ECLI:NL:RBOBR:2025:7561

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
C/01/409979 / HA ZA 24-692
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over de kwaliteit van schilderwerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. over de uitvoering van schilderwerkzaamheden aan een monumentaal pand. [eiser] heeft schilderwerkzaamheden uitgevoerd voor [gedaagde], maar [gedaagde] weigert de facturen te betalen, omdat zij van mening is dat het werk ondeugdelijk is uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden (deels) ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat de overeenkomst door [gedaagde] is opgezegd. De rechtbank is voornemens om een deskundige te benoemen om de gebreken in het schilderwerk te beoordelen en de kosten van herstel vast te stellen. De zaak is complex door de verschillende planningen en de communicatie tussen partijen. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht en de vragen die aan de deskundige moeten worden voorgelegd. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/409979 / HA ZA 24-692
Vonnis van 19 november 2025
in de zaak van
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.A.M. Smeekens,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. L. Rijzewijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 november 2024 met producties 1 t/m 23;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 21;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte overleggen productie van [eiser] van 10 september 2025 met één productie;
- de mondelinge behandeling van 19 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[eiser] heeft schilderwerkzaamheden uitgevoerd aan een project van [gedaagde] . [eiser] heeft naar aanleiding van de werkzaamheden facturen gestuurd aan [gedaagde] . [gedaagde] wil de facturen niet betalen omdat [eiser] volgens haar de werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Daarnaast stelt [gedaagde] dat zij de overeenkomst heeft ontbonden en wil zij de schade die zij heeft geleden verrekenen met de facturen. De rechtbank concludeert dat de werkzaamheden (deels) ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat de overeenkomst tussen partijen is opgezegd door [gedaagde] . De rechtbank is voornemens om een deskundige te benoemen en nodigt partijen uit om zich over dit voornemen uit te laten.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiser] is een schildersbedrijf en [gedaagde] een aannemingsbedrijf.
2.3.
[gedaagde] heeft van de Universiteit Utrecht de opdracht gekregen om een monumentaal pand aan zowel de binnenzijde als buitenzijde te renoveren (hierna: het project). In eerste instantie had zij hiervoor een ander schildersbedrijf benaderd. Die samenwerking is ten einde gekomen waarna [gedaagde] [eiser] begin juli 2023 heeft benaderd voor de uitvoering van schilderwerkzaamheden aan het pand.
2.4.
Op 4 juli 2023 heeft [eiser] een e-mail ontvangen van [gedaagde] met informatie over het uit te voeren schilderwerk. [eiser] ontving de zogeheten uittrekstaat van de vorige schilder en ook een opgave van een aantal wijzigingen in het werk.
2.5.
Per e-mail van 12 juli 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een offerte uitgebracht voor uitvoering van de schilder- en beglazingswerkzaamheden voor een bedrag van in totaal
€ 155.436,62 exclusief btw (bijlage 2 [eiser] ).
2.6.
In een overleg tussen partijen op 27 juli 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] opdracht verstrekt voor uitvoering van de aangeboden werkzaamheden conform de offerte van [eiser] van 12 juli 2023, waarbij partijen een aanneemsom overeen zijn gekomen van € 155.500,00 exclusief btw. Op diezelfde dag heeft de heer [A] (projectleider bij [eiser] ) per e-mail het volgende bericht aan [gedaagde] (bijlage 3 [eiser] ):

Na aanleiding van ons overleg van morgen betreffende de glas- en schilderwerkzaamheden ten behoeve het object [adres] te [plaats]
Bevestig ik hiermee de mondelinge opdracht voor het uitvoeren van de werkzaamheden zoals omschreven in onze aanbieding
Referentie [kenmerk] de datum 12-07-2023
Afgesproken de totale aanneemsom exclusief btw € 155.500,00
Start werkzaamheden maandag 28 augustus 2023 (…)
2.7.
Mevrouw [B] (projectleider bij [gedaagde] ) heeft hierop op 27 juli 2023 per e-mail akkoord gegeven en heeft aangegeven dat zij de opdracht in een contract zou bevestigen (bijlage 4 [eiser] ).
2.8.
Bij e-mail van 14 september 2023 heeft [gedaagde] [eiser] een planning van de door [eiser] uit te voeren werkzaamheden voor het project gestuurd (hierna: Planning 1). In de begeleidende e-mail heeft [B] het volgende bericht (bijlage 3 [gedaagde] ):
“Beste heren,
Hierbij stuur ik jullie de planning die er in eerste instantie lag.
Zouden jullie hier op kunnen reageren? Is de oplevering haalbaar? Misschien met wat meer inzet van mensen. (…)”
2.9.
Volgens Planning 1 diende [eiser] haar werkzaamheden uiterlijk eind week 45 van het jaar 2023 af te ronden.
2.10.
In reactie op Planning 1 heeft de heer [C] (uitvoerder bij [eiser] ) op
19 september 2023 per e-mail bericht dat de planning niet haalbaar was door vertraagde levering van glas door de glasleverancier en dat het inzetten van extra personeel niet noodzakelijk was vanwege de doorstroom van de werkzaamheden. Ook heeft hij aangegeven dat de kapconstructie te laat is geplaatst en dat door weersomstandigheden stagnatie kon optreden (bijlage 4 [gedaagde] ).
2.11.
