ECLI:NL:RBOBR:2025:6903

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
413230 / EX RK 25-29
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De aansprakelijkheid van Unigarant N.V. voor letselschade na verkeersongeval met een lid van de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid van Ronse

In deze beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, uitgesproken op 14 oktober 2025, wordt een deelgeschil behandeld inzake letselschade. De verzoeker, een lid van de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid van Ronse, heeft in 2019 een ernstig verkeersongeval gehad, waarbij zij zwaar schedel-hersenletsel opliep. De verzekeraar van de andere partij, Unigarant N.V., heeft aansprakelijkheid erkend, maar er is onenigheid over de schadevergoeding. De congregatie heeft kosten gemaakt voor vervangende werkzaamheden van de verzoeker, die bijna € 125.000,- bedragen. De rechtbank oordeelt dat de congregatie, als civielrechtelijke rechtspersoon, geen schade kan vorderen in het deelgeschil, omdat de schade niet door de verzoeker zelf is geleden. De rechtbank verklaart de congregatie niet ontvankelijk in haar verzoeken en wijst de verzoeken van de verzoeker af. Wel worden de kosten van het deelgeschil aan de zijde van de verzoeker begroot op € 8.406,18, die Unigarant moet betalen. De beschikking benadrukt dat de deelgeschilprocedure alleen openstaat voor de benadeelde zelf, en niet voor rechtspersonen.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer / rekestnummer: C/01/413230 / EX RK 25-29
Beschikking van 14 oktober 2025
in de zaak van
1.
DE NEDERLANDSE PROVINCIE VAN DE CONGREGATIE DER ZUSTERS VAN BARMHARTIGHEID VAN RONSE,
te Eindhoven,
2.
[verzoeker 2],
te [plaats] ,
verzoekende partijen,
hierna afzonderlijk te noemen: de congregatie en [verzoeker 2] ,
advocaat: mr. G.J.L.F.M. Schakenraad,
tegen
UNIGARANT N.V.,
te Hoogeveen,
verwerende partij,
hierna te noemen: Unigarant N.V.,
advocaat: mr. R.T. Bocxe.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 28 februari 2025, met producties 1 tot en met 11,
- het verweerschrift van 25 juli 2025,
- de mondelinge behandeling van 16 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [verzoeker 2] is lid van de Congregatie der Zusters van Barmhartigheid van Ronse. Zij heeft de naam [verzoeker 2] aangenomen. Deze naam wordt hierna gebruikt.
2.2.
Op 8 november 2019 is [verzoeker 2] (toen 84 jaar) slachtoffer geworden van een verkeersongeval. Tijdens een uitje in [plaats] liep zij op het fietspad en is zij van achteren aangereden door een bromfiets. Na de aanrijding is [verzoeker 2] met zwaar schedel-hersenletsel overgebracht naar het ziekenhuis. Er was sprake van een fractuur in het achterhoofdsbeen en een hersenkneuzing.
2.3.
[verzoeker 2] is tot en met 17 november 2019 opgenomen geweest in het ziekenhuis. Daarna verbleef zij in een zorginstelling tot eind december 2019. Ten slotte verbleef [verzoeker 2] vier maanden in een herstelomgeving.
2.4.
Voor het ongeval had [verzoeker 2] binnen de congregatie verschillende rollen. Het gaat om bestuurlijke functies, waaronder die van provinciaal overste, lid van het algemeen bestuur, voorzitter van de Raad van Toezicht van de kerkelijke instelling Erfgoed Glorieux en van het bestuur van de kerkelijke instelling Zusters van Barmhartigheid Ronse. Daarnaast was zij vertrouwenspersoon, religieus leider en moeder-overste. Tot de laatste functie behoorden ook organisatorische taken.
2.5.
Tijdens de herstelperiode zijn de taken van [verzoeker 2] waargenomen door anderen (derden). Na de herstelperiode heeft [verzoeker 2] de meeste taken weer op zich kunnen nemen, al dan niet met ondersteuning. De organisatorische taken die zij als moeder-overste had zijn definitief overgenomen.
