In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 november 2025 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen Riverty GmbH en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een kredietovereenkomst die voortvloeit uit een consumentenkoopovereenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve de kredietovereenkomst getoetst aan de hand van artikel 7:58 lid 2 onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW). De eisende partij, Riverty GmbH, heeft aangetoond dat de bedongen rente en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van de kredietverstrekker, waardoor het beroep op de uitzondering slaagt. Dit betekent dat de kredietovereenkomst niet als consumentenkredietovereenkomst wordt aangemerkt, en de consumentenbeschermende bepalingen van titel 2A van boek 7 BW niet van toepassing zijn.
Daarnaast heeft de kantonrechter de informatieverplichtingen van de handelaar beoordeeld. De eisende partij heeft niet aangetoond dat voldaan is aan de essentiële informatieverplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 6:230m en 6:230v BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van meerdere schendingen van deze informatieverplichtingen, waaronder de informatieplicht met betrekking tot de bestelknop en de bevestiging van de informatie op een duurzame gegevensdrager. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, waardoor de betalingsverplichting van de consument met 60% wordt verminderd. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van € 64,62 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.