[gedaagde] heeft hierop bij e-mail van 2 oktober 2023 aan [eiser] een nieuwe planning verstrekt (hierna: Planning 2). Volgens Planning 2 diende [eiser] haar werkzaamheden uiterlijk eind week 46 van 2023 te hebben afgerond (bijlage 5 [gedaagde] ).
2.12.
Tijdens de uitvoering van het werk bleek dat er verschil zat tussen het door [gedaagde] opgegeven aantal vierkante meters schilderwerk en het werkelijke aantal vierkante meters schilderwerk. Om die reden heeft [eiser] op 27 september 2023 een inmeting van het werkelijke aantal vierkante meters uitgevoerd en op basis daarvan de totaalprijs van het werk geactualiseerd. De nieuwe totaalprijs van € 182.940,76 exclusief btw heeft [eiser] vervolgens opgenomen in een aangepaste prijsopgave van 4 oktober 2023 (bijlage 5 [eiser] ).
2.13.
Op 17 oktober 2023 heeft [eiser] een e-mail van [gedaagde] ontvangen met daarbij een conceptovereenkomst van onderaanneming (hierna: de conceptovereenkomst) waarbij de Algemene Inkoopvoorwaarden TBI Holdings B.V. van toepassing zijn verklaard (bijlage 6 [eiser] ). De heer [D] (vestigingsleider bij [eiser] ) heeft hierop per e-mail van 26 oktober 2023 als volgt gereageerd (bijlage 7 [eiser] ):

Hierbij mijn opmerkingen op het contract en overige punten.
Laten we onderstaande aanstaande maandag even bespreken zodat we een geode basis hebben voor de verdere uitvoering
• Aanbieding op basis van uitrekstaat vorige schilder deze metrages kloppen niet met de werkelijkheid (graag samen controleren)
Meerwerkofferte hiervan is al ingediend
• Specifieke en algemene uitvoeringsbepalingen
6.2
mocht door een te hoog vochtpercentage het schilderen van het stucwerk en het schilderwerk van gevelkozijnen niet uitgevoerd kunnen worden is de uitloop op planning niet toe te rekenen aan opdrachtnemer.
6.22
zijn geen afspraken gemaakt over planning en eventuele boete bij te laat opleveren, graag aanpassen
• Algemene uitvoeringsbepalingen
1. Maatvoering glas op aangeven van [gedaagde] , graag aanpassen
11. verticaal transport beglazing is niet gerekend en is voor opdrachtgever, graag aanpassen
• Roedes worden volgens bestek en uitrekstaat geleverd in rekken, het aanbrengen is ook op deze wijze gerekend
Graag bespreken hoe dit op te lossen.
• Planning
• Kwaliteit schilderwerk beoordelen en vaststellen
2.14.
In de periode van 23 oktober 2023 tot 28 november 2023 hebben [eiser] en [gedaagde] meerdere keren per e-mail gecorrespondeerd over de staat en kwaliteit van het door [eiser] uitgevoerde werk.
2.15.
Op 2 november 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd met factuurnummer [nummer 1] ten bedrage van € 49.200,00 exclusief btw (bijlage 8 [eiser] ).
2.16.
Op 9 november 2023 heeft [eiser] per e-mail gespecificeerd opgave gedaan van geaccordeerd meerwerk van een bedrag van € 38.979,06 exclusief btw (bijlage 9 [eiser] ).
2.17.
Op 14 november 2023 heeft [eiser] per e-mail van [gedaagde] een verslag ontvangen dat betrekking heeft op een door Sigma Coatings (fabrikant van de door [eiser] verwerkte verf) uitgevoerde inspectie van het pand. In het rapport is - voor zover relevant - het volgende opgenomen (bijlage 10 [eiser] ):

Zoals afgesproken hierbij de verbeter punten:
Voorzijde;
Goot klossen met name de ronde gaten onvoldoende geverfd.
Gevelplint onder goot uitspringende driehoeken onvoldoende verflagen.
Onderzijde van alle liggende delen onvoldoende verflagen, meestal kaal.
Diverse schades nog in de stijlen boven de neuten.
Algemeen de begalzings afdichting staat nog steeds open. ( het advies is om deze dicht te zetten met beglazing kit ) (…)
2.18.
Op 16 november 2023 heeft de heer [C] (van [eiser] ) het volgende per e-mail bericht aan [gedaagde] (bijlage 22 [eiser] ):

Er is al eerder een planning aangeleverd dat de werkzaamheden zouden doorlopen (zie aangepaste planning )
We houden voor de voorgevel de datum 29-11 aan gereed.
Glasplaatsen achtergevel vanaf 22-11 3 weken aanhouden.”
2.19.
Uit de brief van [gedaagde] aan [eiser] van 30 november 2023, blijkt - voor zover relevant - het volgende (bijlage 11 [eiser] ):
“(…) Aangezien er na het herhaaldelijk geven van de kans tot verbetering door ons, en
het doen van die belofte door u, geen verbetering zichtbaar is, u daarmee tekort
schiet in gemaakte afspraken en daarmee in de onderlinge overeenkomst, zeggen
wij hierbij de samenwerking per direct op. Dit betekent dat de overeenkomst
ontbonden zal worden, met inachtneming van artikel 25 van de Algemene
Inkoopvoorwaarden TBI Holdings B.V.