2.6.
De bromfiets werd bestuurd door de heer [A] . Hij is verzekerd bij Unigarant.
2.7.
Op 2 december 2019 is Unigarant aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Unigarant heeft aansprakelijkheid erkend. In juni 2020 is een voorschot van
€ 7.500,- betaald.
2.8.
Partijen hebben overleg gevoerd over de definitieve afwikkeling van de schadevergoeding. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt. Met name de kosten van waarneming houdt partijen verdeeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De congregatie en [verzoeker 2] verzoeken de rechtbank in dit deelgeschil:
I.
te verklaren voor recht:
1. dat de congregatie gerechtigd is de door [verzoeker 2] geleden schade te vorderen als eigen schade,
2. dat de congregatie gerechtigd is haar vermogensnadeel bestaande uit het loon voor de vervanging van [verzoeker 2] , te weten de bruto loonsommen voor de arbeid als bedoeld in randnummer 37 van het verzoekschrift, te vorderen,
3. subsidiair dat [verzoeker 2] recht heeft op vergoeding van de vermogensschade bestaande uit de kosten ter vervanging van haar persoon, maar in het bijzonder de bruto loonsommen voor de arbeid als in randnummer 37 bedoeld, althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
II.
Unigarant te veroordelen om aan verzoekers hoofdelijk, in die zin dat aan de
een betaald zal zijn dat bevrijdend voor de ander is, te voldoen:
4. de overige materiële en immateriële schade naast de loonkosten als hiervoor bedoeld, geleden door het ongeval; nader op te maken in goed overleg,
5. de buitengerechtelijke kosten van € 4.951,32,
6. de kosten van dit deelgeschil te begroten op en te veroordelen tot betaling van
€ 8.385,30 tot op heden respectievelijk de werkzaamheden nadien nog nader te bepalen, alsook het door verzoekers betaalde griffierecht van € 320,-.
De bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 14 dagen na datum van de te geven beschikking.
3.2.
Aan deze verzoeken hebben de congregatie en [verzoeker 2] het volgende ten grondslag gelegd. Als gevolg van het ongeval is [verzoeker 2] eerst volledig en vervolgens deels uitgevallen. [verzoeker 2] stelde al haar beschikbare uren van de dag in dienst van de congregatie. Zo was zij zeven dagen per week actief, en al gauw zo’n vijftien uur per dag. Ook in de ideële omgeving van de congregatie moet het uitgangspunt zijn dat de integrale vervangingskosten voor al haar werkzaamheden in al haar rollen als schade wordt vergoed. In productie 9 is een uitsplitsing gemaakt van deze kosten. Daarbij is gerelateerd aan de activiteit, de persoon van de vervanger, het aantal uren, het betreffende uurtarief en het totaalbedrag sinds de datum van het ongeval. De waarneming is gedaan door vier verschillende personen met een verschillende loonwaarde. Het totaalbedrag is € 124.803,-.
3.3.
Unigarant verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. De congregatie kan geen verzoek indienen in deelgeschil omdat zij een civielrechtelijke rechtspersoonlijkheid is. Geen enkele rechtspersoon kan de kosten van vervangende krachten verhalen op een aansprakelijke derde. [verzoeker 2] verlangt geen vergoeding voor zichzelf. Ook heeft zij geen kosten gemaakt voor vervanging, zodat dit niet haar schade is. Wat betreft de diverse posten wordt verweer gevoerd, onder andere wat betreft de gestelde omvang daarvan. Als daarvoor wel voldoende is gesteld, is bewijslevering nodig. Daarvoor leent de deelgeschilprocedure zich niet.
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hieronder nader ingegaan, voor zover nodig.

