ECLI:NL:RBONE:2013:BZ7983

Rechtbank Oost-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
235948
Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van leveringsovereenkomst tussen grootverbruiker en Nuon

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Nederland op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een grootverbruiker van elektriciteit, aangeduid als [eiseres], en de N.V. Nuon Sales Nederland. De eiseres vorderde primair dat de rechtbank zou verklaren dat de leveringsovereenkomst met Nuon nietig was, omdat deze buitengerechtelijk zou zijn vernietigd. Subsidiair vorderde zij schadevergoeding en vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst van mei 2005, die liep tot 1 juli 2008, niet rechtsgeldig was opgezegd door eiseres. Nuon had zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst automatisch was verlengd, omdat eiseres niet tijdig en schriftelijk had opgezegd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden, en dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar waren. De rechtbank wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van Nuon werden begroot op € 575,- aan vast recht en € 904,- aan salaris voor de advocaat. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.C.P. Giesen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/235948 / HA ZA 12-787
Vonnis van 20 maart 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
eiseres
advocaat mr. J.J.H. van der Meijden te Culemborg
tegen
naamloze vennootschap
N.V. NUON SALES NEDERLAND
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
advocaat mr. F.A.M. Knüppe
behandelend advocaat mr. K.M. Kole, beiden te Arnhem
Partijen zullen hierna [eiseres] en Nuon genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 december 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2013.
1.2. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is grootverbruiker van elektriciteit. Nuon heeft aan haar elektriciteit geleverd op grond van een overeenkomst van mei 2005, die liep van 1 juli 2005 tot 1 juli 2008.
2.2. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Nuon van toepassing (versie 1 juli 2003). Artikel 11 lid 2 luidt:
Een Leveringsovereenkomst voor bepaalde tijd zal, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7 lid 3, automatisch worden verlengd met een zelfde periode met een maximum van een jaar, indien een partij de andere partij niet tenminste drie kalendermaanden voor de einddatum schriftelijk in kennis heeft gesteld van het feit dat hij niet tot verlenging wenst over te gaan.
Artikel 16 lid 5 luidt:
Indien Afnemer naar een andere leverancier dan Nuon wisselt zonder dat hij de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd, of zonder dat hij de overeengekomen opzegtermijn in acht heeft genomen en indien Afnemer, na daarvoor in gebreke te zijn gesteld, gedurende veertien dagen nalatig blijft om terug naar Nuon te wisselen, wordt Afnemer geacht in strijd met de opzegtermijn te hebben opgezegd en zal Afnemer ten behoeve van Nuon een onmiddellijk opeisbare boete verbeuren welke wordt berekend volgens de formule: het aantal maanden van de resterende looptijd van de overeenkomst met een maximum van drie maanden, gedeeld door 12, vermenigvuldigd met het gecontracteerde jaarvolume elektriciteit en de prijs per kWh, zoals vermeld in de Leveringsovereenkomst. (...) De boete wordt bij Afnemer in rekening gebracht onverminderd de bevoegdheid van Nuon om alsnog nakoming te vorderen en onverminderd de bevoegdheid van Nuon tot het vorderen van schadevergoeding, voor zover deze voormelde boete te boven gaat.
2.3. Op 24 augustus 2007 heeft Nuon op verzoek van [eiseres] een offerte aan haar uitgebracht voor de levering van elektriciteit vanaf 1 juli 2008 (kenmerk van de offerte: ILU07.004988).
2.4. Op vrijdag 7 september 2007 heeft [eiseres] per telefoon aan Nuon laten weten dat zij niet zal ingaan op het aanbod in de offerte. Op dezelfde dag heeft zij een overeenkomst met Essent gesloten, strekkende tot levering van elektriciteit vanaf 1 juli 2008 tot en met 31 december 2012.
2.5. Bij fax van 10 september 2007 heeft [eiseres] ([betrokkene a]) aan Nuon ([betrokkene b]) bericht:
Zoals afgelopen vrijdag telefonisch met u besproken bevestig ik dat wij niet zullen ingaan op uw offerte met kenmerk ILU07.004988 inzake de levering van elektriciteit met ingang van 1 juli 2008. Het spijt me u niet beter te kunnen berichten.