Daarbij stellen wij u aansprakelijk voor alle directe en indirecte gevolgschade,
aanwijsbaar aan uw toedoen, waaronder:
  • Herstelkosten van geleverd werk dat niet voldoet.
  • Extra tijdgebonden kosten (huur steiger, doorwerkvoorzieningen, begeleiding, bouwplaatsvoorzieningen, etc. )
  • Boetes en schades vanuit de opdrachtgever. (…)”
2.20.
Diezelfde dag heeft [gedaagde] [eiser] per e-mail als volgt bericht (bijlage 8 [gedaagde] ):

Zoals telefonisch besproken ontvang je bijgaand onze ingebrekestelling voor het werk [adres] [plaats] .
Wij gaan akkoord met jullie voorstel om een onafhankelijke partij de kwaliteit van het schilderwerk te laten beoordelen.
Het lijkt ons goed om e.e.a. gezamenlijk op de bouwplaats verder te bespreken, wij stellen dit voor om dit as. maandag 4 december om 13:00 in te plannen.
Jullie mensen zijn niet welkom op onze bouwplaats. Ook het glas mag niet opgehaald worden.
2.21.
Op 3 december 2023 is tussen partijen overleg geweest en is bepaald dat de door [eiser] uitgevoerde schilderwerkzaamheden zouden worden beoordeeld door het Verf Adviescentrum (hierna: VAC).
2.22.
Op 5 december 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd met factuurnummer [nummer 2] ten bedrage van € 57.471,78 exclusief btw (bijlage 14 [eiser] ).
2.23.
Op 11 december 2023 heeft het VAC een rapport uitgebracht (hierna: Rapport 1). Hierin wordt in hoofdstuk 3 het volgende geconcludeerd (bijlage 15 [eiser] ):

Vanuit de stukken is een kwaliteitsniveau voor het schilderwerk onduidelijk omschreven. Om deze reden is het werk beoordeeld langs redelijk te stellen eisen voor vakmanschap (zie bijlage 1).
Het werk voldoet op een aantal punten niet en het werk is die punten niet deugdelijk of niet naar maatstaven van goed vakmanschap uitgevoerd.
Samengevat komen de volgende gebreken meer of minder vaak voor:
  • Kale plekken en oneffenheden bij de daklijsten. En verfbesmetting van het omliggende zinkwerk. Dit komt in aanmerking voor herstel.
  • Het lijstwerk, tpv goot, waarbij een aantal keer verfschade op de onderlinge aansluitingen is waargenomen is niet volledig te wijten aan ondeugdelijk schilderwerk. Het betreffen kritische detailleringen die lastig duurzaam weg zijn te nemen. Wel komen de ergste verfschades, open aansluitingen en onvoldoende gedichte bevestigingsgaten in aanmerking voor herstel.
  • De oneffenheden in de houten lijsten en elementen dienen op sommige plaatsen beter verlopend weggeschuurd te worden. Dit betreffen ook de ruwe (nieuwe) delen.
  • Zowel aan de buiten- als aan de binnenzijde is het glas stoffig en vervuild met (oude) verfbesmetting. Dit dient nagelopen te worden voor de oplevering.
  • Het besnijwerk is aan de buitenzijde redelijk strak uitgevoerd, alleen de lijnen zijn niet overal gelijk, of voldoende dekkend geschilderd en soms te ruim op het glas gezet. Dit dient nagelopen te worden.
  • Het besnijwerk is aan de binnenzijde is diverse keren te kartelig, dit is ontstaan na het verwijderen van de tape. Wij adviseren dit na te laten lopen.
  • Het besnijwerk van het verfsysteem op de voorgevel aansluitend met de houten lijst is niet overal netjes uitgevoerd. Wij adviseren dit na te laten lopen.
  • Zakkers in het verfsysteem van het binnenschilderwerk komt een aantal keer voor. Dit dient nagelopen te worden.
  • Onvoldoende behandelde delen, een aantal keer zijn dit locaties die nagelopen dienen te worden. Als er afspraken zijn gemaakt ten aanzien van raamdorpels die lastig mee te schilderen zijn, heeft het de aanbeveling om dit schriftelijk met elkaar af te stemmen. Dit is niet door het VAC geverifieerd met de stukken/informatie die bekend zijn.
  • De oneffenheden op de roeden van de metalen ramen zijn niet goed weg te nemen vanwege de voorschriften omtrent Chroom-6.
  • Zakkers in het verfsysteem van het buitenschilderwerk komen incidenteel voor. Het geringe aantal dat tijdens de rondgang is waargenomen valt binnen de redelijk te stellen eis van vakmanschap.
  • Heilige dagen komen een enkele keer voor. Het geringe aantal dat tijdens de rondgang is waargenomen valt binnen de redelijk te stellen eis van vakmanschap.
  • Enkele beschadigingen in het verfsysteem op de gevel zijn ontstaan door mechanische belasting, dit is niet verwijtbaar aan ondeugdelijk schilderwerk.”
2.24.