4.De beoordeling

De congregatie kan in deze procedure geen schade vorderen (verzoeken 1. en 2.)
4.1.
Deze procedure is aanhangig gemaakt op basis van artikel 1019w Rv. Dit artikel biedt zowel de persoon die schade door dood of letsel heeft geleden (de benadeelde) als de partij die daarvoor aansprakelijk wordt gesteld de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een beslissing van de rechter in te roepen. Als het gaat om de benadeelde gaat het uitsluitend om de persoon die zelf schade heeft geleden. De regresnemer, cessionaris [1] als ook degene die van de benadeelde een privatieve last heeft gekregen om de schade rechtstreeks op de aansprakelijke partij te verhalen [2] vallen daar niet onder. Uit de toelichting blijkt dat ervoor is gekozen de deelgeschilprocedure alleen open te stellen voor de in lid 1 en lid 2 genoemde personen omdat een trage afwikkeling van de zaak voor hen het meest belastend is.
4.2.
De congregatie is een civielrechtelijke rechtspersoonlijkheid. Voor haar is de deelgeschilprocedure niet open gesteld.
4.3.
Door de congregatie is de vergelijking gemaakt met een gemeenschap van goederen, in die zin dat het vermogen van [verzoeker 2] daarvan deel is gaan uitmaken door de gelofte van armoede. Als een benadeelde in gemeenschap van goederen is getrouwd, lijdt ook de gemeenschap schade door het ongeval. Een letselschadevergoeding valt in beginsel in een gemeenschap van goederen, tenzij aangetoond wordt dat er sprake is van verknochtheid, aldus de congregatie. Zelfs als de vergelijking in dit geval kan worden gevolgd, kan deze de congregatie niet baten. De deelgeschilprocedure staat in beginsel immers ook niet open voor de echtgenoot van een benadeelde, tenzij het gaat om een vordering als nabestaande. Dat is niet aan de orde.
4.4.
De conclusie is dat de congregatie de door haar gestelde schade niet in deelgeschil kan vorderen. De congregatie wordt niet ontvankelijk verklaard. De verzoeken onder 1. en 2. kunnen dan niet worden toegewezen.
De gevorderde schade is geen schade van [verzoeker 2] (verzoek 3.)
4.5.
Subsidiair is verzocht voor recht te verklaren dat [verzoeker 2] recht heeft op vergoeding van de vermogensschade, bestaande uit de kosten die door de congregatie zijn gemaakt voor haar vervanging.
4.6.
Zoals hiervoor in r.o. 4.1. is overwogen, gaat het in een deelgeschil om schade die door de benadeelde zelf is geleden. Partijen zijn het er over eens dat [verzoeker 2] door het ongeval schade heeft geleden. Zij heeft persoonlijk echter geen arbeidsvermogensschade geleden. De (gestelde) kosten die zijn gemaakt voor haar vervanging zijn door de congregatie gedragen. Dit is daarom geen schade van [verzoeker 2] zelf, maar uitsluitend vermogensschade van de congregatie. Deze schade kan daarom niet in deelgeschil worden verzocht, zodat het verzoek onder 3. wordt afgewezen.
Er is geen belang bij de vordering tot schadevergoeding (verzoek 4.)
4.7.
Onder 4. is verzocht Unigarant te veroordelen tot (overige) schadevergoeding, nader op te maken in goed overleg. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen belang bij dit verzoek, zodat het wordt afgewezen. Kort na het ongeval heeft Unigarant aansprakelijkheid erkend, zodat zij de schade van [verzoeker 2] dient te vergoeden. Dit vloeit rechtstreeks voort uit de wet. Dat daarbij sprake dient te zijn van onderling overleg en dat de kosten nader dienen te worden opgemaakt heeft geen toegevoegde waarde. Ook dit vloeit immers voort uit de wet, zowel wat betreft de wijze waarop partijen zich ten opzichte van elkaar dienen te verhouden als de stelplicht en bewijslast wat betreft de gemaakte kosten.
De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen (verzoek 5.)
4.8.
De verzoeken zijn ingediend namens de congregatie en [verzoeker 2] . Zowel in het verzoekschrift als in de urenstaat (productie 11) is geen onderscheid gemaakt tussen de kosten van rechtsbijstand die zijn gemaakt ten behoeve van de congregatie en de kosten ten behoeve van [verzoeker 2] . Evenmin is aangevoerd of de kosten al zijn betaald en zo ja, wie van hen welk deel van de kosten heeft betaald of nog zal betalen.
Dit is wel van belang, omdat de kosten, althans een deel daarvan, deel uitmaken van de schade en Unigarant uitsluitend aansprakelijkheid jegens [verzoeker 2] heeft erkend. Onder deze omstandigheden kunnen de buitengerechtelijke kosten niet worden toegewezen.
De kosten van het deelgeschil worden deels toegewezen (verzoek 6.)
4.9.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
4.10.
Wat betreft de congregatie is de conclusie dat zij haar verzoeken niet in deelgeschil kan voorleggen. Omdat de congregatie niet ontvankelijk wordt verklaard, is er geen grond om de kosten van het deelgeschil te begroten.
4.11.
Wat betreft [verzoeker 2] is de conclusie dat haar verzoeken worden afgewezen.
De daarvoor gemaakte kosten kunnen wel worden begroot. Ook zal Unigarant worden veroordeeld tot betaling daarvan, omdat zij aansprakelijkheid heeft erkend.
4.12.
Wat betreft de totale kosten wordt uitgegaan van 25 uren (x € 275,-) tot aan het moment van indiening van het verzoek en 15,67 uren (x € 290,-) voor de spreekaantekeningen, de zitting en het nawerk. Ook hiervoor geldt dat er geen onderscheid is gemaakt ten behoeve van wie welke kosten zijn gemaakt. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de kosten door de congregatie en [verzoeker 2] ieder voor de helft gedragen (moeten) worden. Het tarief wordt redelijk geacht voor een ervaren letselschadeadvocaat.
4.13.
Aan de zijde van [verzoeker 2] kan dan worden toegewezen:
12,5 uur x € 275,- = € 3.437,50
7,835 uur x € 290,- =
€ 2.272,15
€ 5.709,65 + 21% btw = € 6.908,68
Daarbij komt het griffierecht, waarvoor volgens de financiële gegevens van de rechtbank in totaal € 2.995,00 is betaald (€ 714,00 + € 2.281,00). Ook dit bedrag wordt door de helft gedeeld, zodat € 1.497,50 wordt toegewezen. In totaal worden de kosten dus begroot op
€ 8.406,18.
4.14.
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart de congregatie niet ontvankelijk in haar verzoek,
5.2.
wijst de verzoeken van [verzoeker 2] af,
5.3.
begroot de kosten van het deelgeschil aan de zijde van [verzoeker 2] op € 8.406,18 inclusief btw en griffierecht en veroordeelt Unigarant tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker 2] ,
5.4.
verklaart de onder 5.3. vermelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.C. Zandman en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.

Voetnoten

1.MvT, Kamerstukken II 2007/08, 31518, 3, p. 15
2.Rechtbank Amsterdam 29 november 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BY7235, JA 2013/36