2.6. Bij brief van 3 juni 2008 heeft Nuon [eiseres] onder meer bericht:
Per 30 juni 2007 [de rechtbank leest: 2008] loopt uw huidige elektriciteitscontract af. Conform de algemene voorwaarden (artikel 12.2) wordt uw contract automatisch met 1 jaar verlengd. De verlening gaat in op 1 juli 2008 en loopt tot en met 30 juni 2009. De nieuwe marktprijzen voor deze periode zijn: (...)
2.7. Op 19 juni 2008 heeft Nuon ([betrokkene b]) aan [eiseres] ([betrokkene a]) per email bericht:
Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud stuur ik u hier de aanbieding voor de levering van elektriciteit.
Door het tekenen van een contract bij een andere leverancier, zonder het lopende contract bij Nuon op tijd te hebben opgezegd, begaat u contractbreuk. Normaliter zal er in dit geval een boete worden opgelegd.
Zoals telefonisch overeengekomen; Als u de bijgaande offerte voor de levering van elektriciteit getekend naar mij retourneerd, zal er geen boete in rekening worden gebracht. En bent u vrij om uw reeds getekende contract bij de andere leverancier te behouden.
(...)
2.8. Op 19/23 juni 2008 heeft [eiseres] een overeenkomst met Nuon gesloten (kenmerk: ILU08.004836), strekkende tot levering van elektriciteit vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017.
2.9. Bij brief van 15 februari 2012 van haar advocaat heeft [eiseres] Nuon onder meer bericht:
(...)
Uw conclusie dat sprake is van een rechtsgeldige verlenging van de overeenkomst, quod non, wat de grondslag heeft gelegd voor de overeenkomst voor levering vanaf januari 2013, kan ik niet anders afdoen als een enigszins begrijpelijke, doch naïeve poging om onder de ontbinding c.q. vernietiging van de overeenkomsten uit te komen.
(...)
Aangezien voor de afloop van de overeengekomen leveringsperiode, Nuon voor de opvolgende periode een offerte dient uit te brengen, betekent het niet ingaan op de offerte automatisch dat de klant, in casu dus cliënte, geen voortzetting van de overeenkomst wenst. Een andere uitleg is realiter simpelweg niet te geven.
(...)
Cliënte is dwalende geweest en roept ter behoud van haar rechten en weren en in afwachting van uw ontbinding dan ook ex artikel 6:228 jo 6:229 jo 3:49 BW hierbij sowieso uitdrukkelijk de buitengerechtelijke vernietiging in van de overeenkomst(en) tussen haar en Nuon in.
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. [eiseres] heeft gevorderd, verkort weergegeven:
primair dat de rechtbank voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen [eiseres] en Nuon met het kenmerk ILU08.004836 nietig is daar zij buitengerechtelijk is vernietigd, althans dat de rechtbank deze vernietigt,
subsidiair dat de rechtbank Nuon veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres]
van alle geleden en te lijden kosten en schaden, nader op te maken bij staat,
primair en subsidiair Nuon te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met rente, onder afgifte van een bevelschrift terzake de nakosten.
3.2. [eiseres] heeft deze vorderingen gebaseerd op dwaling dan wel bedrog dan wel misbruik van omstandigheden dan wel onrechtmatige daad.
3.3. Ter toelichting op de vordering voor zover gebaseerd op dwaling dan wel bedrog heeft [eiseres] het volgende gesteld. Door de offerte van 24 augustus 2007 af te wijzen heeft [eiseres] de overeenkomst tot levering van energie van mei 2005 beëindigd per 1 juli 2008. Nuon heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat die overeenkomst niet was beëindigd en heeft op die grond aanspraak gemaakt op een contractuele boete. Gelet op de overtuigende wijze waarop Nuon dat stelde, gezien de korte termijn voor het nemen van de kennelijk vereiste beslissing en de onrust vanwege de vermeende schadeclaim, heeft [eiseres] zich laten overtuigen dat zij contractueel nog verplichtingen jegens Nuon had. Om die af te wenden is zij de overeenkomst van 19/23 juni 2008 aangegaan.
3.4. Nuon heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij heeft onder meer het standpunt gehandhaafd dat [eiseres] de leveringsovereenkomst niet rechtsgeldig heeft opgezegd.
