ECLI:NL:RBOBR:2025:7511

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
24/3812 T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-uitkering in verband met vermeende inkomsten uit hennepteelt

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 18 november 2025, staat de herziening, terugvordering en invordering van een WIA-uitkering centraal. Eiser, die sinds 3 juli 2017 een WIA-uitkering ontvangt, is het niet eens met de besluiten van het UWV om zijn uitkering over een bepaalde periode te herzien en terug te vorderen, alsook met de opgelegde boete. Het UWV heeft deze besluiten gebaseerd op de veronderstelling dat eiser inkomsten heeft genoten uit hennepteelt, wat hij ontkent. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd hoe de inkomsten van eiser zijn ingeschat. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij geen inkomsten heeft gehad, maar de rechtbank vindt dat de schatting van het UWV inconsistent en onvoldoende onderbouwd is. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 24/3812 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: K.R. Groenewoud).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de herziening, terugvordering en invordering van te veel ontvangen WIA [1] -uitkering van eiser en een boete die het UWV aan hem heeft opgelegd, omdat hij zich niet zou hebben gehouden aan de informatieverplichting. Eiser is het daar niet mee eens. Hij vindt dat niet vaststaat dat hij inkomsten heeft gehad naast zijn WIA-uitkering en dat het UWV daarom ten onrechte de WIA-uitkering heeft teruggevorderd en een boete heeft opgelegd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit van het UWV een gebrek bevat. Het UWV heeft namelijk niet goed gemotiveerd hoe de inkomsten van eiser zijn ingeschat. De rechtbank doet daarom een tussenuitspraak en stelt het UWV in de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Eiser ontvangt sinds 3 juli 2017 een WIA-uitkering. Met het besluit van 14 maart 2024 heeft het UWV de WIA-uitkering over de periode van 20 juni 2021 tot en met 31 juli 2021 herzien en teruggevorderd. Het gaat om een bedrag van € 3.725,82 bruto. Daarnaast heeft het UWV met het besluit van 15 maart 2024 een boete opgelegd. Deze bedraagt 50% van het teruggevorderde bedrag (€ 1.862,91). Het UWV heeft deze bedragen vervolgens met de besluiten van 18 maart 2024 ingevorderd.
2.1.
Eiser heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Met het besluit van 24 september 2024 (het bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren ongegrond verklaard.
2.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft een beroep op betalingsonmacht gedaan. De rechtbank heeft eiser verzocht om het beroep op betalingsonmacht verder toe te lichten aan de hand van het bijgevoegde formulier. Eiser heeft dat niet gedaan. Daarom heeft de rechtbank het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
2.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiser en het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

