ECLI:NL:RBONE:2013:BZ2738

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
839007 Cv Expol. 12-3838
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het concurrentiebeding in tijd en territorium na beëindiging dienstverband

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Nederland op 27 februari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Promac B.V., over de geldigheid van een concurrentiebeding. De werknemer, die van 1 mei 1999 tot 1 juni 2012 in dienst was van Promac, had zich op 7 maart 2012 ziekgemeld en was sindsdien niet meer werkzaam. Na beëindiging van zijn dienstverband vorderde hij een beperking van het concurrentiebeding, dat hem belemmerde om elders werk te vinden. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet volledig vernietigd kon worden, maar dat er wel aanleiding was om het in tijd te beperken. De rechter stelde de ingangsdatum van het concurrentiebeding vast op 7 maart 2012, waardoor het per 7 maart 2013 zijn werking zou verliezen. De werkgever had onvoldoende argumenten aangedragen om aan te tonen dat het in stand houden van het beding voor een langere periode noodzakelijk was. Daarnaast werd de werkgever veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding aan de werknemer van € 13.750,00 bruto, als compensatie voor de belemmeringen die het concurrentiebeding met zich meebracht. De proceskosten werden eveneens aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Tiel
zaakgegevens 839007 \ CV EXPL 12-3838 \ 353
uitspraak van 27 februari 2013
vonnis
in de zaak van
[werknemer]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. U. Hoogland
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Promac B.V.
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zaltbommel
gedaagde partij
gemachtigde mr. E.P. Cornel
Partijen worden hierna [werknemer] en Promac genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 november 2012
- de brief van de gemachtigde van [werknemer] van 15 januari 2013 met producties
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen tevens inhoudende de pleitaantekeningen van de gemachtigde van [werknemer].
1.2. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling in onderhavige zaak is de gemachtigde van partijen gevraagd of partijen en/of gemachtigden bezwaar hebben tegen behandeling van de zaak door dezelfde kantonrechter als de kantonrechter ten overstaan van wie de mondelinge behandeling in de ontbindingsprocedure heeft plaatsgevonden. Partijen hebben uitdrukkelijk aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben.
2. De feiten
2.1. [werknemer] is van 1 mei 1999 tot 1 juni 2012 in dienst van Promac en vanaf 1 oktober 2010 in de functie van manager afdeling Maritiem MCW en RAM. Tussen partijen is een concurrentiebeding overeengekomen. Dit beding is opgenomen als bijlage B bij de gewijzigde arbeidsovereenkomst d.d. 17 september 2002 en luidt als volgt.
Zowel tijdens het dienstverband als gedurende 2 jaar na beëindiging daarvan zult u:
a. zich onthouden werkzaamheden, zowel voor eigen rekening als ten behoeve van derden, te verrichten op het gebied waar u ten tijde van uw arbeidsovereenkomst werkzaam bent (geweest), alsmede zich onthouden van het verrichten van werkzaamheden, zowel voor eigen rekening als ten behoeve van derden, welke concurrerend zijn met activiteiten van de onderneming op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst c.q. met activiteiten die op dat moment door de onderneming worden ontwikkeld;
b. zich onthouden een onderneming gelijk of aanverwant aan de onderneming te (doen) drijven, dan wel direct of indirect daarin een belang te hebben, anders dan het houden van aandelen in op de beurs genoteerde fondsen;
c. zich onthouden op welke wijze dan ook, hetzij direct hetzij indirect, klanten of relaties van de onderneming te benaderen c.q. contact met hen op te nemen teneinde te bewerkstelligen dat zij de bestaande relatie met de onderneming beëindigen, dan wel dat zij een relatie met een met de onderneming concurrerend bedrijf aangaan;
d. zich onthouden personeelsleden, werkzaam bij de onderneming op het tijdstip van beëindiging van uw dienstverband te benaderen c.q. contact met hen op te nemen een en ander met het oogmerk hen te bewegen tot het beëindigen van het dienstverband met de onderneming, dan wel haar/hem/hen te bewegen een dienstverband aan te gaan met een concurrerende onderneming, dan wel voor eigen rekening activiteiten te ontwikkelen welke als concurrerend met activiteiten van de onderneming kunnen worden beschouwd;
zulks op verbeurte van een onmiddellijk, zonder rechterlijke tussenkomst, opeisbare boete voor overtreding van één of meer van de hierboven genoemde verboden van € 110.000,-- per overtreding c.q. € 1.150,-- voor iedere dag, dan wel deel van een dag dat de overtreding voortduurt, een en ander onverminderd het recht van de werkgever om schade die tengevolge van de overtreding van het concurrentieverbod wordt geleden, op u te verhalen.