3.5. Nuon heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat [eiseres] de leveringsovereenkomst van mei 2005 niet rechtsgeldig heeft opgezegd. Op grond van artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden wordt een leveringsovereenkomst voor bepaalde tijd automatisch verlengd tenzij deze tijdig en schriftelijk wordt opgezegd. In de fax van 10 september 2007 heeft [eiseres] slechts te kennen gegeven dat zij niet inging op de offerte van 24 augustus 2007, maar heeft zij niet de leveringsovereenkomst opgezegd. Gezien de periode van meer dan een half jaar tussen de afwijzing van de offerte door [eiseres] (10 september 2007) en de uiterste datum waarop de leveringsovereenkomst volgens de algemene voorwaarden had moeten worden opgezegd (31 maart 2008), behoefde Nuon die fax ook niet zo te begrijpen dat daarmee de leveringsovereenkomst werd opgezegd. Dit geldt te meer nu, zoals Nuon ter zitting heeft toegelicht, er allerlei redenen kunnen zijn waarom een offerte niet wordt aanvaard, bijvoorbeeld om een verdere prijsdaling af te wachten. Dat de leveringsovereenkomst anderszins tijdig en schriftelijk is opgezegd is gesteld noch gebleken. Hieruit volgt reeds dat het standpunt van Nuon zoals zij dat aan [eiseres] kenbaar heeft gemaakt, te weten dat de leveringsovereenkomst niet was opgezegd, geen onjuiste voorstelling van zaken was (artikel 6:228 BW) noch een onjuiste mededeling (artikel 3:44 lid 3 BW). De conclusie is dat de vordering niet toewijsbaar is op de grondslagen dwaling en bedrog.
3.6. Ter toelichting op de vordering voor zover gebaseerd op misbruik van omstandigheden heeft [eiseres] het volgende gesteld. Nuon heeft kort voor het aflopen van de termijn van de leveringsovereenkomst van mei 2005 moedwillig gebruik gemaakt van de ‘paniek’ die bij [eiseres] onstond doordat Nuon ‘dreigde’ met een boete. Volgens [eiseres] heeft Nuon misbruik gemaakt van de afhankelijkheid, de financiële dreiging en de korte beslistermijn door de overeenkomst van 19/23 juni 2008 met haar aan te gaan, terwijl zij haar daarvan juist had moeten weerhouden.
3.7. Nuon heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij slechts haar juridische standpunt kenbaar heeft gemaakt en dat zij [eiseres] niet onder druk heeft gezet.
3.8. [eiseres] is een professionele partij. Geconfronteerd met het standpunt van Nuon zoals verwoord in de brief van 3 juni 2008 had zij juridische hulp kunnen inschakelen. Dat zij dat toen niet heeft gedaan, blijft voor haar risico. Zoals volgt uit het hiervoor gegeven oordeel, kon Nuon in redelijkheid aanspraak maken op een overeengekomen boete. Dat verschafte Nuon mogelijk een onderhandelingspositie ten opzichte van [eiseres], maar het maakte [eiseres] niet van Nuon afhankelijk. [eiseres] stond ook niet onder tijdsdruk. Tussen 3 juni 2008 (toen Nuon [eiseres] berichtte dat het lopende contract met een jaar zou worden verlengd) en de ondertekening van de overeenkomst van 19/23 juni 2008 door [eiseres] zijn immers bijna drie weken verstreken. Die periode is lang genoeg om juridische hulp in te roepen. Hieruit volgt dat de vordering ook niet toewijsbaar is op de grondslag misbruik van omstandigheden.
3.9. Gezien dit oordeel behoeft het beroep op verjaring van de vordering voor zover deze is gebaseerd op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden geen bespreking.
3.10. Ter toelichting op de vordering voor zover gebaseerd op onrechtmatige daad heeft [eiseres] zich beroepen op de gegeven feiten en omstandigheden (dagvaarding onder 54).
Uit de hiervoor gegeven overwegingen in verband met de andere grondslagen van de vordering volgt dat de vordering ook op deze grondslag niet toewijsbaar is.
3.11. De conclusie is dat er geen grondslag is voor toewijzing van de vorderingen van [eiseres]. [eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van Nuon begroot op € 575,- aan vast recht en € 904,- aan salaris voor de advocaat;
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2013.
coll.: CLB