RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team Familie
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 128499 FA RK 12-316
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 27 februari 2013
[moeder],
verder te noemen de moeder,
wonende te [plaats, gemeente],
advocaat: mr. S.M. Goldhoorn te Zutphen,
[vader],
verder te noemen de vader,
wonende te [plaats, gemeente],
waarin als bijzonder curator is benoemd:
mr. R. Mulder te Lichtenvoorde.
Het verdere procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 18 juli 2012;
- de brief van mr. Mulder van 20 november 2012;
- het journaalbericht met bijlage van mr. Goldhoorn van 17 december 2012.
De rechtbank verwijst naar en handhaaft hetgeen in voormelde tussenbeschikking is overwogen en beslist.
In voormelde tussenbeschikking van 18 juli 2012 is mr. Mulder tot bijzonder curator benoemd om de minderjarige te vertegenwoordigen. Tevens is de behandeling van de zaak aangehouden om de bijzonder curator in de gelegenheid te stellen de rechtbank over haar bevindingen te informeren.
Het standpunt van de bijzonder curator
De bijzonder curator stelt dat zij uit de gesprekken met de vader en de moeder opmaakt dat de verhouding tussen de ouders slecht is, er geen vertrouwen is, dat zij negatief over elkaar spreken en elkaar verwijten maken. De indruk is dat [zoon] dit moeilijk vindt en daar last van heeft. [zoon] lijkt de problemen tussen zijn ouders te ontwijken, te vermijden. Dat [zoon] thans bij zijn vader woont lijkt er met name verband mee te houden dat de vader [zoon] moreel en financieel steunt met de bloemenwinkel, de vader in het pand woont waar [zoon] is opgegroeid en [zoon] zijn toekomst ziet binnen het bedrijf van de vader. Doordat de vader met [zoon] samenwerkt en hij op de hoogte is van wat er in de onderneming speelt is de vader in staat om [zoon] in voldoende mate te controleren. De moeder is hier niet bij betrokken.
De bijzonder curator verwacht niet dat de bloemenwinkel op korte termijn (erg) winstgevend zal zijn. De bloemenwinkel betekent voor [zoon] een leerschool en een mogelijkheid om praktijkervaring op te doen en om zijn ambities waar te maken. [zoon] geeft zelf aan dat de bloemenwinkel hem in zijn opleiding stimuleert. Op grond van de huidige situatie zijn de financiële risico’s beperkt. De winkel is ingericht, de verplichtingen ten opzichte van het personeel zijn zeer beperkt en kunnen op zeer korte termijn worden beëindigd. De bestellingen bij de veiling en de kwekerij verlopen via de vader. De bijzonder curator meent dat het verstandig is dat [zoon] (meer) aandacht aan de boekhouding besteedt en aan fiscale verplichtingen.
De moeder heeft aangegeven te berusten in het feit dat [zoon] zijn adres bij zijn vader heeft.
Het verzoek van de moeder tot het verstrekken van inlichtingen door de vader is in het belang van [zoon], omdat het voor [zoon] belangrijk is dat zijn beide ouders weten en begrijpen wat hem bezighoudt.
Het verzoek van de moeder dat de vader zorg draagt voor een vrijwaring van [zoon] lijkt volgens de bijzonder curator niet onder de reikwijdte van artikel 1:253a BW te vallen, nu dat artikel betrekking heeft op de uitoefening van het ouderlijk gezag, waaronder de vrijwaring niet valt, zodat dit verzoek afgewezen dient te worden.
Voorts is de bijzonder curator van mening dat het belang van [zoon] boven het belang van de moeder dient te gaan. Voortzetting van de bloemenwinkel is in het belang van [zoon].
Gelet op de huidige leeftijd van [zoon], het feit dat hij erg gemotiveerd is, zowel ten aanzien van zijn werkzaamheden in de bloemenwinkel als ten aanzien van zijn vervolgopleiding, het feit dat de financiële risico’s overzichtelijk zijn en het feit dat de vader van [zoon] nauw betrokken is bij het ondernemerschap is de bijzonder curator van mening dat [zoon] de mogelijkheid dient te hebben zijn werkzaamheden in de bloemenzaak voort te zetten.