2.2. Promac, een familiebedrijf, houdt zich bezig met de verkoop van installaties voor de internationale scheepvaart en scheepsbouw. Daarnaast ontwikkelt en bouwt Promac installaties voor koeling, voor drinkwaterbereiding en bilgewaterreiniging ten behoeve van schepen. Promac heeft een serviceafdeling voor ondermeer het onderhoud van en reparatie aan de door haar geleverde installaties en aan installaties van derden. Sinds 1993 verkoopt Promac scheepskranen. Sinds 2004 van het Italiaanse bedrijf HS Marine. De dagelijkse leiding van Promac is vanaf augustus 2010 in handen van mevrouw [X], de dochter van de oprichter en vanaf 1 januari 2012 mede in handen van de commercieel directeur de heer [Y]
2.3. Bij de stukken bevindt zich een ‘agency agreement’ gesloten tussen Promac en HS Marine S.r.L. (hierna: HS Marine) d.d. 6 januari 2006. De preambule luidt als volgt.
The Principal (HS Marine, toevoeging door kantonrechter) appoints the agent (Promac, toevoeging door kantonrechter) as the sole and exclusive agent for representation of principals products in the Benelux, Germany, Turkey, Romania and Poland (called the territory) subject to following terms and conditions:.
2.4. Op 7 maart 2012 meldt [werknemer] zich ziek. Sedertdien verricht hij geen werkzaamheden meer voor Promac.
2.5. Op 15 mei 2012 komen partijen overeen dat het dienstverband eindigt per 1 juni 2012 en dat Promac aan [werknemer] een vergoeding ex artikel 7:685 lid 8 BW betaalt van € 81.000,00 bruto.
2.6. Op 18 juni 2012 verzoekt [werknemer] Promac in te stemmen met een beperking van het concurrentiebeding in tijd en territoir. In de brief van haar gemachtigde van 29 juni 2012 wijst Promac dit verzoek af.
2.7. In het vonnis in kort geding van 8 augustus 2012 wijst de kantonrechter rechtbank Arnhem locatie Tiel de vorderingen van [werknemer] strekkende tot schorsing van het concurrentiebeding af.
3. De vordering en het verweer
3.1. [werknemer] vordert Promac te veroordelen tot het navolgende.
Primair
I. Volledige vernietiging van het concurrentiebeding (inclusief relatiebeding) in bijlage B van de arbeidsovereenkomst, dan wel een andere in goede justitie te bepalen vernietiging.
Subsidiair
II. Gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding (inclusief relatiebeding), door het beding in bijlage B van de arbeidsovereenkomst in werkgebied te beperken opdat het enkel van toepassing is voor activiteiten die zuiver betrekking hebben op de Benelux (Nederland, België en Luxemburg), dan wel een andere in goede justitie te bepalen beperking van het werkgebied.
III. Gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding (inclusief relatiebeding), door het beding in bijlage B van de arbeidsovereenkomst in tijd te beperken naar 6 maanden te rekenen vanaf 7 maart 2012, dan wel een andere in goede justitie te bepalen vernietiging in tijd.
Daarnaast
IV. Veroordeling van Promac om tot het moment van afstand of vernietiging van het concurrentiebeding, aan [werknemer] te betalen een schadevergoeding in de zin van artikel 7:653 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW), zijnde € 6.100,00 bruto over juli 2012, € 2.936,80 bruto over augustus en september 2012 en € 3.147,75 bruto over iedere volgende maand.
V. Met veroordeling van Promac in de proceskosten daaronder begrepen een bedrag voor gemachtigdensalaris.
3.2. [werknemer] legt daaraan het volgende ten grondslag.
