijzingen dat haar kinderen zich inlieten met drugshandel en daarvoor haar woning gebruikten. Dat verzoekster vanwege haar gezondheidssituatie haar woning nodig heeft, vindt de burgemeester onvoldoende onderbouwd. Dat de woning een veilige en stabiele omgeving is volgt hij niet. De woning is in april 2025 doelwit geweest van een aanslag met een explosief. Hoewel er sindsdien geen nieuwe aanslagen zijn geweest, is de burgemeester van mening dat verzoekster rust en stabiliteit zal ervaren door elders te verblijven. Het vinden van tijdelijke vervangende woonruimte acht de burgemeester voor verzoekster mogelijk, onder andere gelet op het in de woning aangetroffen contante geldbedrag waarmee vervangende woonruimte voor vier maanden is te bekostigen.
7.7.
De voorzieningenrechter overweegt met betrekking tot de evenwichtigheid van de sluiting als volgt.
7.7.1.
In de bestuurlijke rapportage van 12 augustus 2025 staat dat bij het zoekend rondkijken in de woning op 24 juli 2025 verzoekster en haar meerderjarige zoon aanwezig waren. Twee onbekend gebleven personen betraden de achtertuin en pakten een bigshopper tas en zetten het op een lopen. Een politieagent liep de achtertuin in en probeerde achter deze personen aan te gaan. De politieagent werd tegengehouden in de tuin door de meerderjarige zoon van verzoekster. De in de woning aanwezige politieagenten gingen naar de tuin om de eerdergenoemde politieagent te ontzetten. Verzoekster sloot vervolgens de politieagenten buiten door de voordeur en de achterdeur op slot te draaien. De politie heeft daarop de voordeur geforceerd en zowel verzoekster als haar meerderjarige zoon aangehouden. De woning is vervolgens met machtiging van de rechter-commissaris doorzocht.
7.7.2.
De voorzieningenrechter heeft verzoekster op de zitting bevraagd naar deze gang van zaken en met name haar betrokkenheid daarin. Verzoekster heeft daarop gezegd dat zij handelde uit paniek. De politieagenten hadden zich volgens haar niet gelegitimeerd, zodat ze niet wist dat ze met politieagenten te maken had. Ook zou verzoekster de deuren op slot hebben gedaan om te voorkomen dat haar kat de woning uit zou vluchten. De voorzieningenrechter vindt deze verklaring volstrekt onaannemelijk. Als de politieagenten zich niet hadden gelegitimeerd, valt niet in te zien waarom verzoekster hen eerst toegang tot haar woning zou hebben verschaft. En voor het binnenhouden van de kat in de woning was enkel het dichtdoen van de deur voldoende; die hoefde daarvoor niet tevens op slot te worden gedraaid.
7.7.3.
Gelet op de in de woning aangetroffen goederen (omschreven in overweging 2. van deze uitspraak) en de hiervoor (in overwegingen 7.5.1., 7.5.2 en 7.7.1.) weergegeven gebeurtenissen, gelooft de voorzieningenrechter er niets van dat verzoekster niet op zijn minst op de hoogte was van de drugshandel in haar woning. Uit de in het dossier aanwezige foto’s blijkt dat de drugs en diverse toebehoren door de woning heen min of meer voor het grijpen lagen en dat ook door de woning heen diverse stapels met cash geld lagen. Uit het dossier blijkt ook voldoende dat de drugshandel op 24 juli 2025 al zeer geruime tijd gaande was. Dit kan verzoekster als hoofdbewoner van de woning niet zijn ontgaan. Het buitensluiten van de politieagenten (die de woning verlieten om hun collega te ontzetten) door verzoekster is een actie die in dit verband sterk in haar nadeel spreekt.
7.7.4.
Daar komt nog bij dat verzoekster door het eerdere besluit van de burgemeester (van 7 mei 2025) om haar woning te sluiten als een gewaarschuwd mens mag worden beschouwd. Dat dit besluit nadien is herroepen, maakt dat niet anders. Het was toen voor de burgemeester nog niet duidelijk dat de aanslagen op de auto van de zoon van verzoekster en op de woning verband hielden met drugs, maar dat moet voor verzoekster redelijkerwijs wel duidelijk zijn geweest. Verder kan uit het dossier redelijkerwijs geen andere conclusie volgen dan dat de drugshandel vanuit de woning na de eerdere sluiting ‘gewoon’ is doorgegaan. Daarmee heeft verzoekster willens en wetens het risico op een nieuwe woningsluiting genomen. De voorzieningenrechter wil niet voorbijzien aan de zeer slechte gezondheidssituatie van verzoekster, maar het is niet zo dat verzoekster om medische redenen aan haar woning is gebonden zoals zij ook op de zitting heeft verklaard. Al met al is er onvoldoende grond om de woningsluiting als niet evenwichtig te zien.
8. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, is voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer-Habraken, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet.
2.Beleidsregel handhaving 13b Opiumwet Helmond 2024 van 8 februari 2024, Gemeenteblad 2024, 77848.
3.Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
5.Op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet.
6.Rechtbank Oost-Brabant 4 juni 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:3186.
7.Straattaal voor: “Volgende keer je huis”.
8.Straattaal voor: “Voor de verrader: maak € 5.000 over, anders is je huis weg. Je hebt een week de tijd.”
9.Meld misdaad anoniem (MMA).