De relevante feiten en omstandigheden
3. Op 4 augustus 2021 heeft het UWV een melding via de politie-eenheid Oost-Brabant ontvangen dat eiser is aangemerkt als verdachte, omdat op zijn adres 15 kilo henneptoppen is aangetroffen. Ook is er een bedrag van € 9.620 aangetroffen in zijn woning. Naar aanleiding van deze melding heeft het UWV onderzoek gedaan. De bevindingen zijn vastgelegd in het Onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 11 december 2023 (het Onderzoeksrapport).
3.1.
In het Onderzoeksrapport staat dat eiser op 31 juli 2021 als verdachte is aangehouden op verdenking van overtreding van de Wegenverkeerswet. Bij controle van zijn voertuig zijn afvalzakken met hennepresten aangetroffen. Vervolgens heeft een huiszoeking plaatsgevonden. Bij die huiszoeking zijn ongeveer 15 kilo gedroogde henneptoppen en contante bedragen van € 620 en € 9.000 aangetroffen. De afvalzakken zijn door de politie onderzocht en daarin zijn onder andere 492 stelen met wortelrestanten gevonden.
3.2.
Door de politie is een rapport Boom (Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie) opgemaakt. De berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is:
Bruto opbrengst
 492 x 28,2 is 13.874.4 gram = 13,87 kg hennep
 13,87 kg hennep x € 4.070 = € 56.468,00 opbrengst.
3.3.
Verder heeft de onderzoeker het volgende in het Onderzoeksrapport opgenomen:
‘In het proces-verbaal van 2 augustus 2021 lees ik het volgende wat van belang is voor dit onderzoek:
- Totaal gewicht 15.803,12 gram aan aangetroffen henneptoppen in combinatie met het uitgangspositie van de politie, is de vermoeden dat de gedroogde henneptoppen afkomstig zijn van de hennepplanten, waarvan de plantenstelen aangetroffen waren in de bestelbus voorzien van kenteken [kenteken].’
De standpunten van partijen
4. Eiser stelt dat het UWV er ten onrechte van is uitgegaan dat hij inkomen uit werk had in juni en juli 2021. Het UWV heeft zich gebaseerd op een berekening uit het politierapport, maar hij erkent die berekening niet. Hij heeft geen extra inkomsten gehad, maar enkel kosten gemaakt.
4.1.
Het UWV stelt zich op het standpunt dat eiser de informatieplicht heeft geschonden door niet te melden dat hij inkomsten heeft gehad. Tijdens de zitting heeft het UWV toegelicht dat de inkomsten van eiser zijn geschat en dat de inschatting is gebaseerd op het door de politie berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van € 56.468. Het UWV heeft de aangetroffen contante bedragen daarbij opgeteld. Zo komt het UWV op een totaalbedrag aan inkomsten van ongeveer € 66.000. Het UWV stelt dat het standpunt van eiser dat hij geen inkomsten heeft gehad door geen enkel bewijsstuk wordt ondersteund of onderbouwd. Het UWV ziet daarom geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen over de terugvordering en de boete.
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
5. Een besluit tot herziening en terugvordering is een belastend besluit waarbij het aan het UWV is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Voor zo’n besluit geldt ook dat het in beginsel aan het UWV is om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening en terugvordering is voldaan. [2]
5.1.
Het is niet in geschil dat op 31 juli 2021 in de woning van eiser 15 kilo gedroogde henneptoppen en een totaalbedrag van € 9.620 aan contant geld is aangetroffen. Het is ook niet in geschil dat eiser daar geen melding van heeft gemaakt bij het UWV. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of eiser inkomsten heeft genoten.
5.2.
Eiser heeft geen concrete verifieerbare en relevante gegevens over zijn werkzaamheden en de daarmee verworven inkomsten verstrekt. Het UWV mag in die situatie de inkomsten schattenderwijs vaststellen. Aan die schatting moet wel voldoende onderzoek voorafgaan. De gevolgen van het ontbreken van concrete, verifieerbare gegevens over het inkomen van eiser vallen geheel in zijn risicosfeer. [3]
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de schatting van de inkomsten onvoldoende is gemotiveerd. De schatting is namelijk gebaseerd op de berekening wederrechtelijk verkregen voordeel. Die berekening gaat uit van de opbrengst van de verkoop van hennep afkomstig van 492 planten. Uit het Onderzoeksrapport blijkt echter niet dat er daadwerkelijk sprake is geweest van verkoop van hennep. De rechtbank leidt het tegendeel uit het Onderzoeksrapport af. De rechtbank begrijpt namelijk dat de gedroogde henneptoppen die in de woning van eiser zijn aangetroffen vermoedelijk afkomstig zijn van de plantenstelen die zijn aangetroffen in de auto. Dat zou betekenen dat er geen verkoop heeft plaatsgevonden en dus geen opbrengst is gerealiseerd. Het UWV heeft niet gemotiveerd waarom hij toch is uitgegaan van de berekende opbrengst. Gelet op de inhoud van het Onderzoeksrapport acht de rechtbank de inschatting van de inkomsten inconsistent en ontoereikend.

Conclusie en gevolgen

6. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onvoldoende is gemotiveerd. Op grond van artikel 8:51, eerste lid, van de Awb stelt de rechtbank het UWV in de gelegenheid dit gebrek te herstellen en de inschatting van de inkomsten van eiser deugdelijk te onderbouwen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op acht weken na de verzending van deze tussenuitspraak. Het UWV moet uiterlijk binnen twee weken mededelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV niet in staat is om van de hiervoor genoemde mogelijkheid gebruik te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, dan kan het UWV binnen de gestelde termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan indienen.
6.1.
In beginsel, ook in de situatie dat het UWV de termijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
6.2.
De rechtbank wijst er nog op dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
6.3
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing, ook over de opgelegde boete, aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het UWV op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het motiveringsgebrek te herstellen;
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het motiveringsgebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y. Mutsaers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:474.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ2083.