Door [werknemer] te houden aan het concurrentiebeding (inclusief relatiebeding) benadeelt Promac hem onbillijk. [werknemer] vordert daarom vernietiging van het concurrentiebeding op grond van artikel 7:653 lid 2 BW. Subsidiair vordert [werknemer] vernietiging in de zin van beperking van de werking naar werkgebied en termijn. [werknemer] vordert voorts financiële compensatie op grond van artikel 7:653 lid 4 BW voor de periode dat hij aan het concurrentiebeding wordt gehouden. [werknemer] kan twee jaar lang niet actief zijn in de maritieme sector, zelfs in de landen waar Promac niet onderneemt. Tegen al het voorgaande weegt het belang van Promac niet op.
3.3. Promac voert verweer tegen de vorderingen. Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kantonrechter stelt het volgende voorop. Voorafgaande aan de onderhavige procedure heeft Promac een ontbindingsprocedure geëntameerd. Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling in die procedure hebben partijen een minnelijke regeling getroffen over de beëindiging van het dienstverband en een door Promac aan [werknemer] te betalen vergoeding. Partijen hebben de kantonrechter kenbaar gemaakt wat zij zijn overeengekomen en de afspraken zijn door de griffier vastgelegd. In overleg met de gemachtigden en in verband met de ruime overschrijding van de voor de zitting geplande tijd is volstaan met het vastleggen van de afspraken in de aantekeningen van de griffier. Voor de kantonrechter en de griffier was duidelijk dat partijen het onderwerp ‘concurrentiebeding’ buiten de onderhandelingen hadden gehouden. Dit omdat niet anders is verklaard en omdat zijdens Promac is verzocht op te nemen dat het concurrentiebeding in stand bleef en zijdens [werknemer] is verzocht op te nemen dat hij zich alle rechten voorbehoudt het concurrentiebeding ter toetsing aan de rechter voor te leggen. Hieruit volgt dat het ervoor moet worden gehouden dat de tussen partijen overeengekomen vergoeding geen vergoeding inhoudt voor het in stand laten van het concurrentiebeding en dat het [werknemer] vrij staat het concurrentiebeding thans ter toetsing voor te leggen.
4.2. Tussen partijen is een concurrentiebeding overeengekomen. Het concurrentiebeding vormt een beperking van het recht op vrije keuze van arbeid, neergelegd in artikel 19 lid 3 Grondwet. De wetgever heeft het aangaan van een concurrentiebeding niet willen verbieden, maar heeft er wel beperkingen aan gesteld.
Het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding is beperkt in tijd (twee jaar), maar is niet begrensd in territoir. Partijen houdt onder meer verdeeld de vraag of het concurrentiebeding – al dan niet gedeeltelijk – moet worden vernietigd of dat het onverkort in stand moet blijven. Hoofdregel in het Nederlands burgerlijk recht is dat overeenkomsten door partijen moeten worden nagekomen. Gelet op de hiervoor bedoelde beperking van een grondrecht en omdat de wetgever rekening heeft willen houden met de werknemer die bij het sluiten van het concurrentiebeding zijn belangen niet altijd even goed kan inschatten, geeft artikel 7:653 BW de rechter de mogelijkheid een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen. Hierbij moet een afweging worden gemaakt tussen het te beschermen belang van de werkgever en het nadeel dat de werknemer van het concurrentiebeding ondervindt.
4.3. [werknemer] heeft ter onderbouwing van zijn vordering diverse redenen aangevoerd waarom het concurrentiebeding in de huidige vorm niet in stand kan blijven.
Deze redenen – alsmede de door Promac aangevoerde redenen voor handhaving van het beding – zullen hierna worden besproken.
Omstandigheden tijdens dienstverband en oorzaak beëindiging dienstverband
4.4. [werknemer] voert aan dat hij bij Promac is gestart in de functie van sales engineer en in 2002 is gaan werken in de functie van manager maritiem. Vanaf 2010 zijn de taken die voorheen tot de functie van [werknemer] behoorden hem stap voor stap ontnomen, nadat de nieuwe directie had besloten het personeel voortaan rechtstreeks aan te sturen, aldus [werknemer] . Dit had volgens hem niets te maken met ontevredenheid over zijn functioneren, maar alles met de wens van de directie de beslissingsbevoegdheid te centraliseren. Er zijn een commercieel directeur en een financieel directeur aangesteld die het grootste deel van de taken en verantwoordelijkheden van [werknemer] hebben
overgenomen. Wat resteerde was een uitvoerende functie van medewerker sales. Hoewel het voor [werknemer] buitengewoon moeilijk was zijn managementtaken en ook taken binnen de sales te verliezen, heeft hij zich – zo voert hij aan – volledig geconformeerd. In januari 2012 mocht hij zich ook niet langer bezig houden met de handel in kranen van HS Marine.