Per e-mail van 19 december 2023 heeft [gedaagde] bericht dat [eiser] in de gelegenheid wordt gesteld om de in Rapport 1 genoemde punten te herstellen (bijlage 16 [eiser] ):

Het Verf Advies Centrum heeft de kwaliteit van het door jullie uitgevoerde schilderwerk en beglazing beoordeeld aan de hand van de gestelde normen vanuit de werkomschrijving, het verftechnisch advies etc, welke allen in het rapport omschreven staan. Zij hebben hierop opmerkingen en kanttekeningen geplaatst. Voor de volledigheid wil ik jullie verwijzen naar het bijgevoegde rapport. Wij willen jullie in de gelegenheid stellen om de punten aan de voorgevel (binnen- en buitenzijde) van het pand te herstellen. De reeds geleverde kwaliteit sluit niet aan bij onze eigen normen en ons kwaliteitsniveau.
Wij willen de werkzaamheden als volgt inplannen:
- Maandag 08 januari 2024: Start herstel en afronden voorgevel binnen- en buitenzijde.
- Maandag 08 januari 2024: Levering overige ruiten uit bestelling Fineo AGC, welke opnieuw besteld zijn ivm breuk.
- Donderdag 12 januari 2024: Tussentijdse beoordeling uitgevoerd herstelwerk door [gedaagde] .
- Vrijdag 19 januari 2024: Oplevermoment uitgevoerde werkzaamheden aan de gevel incl. dak- en gootlijsten, breukruitjes etc;
Jullie zorgen dat alles van boven naar beneden en binnen & buiten er spic en span bij staat, conform de gestelde eisen.
-Vrijdag 19 januari 2024: Controle uitgevoerde werkzaamheden door het Verf Advies Centrum
- Maandag 22 januari 2024: Oplevering complete voorgevel met de Universiteit en Monument In.
Dit is de allerlaatste kans die jullie krijgen, dus maak het waar!
Voor wat betreft de overige gevels en het plaatsen van het Fineoglas; hier is door jullie minimaal werk aan verricht, dit zullen wij zelf afronden.”
2.25.
[eiser] heeft hierop per e-mail van 21 december 2023 gereageerd dat zij tot herstel over zou gaan, op enkele punten na (bijlage 17 [eiser] ). [eiser] heeft daarbij aangegeven dat zij op 19 januari 2024 bij controle door het VAC aanwezig wilde zijn.
2.26.
Bij e-mail van 10 januari 2024 heeft [gedaagde] het volgende bericht aan [eiser] (bijlage 18 [eiser] ):

Ik was gistermiddag op de bouw en het verbaasde mij dat er geen schilder van jullie aanwezig was. Zoals in onderstaande e-mail aangegeven is dit jullie laatste kans om het in die e-mail genoemde schilderwerk te herstellen.
Uiteraard, is de temperatuur buiten te laag om te schilderen, maar voor het herstelwerk aan de binnenzijde kun je momenteel niet beter staan, bij de radiator. Ook heb ik gezien dat conform onderstaande e-mail de ontbrekende ruiten afgelopen maandag niet geleverd zijn. Deze moeten deze week (uiterlijk 12-01-2024) op de bouwplaats afgeleverd zijn.
Iedere dag die we weggooien, tikken de bouwplaatskosten, maar ook de boete vanuit de Universiteit door. Ik verwacht daarom dat jullie met voldoende, juiste mensen op de bouw aan de slag gaan, zodat we eind volgende week zoals aangegeven de controleronde kunnen laten uitvoeren door Verf Advies Centrum ( Deze staat gepland op 19 januari) en de week erna het schilderwerk met de opdrachtgever en Monument In kunnen opleveren met een gewenst eindresultaat voor iedereen. (…)
2.27.
In het tweede rapport van het VAC van 22 januari 2024 (hierna: Rapport 2), wordt in hoofdstuk 3.2 het volgende geconcludeerd (bijlage 19 [eiser] ):

Op basis van de beoordeling is gebleken dat enkele keren gebreken in de ondergrond en het beglazingsysteem voorkomen (scheuren en defecte glasafdichtingen). Gebreken aan het uiterlijk van het verfsysteem komen vaker voor dan 10% van de totale omvang van het werk (slecht besnijwerk, heilige dagen, onvoldoende behandelde onderdelen, insluitingen e.d.).
Het schilderwerk komt in aanmerking om te worden hersteld conform het document Bijlage 6: De werkomschrijving NK12 inclusief de daarbij behorende documenten.”
2.28.
Op 23 januari 2024 heeft [gedaagde] aan [eiser] bericht dat zij een derde partij in zal schakelen om het werk af te ronden (bijlage 15 [gedaagde] ).
2.29.
Op 13 mei 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] een factuur gestuurd met factuurnummer [nummer 3] ten bedrage van € 72.511,99 exclusief btw (bijlage 20 [eiser] ).
Wat willen partijen?
2.30.
[eiser] vordert na eisvermindering - samengevat - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om te betalen:
I. na vermindering van eis het nog openstaande bedrag van de factuur van
2 november 2023 met nummer [nummer 1] zijnde een bedrag van € 25.200,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 2 december 2023;
II. de factuur van 5 december 2023 met nr. [nummer 2] van € 57.471,78, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 4 januari 2024;
III. na vermindering van eis het nog openstaande bedrag van de factuur van 13 mei 2024 met nr. [nummer 3] zijnde een bedrag van € 24.511,99, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 13 juni 2024;
IV. de proceskosten.
2.31.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht waarvoor zij facturen heeft gestuurd die ten onrechte niet worden betaald door [gedaagde] .