Het nadere standpunt van de moeder
De moeder trekt haar verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [zoon] in en persisteert in haar overige verzoeken.
De moeder stelt dat zij niet bij de gesprekken met [zoon] en de vader aanwezig is geweest en dat zij geen inzage heeft in de financiële stukken van de bloemenwinkel van [zoon]. Zij kan over de juistheid van de weergave door de bijzonder curator derhalve niets zeggen.
De moeder wenst te benadrukken dat zij het [zoon] niet misgunt dat hij een bloemenwinkel heeft. Zij vreest voor de risico’s op financieel en sociaal-emotioneel vlak en acht de invloed van de vader op dit geheel te groot. De moeder heeft het idee dat [zoon] op dit moment vooral doet wat de vader wil. De moeder wordt gesterkt in deze gedachte doordat er geen enkele vorm van overleg is en er aan haar geen informatie wordt verstrekt door de vader. De moeder wil benadrukken dat zij [zoon] wel degelijk vertrouwt.
Het is de moeder opgevallen dat [zoon] blijkbaar zonder haar toestemming een bedrag heeft geleend van (de BV van) de vader. Hier is ook door de vader niets over gezegd tegen haar. Voorts valt het haar op dat er geen bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering is afgesloten. De moeder kon de vaststellingsovereenkomst die de mediator had opgesteld niet tekenen, omdat die niet de juridische garanties bood die haar bij de opstelling daarvan waren toegezegd en omdat zij geen invloed op en inzage in de gang van zaken in de winkel heeft. De moeder heeft weinig vertrouwen in het welslagen van de winkel en doordat zij geen nadere informatie heeft, zal dat vertrouwen ook niet groeien. De moeder maakt zich zorgen over de school van [zoon]. Zij ontvangt hierover geen enkele informatie. Daarnaast maakt zij zich zorgen over het feit dat de bloemenzaak niet rendabel lijkt te zijn. Wellicht vallen de verplichtingen nu wel mee, maar er is geen garantie dat dit zo blijft. De moeder vreest dat [zoon] de financiën niet (volledig) kan overzien. Hij is erg afhankelijk van de vader en gezien het feit dat de vader in het verleden betrokken was bij enkele faillissementen, heeft zij niet veel vertrouwen in de vader.
Het nadere standpunt van de vader
De vader heeft - hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld - niet meer gereageerd op de bevindingen van de bijzonder curator.
Op grond van artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek kunnen ouders in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent voorleggen aan de rechtbank. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank kan eveneens op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag.
De moeder heeft haar verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [zoon] ingetrokken, zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
Ten aanzien van de door de moeder verzochte informatieverschaffing door de vader stelt de rechtbank voorop dat de vader de wettelijke verplichting heeft de moeder als niet-verzorgende ouder te informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [zoon]. Onweersproken is gebleven dat de vader de moeder op geen enkele wijze heeft betrokken bij de oprichting van de bloemenwinkel door [zoon], of bij de inschrijving van de winkel bij de Kamer van Koophandel. Ook overigens is niet gebleken dat de moeder op enig moment is geïnformeerd over de financiële kwesties en de resultaten van de bloemenzaak. Daarnaast wordt de moeder op geen enkele wijze op de hoogte gehouden over de voortgang van [zoon] op school, zulks in combinatie met zijn werkzaamheden in de bloemenwinkel. De rechtbank is van oordeel dat de vader de moeder hierover alsnog dient te informeren.
Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken - met name de bevindingen van de bijzonder curator - acht de rechtbank het voorts van belang dat de vader de moeder in ieder geval maandelijks informeert over de ontwikkeling van de bloemenzaak en de financiële verplichtingen die [zoon] of de onderneming aangaat, alsmede omtrent de schoolprestaties van [zoon]. Ook overigens dient de vader de moeder op de hoogte te houden van alle belangrijke zaken en ontwikkelingen betreffende de minderjarige.