[werknemer] voegt daaraan toe dat Promac ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en hij onderbouwt dit onder meer met een verwijzing naar specifieke passages in het verweerschrift in de ontbindingsprocedure en de daarbij gevoegde producties. [werknemer] is van mening dat het dienstverband tussen partijen als gevolg van het handelen van Promac is geëindigd. Dit moet worden meegewogen bij de beoordeling van de vorderingen, aldus [werknemer].
4.5. Promac heeft betwist dat de managementstaken zijn verschoven naar de commercieel directeur en dat [werknemer] zich bijvoorbeeld vanaf januari 2012 niet meer mocht bezig houden met de handel in kranen van HS Marine. Promac voert aan dat uit het hele feitencomplex blijkt dat [werknemer] al heel lang en gericht doende was met het smeden van plannen concurrerende activiteiten te ontplooien. Dit zeer verwijtbare gedrag van [werknemer] gedurende het dienstverband moet worden meegenomen in de belangenafweging. Promac verwijst daarbij naar – ook in dit geding – overgelegde producties en ook naar de omstandigheid dat de financiële adviseur van [werknemer] kort na de minnelijke regeling al laat weten dat de ontslagvergoeding in een op te richten stamrecht-BV moet worden gestort. Volgens Promac is sprake van een doordacht en vooropgezet plan.
4.6. Gesteld noch gebleken is dat de in artikel 7:653 lid 3 BW bedoelde situatie zich voordoet. In dit artikel is bepaald dat een werkgever geen rechten kan ontlenen aan een concurrentiebeding indien de werkgever wegens de wijze waarop de overeenkomst is geëindigd schadeplichtig is. Partijen stellen zich – zo begrijpt de kantonrechter – op het standpunt dat het gedrag van de ander gedurende het dienstverband moet worden meegewogen bij de weging van de belangen in het kader van artikel 7:653 lid 2 BW. Dit impliceert dat, nu partijen elkaars stellingen op dit punt opnieuw over en weer betwisten, alsnog beoordeeld zou moeten worden door wiens toedoen het dienstverband uiteindelijk is geëindigd.
De kantonrechter is van oordeel dat met de totstandkoming van de minnelijke regeling in de ontbindingsprocedure de vraag naar wie er in overwegende mate een verwijt kan worden gemaakt ter zake van de noodzakelijk geworden ontbinding, de vraag in wiens risicosfeer de diverse omstandigheden liggen, met andere woorden: door wiens toedoen de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, geen beantwoording meer behoeft. De stellingen van partijen op dit punt leggen bij de beoordeling van de thans voorliggende vraag daarom geen gewicht in de schaal.
Heila en belangen [werknemer]
4.7. [werknemer] stelt dat hij is benaderd door het bedrijf Heila, een fabrikant van kranen uit Italië. Heila is voornemens nieuwe agentschappen te beginnen in Engeland, Scandinavië en Duitsland. [werknemer] is gevraagd deze agentschappen op te richten. Met deze baan kan [werknemer] ontkomen aan werkloosheid en financiële problemen voor zijn gezin. Bovendien gaat hij op een hoger niveau werken dan de laatste jaren bij Promac. Daar waren hem vrijwel alle taken en verantwoordelijkheden ontnomen. [werknemer] kon al vanaf 1 juli 2012 aan het werk bij Heila. Hij is al sinds januari 2012 niet meer werkzaam in het veld van de verkoop van kranen, omdat Promac hem die taken heeft afgenomen. Promac is niet werkzaam in de gebieden waar Heila nu wil komen tot nieuwe agentschappen en bovendien heeft HS Marine het agentschap met Promac
opgezegd. Promac kan geen kranen van HS Marine meer verhandelen. Van enige concurrentie kan dan ook geen sprake zijn. [werknemer] voegt daaraan nog het volgende toe. Van groot belang is dat hij bij Heila in andere regio’s actief wordt dan bij Promac. Kranen zijn door Promac alleen verkocht in de Benelux waarbij [werknemer] en de andere salesman [Z] ieder hun eigen gebied hadden. [werknemer] richtte zich voornamelijk op de regio Rotterdam. Er is geen sprake van een niche markt, er zijn heel veel aanbieders van kranen van het type dat Promac verhandelt. [werknemer] bewiste dat Heila de concurrent is die Promac schetst.