2.32.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] voert aan dat [eiser] stelselmatig toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Om die reden is [gedaagde] rechtsgeldig tot ontbinding van de overeenkomst overgegaan. Reeds om die reden is [gedaagde] , ingevolge de algemene voorwaarden, niets meer aan [eiser] verschuldigd. Door de wanprestatie van [eiser] en de ontbinding heeft [gedaagde] aanzienlijke schade geleden. Deze schade, begroot op
€ 252.281,62 heeft [gedaagde] verrekend met de bedragen waarvan [eiser] in deze procedure betaling vordert.
2.33.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, verder ingegaan.
Wat zijn partijen overeengekomen?
2.34.
Tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk tot stand gekomen waarbij [eiser] voor [gedaagde] in onderaanneming schilderwerk heeft uitgevoerd aan het project. Partijen zijn het met elkaar oneens over de vraag wat zij zijn overeengekomen. Volgens [eiser] wordt de overeenkomst behelst door de door [eiser] uitgebrachte offerte van
12 juli 2023 omdat deze akkoord is bevonden door beide partijen op 27 juli 2023. [gedaagde] betwist niet dat zij akkoord heeft gegeven op de offerte, maar voert aan dat de overeenkomst tussen partijen wordt behelst door de door haar opgestelde conceptovereenkomst. Deze conceptovereenkomst is volgens [gedaagde] namelijk door [eiser] aanvaard op enkele ondergeschikte punten na.
2.35.
De rechtbank overweegt dat de offerte van 12 juli 2023 het uitgangspunt is van hetgeen partijen zijn overeengekomen. Die offerte is ook akkoord bevonden door [gedaagde] . Beoordeeld moet worden of de na de offerte toegezonden conceptovereenkomst door [eiser] is aanvaard. Dat is niet het geval. De conceptovereenkomst bevat bepalingen die niet zijn overeengekomen bij de offerte zoals bepalingen over termijnen, boetes, planning en de toepassing van algemene voorwaarden van [gedaagde] . In de reactie van [eiser] van
26 oktober 2023 geeft [eiser] aan dat zij niet akkoord is met een aantal punten. Zo klopt het aantal vierkante meters dat is opgenomen in de uitrekstaat van de vorige schilder niet waarbij [eiser] verwijst naar het door haar ingediende meerwerk, naar de rechtbank begrijpt de aangepaste prijsopgave van 4 oktober 2023 van € 182.940,76 (zie hiervoor onder punt 2.12). Hiermee reageert [eiser] impliciet op de hoogte van de aanneemsom (oorspronkelijk
€ 155.436,62), een essentieel punt van de overeenkomst. Verder heeft [eiser] opmerkingen gemaakt ten aanzien van bepalingen in de conceptovereenkomst die onder andere gaan over een boete, de uitvoering van de werkzaamheden, de planning en de beoordeling en vaststelling van de kwaliteit van het schilderwerk. Volgens de rechtbank zijn dit geen ondergeschikte punten in de zin van artikel 6:225 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zoals is aangevoerd door [gedaagde] , maar essentialia van de overeenkomst. Bovendien heeft [gedaagde] nooit gereageerd op de e-mail van [eiser] waarin [eiser] expliciet aangeeft te willen overleggen en hebben partijen verder niet gesproken over de conceptovereenkomst. De conceptovereenkomst is gelet op het voorgaande niet aanvaard door [eiser] waardoor de overeenkomst wordt behelst door de offerte van 12 juli 2023. De algemene voorwaarden van [gedaagde] waarnaar in de conceptovereenkomst verwezen wordt, zijn daardoor ook niet van toepassing.
2.36.
De rechtbank oordeelt daarnaast nog als volgt. Partijen zijn op basis van de offerte een aanneemsom overeengekomen van afgerond naar boven € 155.500,00 exclusief btw. Partijen hebben in de offerte een bedrag per meter afgesproken. Tijdens de uitvoering van het werk bleek dat er een verschil bestond tussen het door [gedaagde] opgegeven aantal vierkante meters schilderwerk en het werkelijke aantal vierkante meters. De totaalprijs is daarom gecorrigeerd en [eiser] heeft een nieuwe prijsopgave uitgebracht op 4 oktober 2023 van een bedrag van € 182.940,76 exclusief btw. [gedaagde] heeft het gecorrigeerde aantal vierkante meters niet weersproken en heeft de nieuwe aanbieding ook begrepen als meerwerk zoals blijkt uit e-mailcorrespondentie tussen partijen en hetgeen is besproken ter zitting. Vaststaat dat partijen meerwerk zijn overeengekomen zodat wordt uitgegaan van een aanneemsom van € 182.940,76 exclusief btw. Ook staat vast dat door [eiser] een totaalbedrag van € 179.183,77 is gefactureerd en dat daarvan € 24.000,00 door De Bont is betaald. Verder heeft [eiser] ter zitting erkend dat een deel van het werk niet is uitgevoerd en dat daarvoor € 48.000,00 in mindering kan worden gebracht op de laatste factuur. Een en ander betekent dat [eiser] aan hoofdsom nog aanspraak maakt op betaling van € 107.183,77.
2.37.
