In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 19 september 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de N.V. Bergkwartier, eiseres, en de stichting Geert Grote Universiteit (GGU), gedaagde. De vordering van Bergkwartier betreft een huurachterstand en de uitleg van een betaling van € 30.000,00 die GGU op 27 september 2010 aan Bergkwartier heeft gedaan. Bergkwartier stelt dat deze betaling niet ter delging van de eigen huurverplichtingen van GGU was, maar een betaling was die GGU ontving van de gemeente Deventer ter compensatie van de huurschuld van de failliete stichting Academia Vitae. GGU betwist dit en stelt dat de betaling wel degelijk betrekking had op haar eigen huurverplichtingen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Bergkwartier zich in twee delen laat opsplitsen: een deel betreft de huurachterstand van de Sandrasteeg 8, en het andere deel betreft de huurachterstand van de panden aan de Stromarkt 18-D en de Hofstraat 8-10. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering met betrekking tot de Sandrasteeg 8 moet worden afgewezen, omdat GGU niet als huurder kan worden aangemerkt. Wat betreft de betaling van € 30.000,00 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Bergkwartier een zelfstandig vorderingsrecht heeft jegens GGU, omdat de gemeente bij het verlenen van de subsidie aan GGU bedongen heeft dat GGU dit bedrag aan Bergkwartier zou uitkeren. De rechter heeft de vordering van Bergkwartier tot betaling van een bedrag van € 24.618,26 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente, en de proceskosten gecompenseerd.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en de rol van derdenbedingen in contractuele relaties, vooral in situaties waar subsidies en huurverplichtingen met elkaar verweven zijn. De uitspraak biedt inzicht in de juridische interpretatie van betalingen en de verantwoordelijkheden van partijen in huurrelaties.