Bovendien heeft [werknemer] alleen kennis en ervaring van de markt in Nederland, is zijn kennis gedateerd en is er een geheimhoudingsbeding. Voorts moet de slechte arbeidsmarktpositie van [werknemer] worden meegewogen, als gevolg van zijn leeftijd (52 jaar), onbekendheid met andere branches dan de maritieme sector, de onmogelijkheid referenties te geven en het ontbreken van een opleiding. Vanaf maart 2012 is [werknemer] zonder succes doende met solliciteren. Als hij niet bij Heila in dienst kan treden, zal hij lange tijd werkloos zijn en uiteindelijk aangewezen zijn op een bijstandsuitkering. Promac geeft zelf aan dat er kansen voor [werknemer] zijn in de sales in de maritieme sector. Met de beperkingen die het concurrentiebeding oplegt blijft slechts een heel klein deelgebied van de arbeidsmarkt over. De combinatie van het veel omvattende assortiment van Promac en de zeer ruime omschrijving van het concurrentiebeding inclusief het relatiebeding, laat in de praktijk geen opties open.
Belangen Promac
4.8. Promac heeft een en ander betwist. Promac voert aan dat zij zich richt op de internationale markt en niet alleen op de Nederlandse, dat de vennootschap Double D uit Waalwijk is overgenomen door Heila en dat Heila via Double D vanuit Nederland de Noord Europese markt gaat bewerken met [werknemer]. Het kan wel zo zijn dat veelal zaken worden gedaan met de scheepswerf, maar ook de eigenaar van het schip is een klant van Promac. De klanten bevinden zich ook in de gebieden waar [werknemer] zou gaan werken voor Heila. Promac benadrukt dat zij distributeur is van HS Marine en dus in alle regio’s kranen mag verhandelen. Ondanks de opzegging door HS Marine van de sinds 2006 bestaande overeenkomst zullen Promac en HS Marine blijven samenwerken. Daarover zijn partijen volop in gesprek. Volgens Promac is geen sprake van een positieverbetering, heeft [werknemer] na juli 2012 kennelijk niet meer gesolliciteerd en zijn er talloze geschikte vacatures. Verwezen wordt naar overgelegde overzichten met vacatures. Het concurrentiebeding beperkt [werknemer] daarom niet. Promac wijst erop dat het type kraan dat Promac verhandelt een niche markt is met slechts enkele aanbieders en een relatief kleine groep afnemers. Promac benadrukt dat Heila haar grootste concurrent is en dat de vergelijking met de verhouding tussen Coca Cola en Pepsi Cola echt op gaat.
In [werknemer] is bovendien geïnvesteerd. Er is hem kennis bijgebracht van de te verkopen producten. [werknemer] is het enige gezicht van Promac op het gebied van kranen. Hij weet alles over verkoopvoorwaarden, prijsvorming, marges. Niet is gesteld of bewezen dat het onderhavige beding hem zodanig belemmert dat hij niet anders dan in dienst van Promac werkzaam kan zijn.
4.9. Zoals hiervoor overwogen zal de kantonrechter een afweging moeten maken tussen het te beschermen belang van de werkgever en het nadeel dat de werknemer van het concurrentiebeding ondervindt. De omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst al geruime tijd geleden is geëindigd, weegt de kantonrechter mee. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] voldoende heeft gesteld en onderbouwd welke nadelen hij ondervindt van het concurrentiebeding zoals dat tussen partijen geldt. De kantonrechter is voorts van oordeel
dat Promac weliswaar vele stellingen heeft ingenomen ter onderbouwing van haar te beschermen belang, maar dat zij deze slechts heel summier heeft onderbouwd. Zo heeft Promac bijvoorbeeld onvoldoende uiteengezet en gedocumenteerd over welke kennis [werknemer] nu precies beschikt die hij kan inzetten bij Heila dan wel een andere werkgever. Hetzelfde geldt voor de stelling van Promac dat sprake is van weinig aanbieders, van een voortzetting van het contract met HS Marine, van een concurrent van een omvang te vergelijken met de verhouding van colaproducenten en van handel in kranen buiten de Benelux .