Wat betreft de kwaliteitseisen van de werkzaamheden is in de offerte overeengekomen dat de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd conform ‘werkomschrijving versie 2: 21-02-2023’ opgesteld door de firma Monument in BV te Loosdrecht. In de offerte is niets opgenomen over de planning van de werkzaamheden. Dat laat onverlet dat partijen daar later afspraken over hebben gemaakt. Uit de e-mail van [gedaagde] van 4 juli 2023 blijkt dat de oplevering van het werk gepland stond voor november 2023. Op 14 september 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] Planning 1 doorgestuurd. Zowel de voorgevel als de achtergevel van het pand zouden afgerond zijn in uiterlijk week 45 van 2023 (12 november 2023). Omdat de planning niet haalbaar was, is in Planning 2 de einddatum met één week uitgesteld naar week 46 van 2023 (19 november 2023). [gedaagde] stelt dat [eiser] deze planning stilzwijgend heeft geaccepteerd. [eiser] betwist dat zij heeft ingestemd met Planning 2.
2.38.
Uit verklaringen van partijen ter zitting kan worden vastgesteld dat partijen in ieder geval ten aanzien van de voorgevel van het pand afspraken hebben gemaakt over de planning. Op 16 november 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] het volgende bericht: “
We houden voor de voorgevel de datum 29-11 aan gereed.”.Volgens [eiser] heeft zij daarmee bedoeld dat 29 november 2023 een streefdatum betreft en niet de datum waarop het werk feitelijk gereed zou zijn, aangezien zij afhankelijk is van andere werknemers en de beschikbare werkbare dagen. De rechtbank ziet echter niet dat dit voorbehoud is gemaakt. Het lag op de weg van [eiser] om dat expliciet te maken (wat zij eerder wel had gedaan) en dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde] had mogen begrijpen dat [eiser] zonder voorbehoud op 29 november 2023 de voorgevel af zou hebben gezien de stellige formulering van de tekst in de e-mail. Hiermee is 29 november 2023 een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 BW.
[gedaagde] heeft de overeenkomst opgezegd
2.39.
Op 30 november 2023 heeft [gedaagde] aan [eiser] een brief gestuurd waarin onder andere staat: “
(…) zeggen wij hierbij de samenwerking per direct op. Dit betekent dat de overeenkomst ontbonden zal worden, met inachtneming van artikel 25 van de Algemene Inkoopvoorwaarden TBI Holdings B.V.”In de begeleidende e-mail van [gedaagde] aan [eiser] staat in aanvulling daarop het volgende:
“Zoals telefonisch besproken ontvang je bijgaand onze ingebrekestelling voor het werk [adres] [plaats] .
Wij gaan akkoord met jullie voorstel om een onafhankelijke partij de kwaliteit van het schilderwerk te laten beoordelen.
Het lijkt ons goed om e.e.a. gezamenlijk op de bouwplaats verder te bespreken, wij stellen dit voor om dit as. maandag 4 december om 13:00 in te plannen (…)”2.40. [eiser] voert aan dat zij die brief en dat e-mailbericht heeft begrepen als een opzegging in de zin van artikel 7:764 BW. Volgens [gedaagde] heeft zij de overeenkomst niet opgezegd maar ontbonden gebaseerd op de algemene voorwaarden. Ook moest de brief en het bericht volgens [gedaagde] gelezen worden als een ingebrekestelling waarna partijen nieuwe afspraken hebben gemaakt.
2.41.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van de brief en het daarbij behorende e-mailbericht van [gedaagde] moet worden beoordeeld aan de hand van de wilsvertrouwensleer van de artikelen 3:33 en 3:35 BW. Uit artikel 3:33 BW volgt dat een rechtshandeling een op rechtsgevolg gerichte wil vereist die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Ontbreekt die wil, dan kan daar volgens artikel 3:35 BW geen beroep op worden gedaan als de ontvanger van die verklaring deze onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze heeft mogen opvatten als een verklaring van een bepaalde strekking. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en komt geen beslissend gewicht toe aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de in de verklaring gebruikte bewoordingen, ook niet als uitgangspunt (zie onder meer HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:315). Dat betekent meer concreet, dat als [eiser] het e-mailbericht van [gedaagde] onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs zo mocht opvatten dat er door [gedaagde] is opgezegd, [gedaagde] daar niet met succes tegenin kan brengen dat zij dat niet gewild heeft.
2.42.
De rechtbank is het op dit punt eens met [eiser] . [gedaagde] kan de overeenkomst niet hebben ontbonden op grond van de algemene voorwaarden omdat deze algemene voorwaarden niet van toepassing zijn en zij de ontbinding, gezien de tekst van de brief, baseert op de algemene voorwaarden. Een andere grond voor ontbinding is niet aangevoerd. Bovendien is de brief van [gedaagde] zo geredigeerd dat zij begint met de opmerking dat zij de overeenkomst opzegt. Vervolgens trekt zij daaruit de conclusie dat dit een ontbinding is, hetgeen niet juist is zoals hiervoor is overwogen. Dat de overeenkomst door [gedaagde] wordt opgezegd, althans dat [eiser] dat zo heeft mogen begrijpen, sluit ook aan bij de inhoud van het begeleidende e-mailbericht waarin staat dat het werk moet worden beoordeeld. Verder blijkt ook uit de gedragingen van partijen ná 30 november 2023 dat geen ontbinding maar opzegging was beoogd voor dat deel van de overeenkomst dat nog niet was uitgevoerd. Uit Rapport 1 van het VAC volgden herstelpunten ten aanzien van de wel al uitgevoerde werkzaamheden aan de voorgevel en [eiser] heeft van [gedaagde] de kans gekregen om deze punten te herstellen (blijkens de e-mail van 19 december 2023). Enkel de herstelpunten dienden te worden uitgevoerd en het resterende werk zou door [gedaagde] zelf worden voltooid. Dit duidt op een opzegging van de overeenkomst omdat het werk op het moment van de opzegging, 30 november 2023, feitelijk is stilgelegd. Het staat gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank vast dat [eiser] de overeenkomst tussen partijen heeft opgezegd in de zin van artikel 7:764 BW. Alleen ten aanzien van het wel al uitgevoerde werk hebben partijen vervolgens afspraken gemaakt over het te verrichten herstel.