Het verzoek te bepalen dat de vader zorg draagt voor een vrijwaring van [zoon] en de moeder valt naar het oordeel van de rechtbank - zoals ook door de bijzonder curator al was geconcludeerd - buiten het toepassingsgebied van artikel 1:253a BW, zodat de rechtbank daar in het kader van de onderhavige procedure niet op kan beslissen. Dit verzoek zal niet-ontvankelijk worden verklaard .
De rechtbank ziet in de argumenten van de moeder onvoldoende aanleiding om te bepalen dat de vader ten onrechte is overgegaan tot en heeft meegewerkt aan registratie van de bloemenzaak van [zoon] en dat deze handeling vernietigbaar is, en dat alle rechtshandelingen die voor, tijdens en na het oprichten/overnemen van de bloemenzaak door [zoon] zijn verricht vernietigbaar zijn. Weliswaar had het op de weg van de vader gelegen hierover met de moeder te overleggen, nu partijen gezamenlijk het gezag over [zoon] hebben, maar het enkele feit dat dit niet is gebeurd maakt de rechtshandelingen niet zonder meer vernietigbaar. Vernietiging van deze rechtshandelingen wordt in strijd met de belangen van [zoon] geacht.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat sprake is van een gedeeld belang van [zoon] en de ouders dat hij zijn opleiding afmaakt en dat hij gedoseerd leert omgaan met verantwoordelijkheid, inclusief financiële verplichtingen, zonder daarbij onnodig risico te lopen. Uit de bevindingen zoals neergelegd door de bijzonder curator is gebleken dat [zoon] zijn opleiding, die dezelfde branche betreft als de winkel, goed lijkt te kunnen combineren met de werkzaamheden in de winkel. Hij is gemotiveerd zowel zijn vervolgopleiding als de bloemenwinkel voort te zetten. Naast zijn opleiding heeft hij een baantje in de horeca en daarnaast heeft hij kennelijk nog voldoende tijd om met zijn vrienden door te brengen. [zoon] ziet de bloemenwinkel als een leerschool en een mogelijkheid om praktijkervaring op te bouwen. De financiële risico’s zijn overzichtelijk.
Te meer daar [zoon] al over enige maanden meerderjarig wordt, is de rechtbank in het licht van het voorgaande van oordeel dat in dit geval het belang van [zoon] bij voortzetting van de bloemenzaak zwaarder weegt dat het belang van de moeder bij opheffing daarvan. De verzoeken van de moeder die kort gezegd neerkomen op beëindiging van de bloemenzaak zullen daarom worden afgewezen.
Overigens spreekt de rechtbank de hoop uit dat de moeder, ondanks haar bedenkingen en bezwaren, een manier zal vinden om [zoon] te steunen in zijn activiteiten. Uit zijn verklaring blijkt dat die steun voor hem belangrijk is. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader. Dit verklaart haar terughoudendheid. Voorkomen moet echter worden dat [zoon] haar houding als een gebrek aan vertrouwen in hem beschouwt.
verklaart het verzoek van de moeder omtrent de vrijwaring van haarzelf en [zoon], geboren op [1995 te plaats] voor alle aanspraken voortvloeiende uit de bemoeienis van [zoon] bij de bloemenzaak niet-ontvankelijk;
bepaalt dat de vader de moeder binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking alle relevante informatie omtrent de oprichting en financiële verplichtingen rond de bloemenzaak van [zoon] dient toe te sturen;
bepaalt dat de vader binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking, en vervolgens ten minste eenmaal per maand - schriftelijk - aan de moeder informatie verschaft omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [zoon], waaronder in elk geval vallen de verplichtingen en financiële situatie van de bloemenzaak en de voortgang van zijn opleiding;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Eskes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.