De kantonrechter ziet, gelet op alle belangen, geen grond voor gehele vernietiging van het beding, maar ziet wel aanleiding het beding in tijd te begrenzen. Promac heeft onvoldoende aangevoerd op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat haar belang zodanig is dat [werknemer] gedurende een periode van meer dan een jaar aan het beding gehouden kan worden. Vast staat dat [werknemer] zich op 7 maart 2012 heeft ziekgemeld en dat hij sedertdien niet meer heeft gewerkt. De kantonrechter is van oordeel dat de ingangsdatum van het concurrentiebeding met een looptijd van een jaar moet worden gesteld op 7 maart 2012, zodat het concurrentiebeding vanaf 7 maart 2013 haar werking zal hebben verloren.
4.10. [werknemer] vordert tevens een beperking van het geografisch gebied waarvoor het concurrentiebeding geldt. De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] naast vorenbedoelde beslissing geen belang meer heeft bij een dergelijke beperking van de werking van het concurrentiebeding.
4.11. [werknemer] heeft ook de veroordeling van Promac gevorderd tot betaling van een vergoeding op grond van artikel 7:653 lid 4 BW. De wet geeft de mogelijkheid een vergoeding naar billijkheid toe te kennen als het beding de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn. Niet is betwist dat [werknemer] geen relevante opleidingen heeft gevolgd, maar als een zogenaamde ‘self-made man’ moet worden beschouwd. Vast staat dat [werknemer] op 1 juli 2012 bij Heila in dienst kon treden. Promac heeft aangevoerd dat er talloze banen voor Heila beschikbaar zijn en heeft onder meer verwezen naar overzichten van vacaturesites en naar de verklaring van de heer [A] van [bedrijf A] die aangeeft dat er een grote hoeveelheid vergelijkbare vacatures in Zuid-Holland is. [werknemer] stelt dat hij veel heeft ondernomen om ander werk te vinden en heeft deze stelling met producties onderbouwd. Hij wijst erop dat hij de voorgestelde functies niet kan aanvaarden vanwege het ruim geformuleerde concurrentiebeding.
4.12. De kantonrechter is van oordeel dat het beding, gelet op het opleidingsniveau van [werknemer], de ruime formuleerde van het beding, de leeftijd van [werknemer] en de situatie op de arbeidsmarkt in ruime en enge zin, [werknemer] in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van Promac werkzaam te zijn. Het verweer van Promac dat [werknemer] tal van mogelijkheden heeft elders werkzaam te zijn is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feitelijk onderbouwd bezien in het licht van de stellingen van [werknemer] en de onderbouwing ervan. Zo heeft Promac onder meer in het geheel niet gesteld of onderbouwd welke volgens haar beschikbare functies in alle overgelegde lijsten daadwerkelijk geschikt zijn voor [werknemer] en evenmin welke functies vergelijkbare verdiensten opleveren als bij Promac. In dergelijke omstandigheden is een vergoeding op haar plaats. Het gaat hier niet om een schadevergoeding, maar om een vergoeding naar billijkheid. De kantonrechter acht een vergoeding van ongeveer 30% van het brutoloon zonder emolumenten over de periode 1 juli 2012 tot 7 maart 2013 een billijke vergoeding. De vergoeding wordt gebaseerd op het brutoloon waarop [werknemer] recht had toen hij laatstelijk in dienst was bij Promac, namelijk € 5.496,00 en wordt vastgesteld op € 13.750,00 bruto.
4.13. Promac zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1. vernietigt het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding (inclusief relatiebeding) opgenomen in Bijlage B van de arbeidsovereenkomst gedeeltelijk door het beding in tijd te beperken naar twaalf maanden met als ingangsdatum van het concurrentiebeding 7 maart 2012, zodat het beding met ingang van 7 maart 2013 haar werking heeft verloren;
5.2. veroordeelt Promac tot betaling aan [werknemer] van een bedrag van € 13.750,00 bruto, binnen twee weken na betekening van dit vonnis;
5.3. veroordeelt Promac in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [werknemer] begroot op € 90,64 aan dagvaardingskosten, € 73,00 aan griffierecht en € 400,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.4. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.C.J. van Bavel en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2013.