[eiser] heeft ondeugdelijk werk verricht
2.43.
Na de opzegging door [gedaagde] zijn de rapporten van het VAC opgesteld. [gedaagde] heeft haar verweer dat de werkzaamheden door [eiser] niet deugdelijk zijn uitgevoerd onderbouwd met het verslag van Sigma Coatings en met de rapporten van het VAC. Volgens [eiser] kunnen de constateringen uit Rapport 2 niet gevolgd worden. [eiser] voert aan dat Rapport 2 geen relevante bewijskracht heeft omdat het rapport is opgesteld buiten aanwezigheid van [eiser] , is opgesteld door een andere adviseur van het VAC dan bij Rapport 1 en omdat het VAC twee verschillende beoordelingsmaatstaven heeft gehanteerd bij haar beoordelingen. Verder zou het rapport onduidelijk zijn, aldus [eiser] . De rechtbank gaat hierin niet mee. De rechtbank overweegt dat hetgeen wat [eiser] aanvoert niet leidt tot de conclusie dat de inhoudelijke constateringen van het VAC onjuist zijn. Voor zover [eiser] hiermee betoogt dat Rapport 1 en 2 door de wijze van totstandkoming niet als bewijsmiddel mogen worden gebruikt, faalt dat verweer. [eiser] heeft de inhoudelijke constateringen uit de rapporten niet betwist, hetgeen de rechtbank wel van [eiser] verwacht. Als schildersbedrijf kan van [eiser] worden verlangd dat zij inhoudelijk verweer voert tegen de constateringen. Dat heeft zij op geen enkele manier gedaan. Daardoor wordt uitgegaan van de juistheid van de inhoudelijke constateringen uit de rapporten. Dat Rapport 2 is opgesteld buiten aanwezigheid van [eiser] en door een andere adviseur dan bij Rapport 1 is onvoldoende om niet uit te gaan van de inhoud van het rapport. [eiser] heeft in deze procedure voldoende gelegenheid gehad om inhoudelijk verweer te voeren hetgeen zij niet heeft gedaan. Dat het VAC twee verschillende maatstaven heeft gehanteerd, doet aan dit oordeel om dezelfde reden niet af. Vaststaat dat het werk (deels) gebrekkig is uitgevoerd en het had op de weg van [eiser] gelegen om de rechtbank duidelijk te maken waarom dat niet juist is.
Herstel
2.44.
Vervolgens moet beoordeeld worden wat partijen overeengekomen zijn met betrekking tot het herstel van de gebreken. Pas tijdens de zitting kwam naar voren dat het VAC kennelijk twee verschillende maatstaven heeft gehanteerd bij haar beoordelingen. Het VAC heeft volgens [gedaagde] in Rapport 2 de kwaliteitseisen zoals door partijen zijn overeengekomen bij de offerte gehanteerd als maatstaf terwijl het VAC bij Rapport 1 de maatstaf van de eisen van ‘goed en deugdelijk werk’ heeft gehanteerd. Uit Rapport 1 lijkt dit als uitgangspunt te zijn genomen en niet de eisen die partijen zijn overeengekomen, maar heel duidelijk is dat niet. De rechtbank is van oordeel dat bij de beoordeling van het werk van [eiser] , de omvang van de herstelwerkzaamheden en de kosten daarvan moet worden uitgegaan van kwaliteitseisen zoals partijen die zijn overeengekomen. Dit uitgangspunt geldt ook voor de begroting van de besparingen (zie hierna).
Ten aanzien van de voorgevel hebben partijen een fatale termijn afgesproken, namelijk 29 november 2023 (zie hiervoor in overweging 2.38). Toen moest [eiser] haar werkzaamheden aan de voorgevel goed en deugdelijk hebben uitgevoerd overeenkomstig de overeengekomen kwaliteitseisen. Dat was niet het geval (zie onder andere Rapport 1) en [eiser] was dus al in verzuim. Zij kreeg toen toch de gelegenheid om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Dit is verwoord in de e-mail van 19 december 2023 van [gedaagde] . In die e-mail geeft [gedaagde] [eiser] een laatste kans om haar werkzaamheden deugdelijk uit te voeren (zie punt 2.24). In het Rapport 2 is het werk van [eiser] weer beoordeeld. Het gehele uitgevoerde werk moest immers voldoen aan de kwaliteitseisen die voortvloeien uit de offerte. Hierdoor houdt de rechtbank [eiser] ook verantwoordelijk voor de herstelpunten die in Rapport 2 zijn genoemd.
Het verrekeningsverweer van [gedaagde] wordt verworpen
2.45.
[gedaagde] stelt schade te hebben geleden en doet een beroep op verrekening van een bedrag van € 252.281,62. De schade bestaat onder meer uit de tijdgebonden kosten die [gedaagde] heeft moeten maken vanwege de vertraging in het project door de wanprestatie van [eiser] . Dit betreft kosten voor het zes maanden langer in de lucht houden van de bouwplaatsvoorzieningen, zoals de huur van steigers en de huur van dakrandbeveiliging die noodzakelijk waren om in eerste instantie [eiser] en daarna derde partijen, waaronder [E] B.V., [F] VOF en [G] B.V., in staat te stellen de schilder- en glaswerkzaamheden te herstellen en af te ronden. Het totaal van de hiervoor bedoelde tijdgebonden kosten bedraagt € 15.092,319. [gedaagde] heeft facturen en betaalbewijzen overgelegd die zien op deze kosten. Voorts bestaat de schade van [gedaagde] uit de kosten die zij heeft moeten om het werk af te ronden en te herstellen. Deze kosten beliepen in totaal € 237.189,31. Ook hiervan heeft [gedaagde] facturen en betaalbewijzen overgelegd.
2.46.
[eiser] betwist de schade. Zij voert aan dat er kosten zijn opgevoerd die niet aan haar toerekenbaar zijn. Zo zijn er kosten gemaakt voor muurverf en een ‘Sigma Colour Tester’ die wijzen op werkzaamheden die buiten het bereik van de werkzaamheden van [eiser] vallen. Ook de kosten van extra leveringen van glas, montagewerkzaamheden en het aanbrengen van losse plakroeken zijn werkzaamheden die [eiser] nooit heeft uitgevoerd en die zij ook nooit bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Ook de tijdsgebonden kosten waren niet noodzakelijk voor het schilderwerk van [eiser] maar hingen samen met werkzaamheden van anderen. [gedaagde] heeft het voorgaande niet weersproken.
2.47.
De rechtbank overweegt dat het beroep op verrekening van [gedaagde] niet slaagt op grond van artikel 6:136 BW. De rechter kan een vordering ondanks een beroep van de verweerder op verrekening toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Dat is hier het geval. Door [eiser] is gemotiveerd betwist dat [gedaagde] meer dan enkel de herstelkosten in rekening heeft gebracht. Om vast te kunnen stellen wat de herstelkosten aan de zijde van [gedaagde] daadwerkelijk zouden zijn geweest, zou verder onderzoek gedaan moeten worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gegrondheid van het verweer van [gedaagde] niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld en gaat daarmee voorbij aan het verrekeningsverweer van [gedaagde] . Dat betekent niet dat de gehele vordering van [eiser] kan worden toegewezen.
2.48.
Ingeval van opzegging van de aannemingsovereenkomst bepaalt artikel 7:764 lid 2 BW dat de opdrachtgever de voor het gehele werk geldende prijs moet betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door de aannemer van het reeds voltooide werk. Dit houdt dus in dat de facturen van [eiser] voor het reeds verrichte werk betaald moeten worden door [gedaagde] met inachtneming van een vermindering van de besparingen. De besparingen die voor [eiser] uit de opzegging voortvloeien, zijn onder andere de bespaarde kosten van materialen en arbeid. [eiser] heeft ter zitting de besparingen van de materialen en arbeid aan de achtergevel van het pand reeds in mindering gebracht op de facturen. Onder besparingen vallen ook de herstelkosten van de werkzaamheden aan de voorgevel van het pand die [eiser] ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Als [eiser] de werkzaamheden wel goed had uitgevoerd, had zij die kosten namelijk zelf moeten maken. De rechtbank heeft meer informatie nodig om te weten wat de besparingen van [eiser] zijn en heeft daarom behoefte om advies van een deskundige in te winnen.
Conclusie
2.49.
Nu vaststaat dat [gedaagde] de overeenkomst tussen partijen heeft opgezegd en dat de werkzaamheden door [eiser] (deels) gebrekkig zijn uitgevoerd, kan [eiser] geen aanspraak maken op het gehele door haar gevorderde bedrag. De besparingen in de zin van artikel 7:764 lid 2 BW moeten worden verminderd op de vordering van [eiser] . De rechtbank wil de hoogte van de besparingen laten begroten door een deskundige.
Deskundigenonderzoek
2.50.
De rechtbank wil dus een deskundige benoemen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
- de wenselijkheid van een deskundigenbericht;
- het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n);
- de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.51.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van schilderwerkzaamheden en dat de volgende vragen moeten worden gesteld:
Uitgaande van de constateringen die volgen uit rapport 2 van het VAC, kunt u aangeven hoe de door het VAC geconstateerde gebreken kunnen worden hersteld waarbij u dient uit te gaan van de eisen genoemd in de werkomschrijving versie 2 (21-02-2023) opgesteld door Monument in BV te Loosdrecht?
Wat zijn volgens u de te verwachten netto kosten daarvan (dus zonder winstopslag)?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.52.
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door partijen, ieder bij helfte moeten worden betaald. In beginsel rust de bewijslast van de besparingen op [gedaagde] . Echter vaststaat dat het werk van [eiser] niet deugdelijk is en dat er besparingen zijn, alleen de omvang is niet duidelijk. Vandaar dat beide partijen bij helfte het voorschot moeten voldoen.
2.53.
In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
2.54.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
2.55.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
2.56.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
7 januari 2026om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
3.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Schollen-den Besten en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2025.