ECLI:NL:RBOVE:2013:2874

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
Awb 13/1820
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor de bouw van een winkel met appartementen in Haaksbergen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen. De vergunning betrof de bouw van een winkel met magazijn en appartementen op een perceel in Haaksbergen. Eiser, eigenaar van een nabijgelegen pand, had bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat hij meende dat er sprake was van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor de realisering van het bouwplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning op 26 februari 2013 was verleend en dat het bezwaar van eiser op 27 juni 2013 ongegrond was verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 16 oktober 2013 is eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen. De verweerder werd vertegenwoordigd door meerdere ambtenaren, en belanghebbende was ook aanwezig met zijn vertegenwoordigers. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de verkoop van een strook grond door eiser aan een derde partij en de gevolgen daarvan voor de toegang tot de bovenwoning van eiser.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is voor de realisering van het bouwplan. De rechtbank heeft daarbij onder andere gekeken naar de mogelijkheid om de bovenwoning op andere manieren te betreden en naar de gevolgen van de bouw voor de erfdienstbaarheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omgevingsvergunning rechtmatig was verleend en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Er zijn geen proceskosten aan de zijde van eiser toegewezen, omdat er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]

wonende te Haaksbergen, eiser,
gemachtigde: mr. R.M.M. Krabbe, juridisch adviseur te Enschede,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haaksbergen,
Verweerder,

[belanghebbende],

te Haaksbergen, belanghebbende.
13/1820
Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2013 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het bouwen van een winkel met magazijn en kantoor en appartementen met garageboxen op het perceel [adres]te Haaksbergen en ten behoeve van het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 27 juni 2013 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit bij brief van 8 augustus 2013 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd [belanghebbende] hierna te noemen belanghebbende, in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.
Het beroep is ter zitting van 16 oktober 2013 behandeld. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Krabbe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G.E.M. Willemsen, J.A.H. Hork en W. van Pijkeren. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door A.J. Pot en P.A. Roerink, bijgestaan door mr. J. Bosma, advocaat te Enschede.

Overwegingen

Eiser is eigenaar van het pand aan de [adres]te Haaksbergen. De voorzijde van dit pand, op de begane grond, wordt thans door hem verhuurd. Op de eerste etage van het pand is sprake van een woning, die momenteel evenwel niet als zodanig in gebruik is. Deze woning had een eigen ingang aan de zijkant van het pand. In november 2008 heeft eiser een strook grond met daarop het pad naar de zij-ingang van de bovenwoning verkocht aan[eigenaar], de eigenaar van de percelen [adres]te Haaksbergen. Vervolgens heeft belanghebbende ten behoeve van [eigenaar]de voorheen bestaande bebouwing op deze beide percelen laten slopen.
Het bouwplan dat vervolgens door belanghebbende is ingediend voorziet in de oprichting van een winkel met magazijn en kantoor en appartementen met garageboxen op het perceel [adres]te Haaksbergen. Het is de bedoeling dat de schoenenzaak die thans op de benedenverdieping van het pand aan de [adres]is gevestigd na voltooiing van het bouwplan verhuist naar het nieuw gerealiseerde winkelpand aan de Spoorstraat 15-17. Het bouwplan omvat mede het bouwen op de strook grond die eiser in 2008 heeft verkocht. Tussen het bestaande pand aan [adres]en het nieuw te bouwen pand wordt een strook van 40 cm breed onbebouwd gelaten. De zij-ingang van de bovenwoning aan de [adres]is ten gevolge van de realisering van het bouwplan niet langer als zodanig te gebruiken.
Bij vonnis van 27 juni 2013 (C/08/139404/KG ZA 13-175) heeft de voorzieningenrechter te Almelo (team kanton en handelsrecht) de vordering van eiser, dat de bouw van de panden aan de [adres]te Haaksbergen wordt stilgelegd totdat duidelijk is of de koopovereenkomst tussen eiser en [eigenaar]wel of niet kan worden ontbonden, afgewezen.
Verweerder heeft, ten behoeve van de realisering van het bouwplan, aan belanghebbende een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van de volgende activiteiten, als bedoeld in de artikelen 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
  • het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo);
  • het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, Wabo).
Op de percelen waarop het bouwplan betrekking heeft is het bestemmingsplan “Centrum, partiële herziening Spoorstraat 15-17”, vastgesteld door de raad van Haaksbergen op 28 november 2012 en bekendgemaakt op 6 december 2012 van toepassing. Het bestemmingsplan is daadwerkelijk in werking getreden. Bij uitspraak van 19 april 2013 (nr. 201303112/4/R1) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hiertegen door verzoeker ingestelde beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiser geen verzet gedaan. Het bestemmingsplan is daarmee onherroepelijk geworden.
De gronden waarop het bouwplan gesitueerd is hebben, blijkens de plankaart behorend bij dit bestemmingsplan, de bestemming ‘centrum-2’.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1 van de voorschriften behorend bij dit bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) zijn de voor ‘centrum-2’ aangewezen gronden bestemd voor:
a. detailhandel;
b. ambachtelijke dienstverlening en zakelijke dienstverlening voor zover daarvoor geen vergunning op grond van de Wet milieubeheer is vereist;
c. wonen op de verdieping.
Het bouwplan is in strijd met het bepaalde in artikel 3.2, onder c, van de planvoorschriften, voor zover daarin is bepaald dat de goothoogte van de gebouwen niet meer dan 6 meter mag bedragen en dat de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van centrum-garagebox’ ten hoogste 2,50 meter mag bedragen. De goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt 6,60 meter en de bouwhoogte van de garageboxen bedraagt 3,00 meter.
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1º met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2º in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3º indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Het bestemmingsplan “Centrum, partiële herziening Spoorstraat 15-17” bevat binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, van de Wabo. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, lid b, van de planvoorschriften kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en de aan te houden afstanden met niet meer dan 10%.
Verweerder heeft toegelicht dat de omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan voor wat betreft de goothoogte is verleend, omdat in het bouwplan voor wat betreft de hoogte van de binnenruimten is uitgegaan van het (nieuwe) Bouwbesluit 2012 en omdat een hoogte van 6.60 meter ruimtelijk aanvaardbaar is.
Eiser stelt zich op het standpunt dat geen omgevingsvergunning had mogen worden verleend voor de afwijking van het bestemmingsplan, omdat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor de realisering van het bouwplan.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de goothoogte van het bouwplan. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende onderbouwd dat het bouwplan goed past in het straatbeeld en ook overigens ruimtelijk aanvaardbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering voor de realisering van het bouwplan. In dit verband acht de rechtbank met name van belang dat bij de verkoop van de grond, in 2008, geen recht van overpad van en naar de zij-ingang van de bovenwoning op het perceel [adres]te Haaksbergen is gevestigd. Daarbij komt dat het, na realisering van het bouwplan, nog altijd mogelijk is om de bovenwoning op andere wijze dan via de zij-ingang te betreden. Voldoende aannemelijk is verder gemaakt dat onderhoud en, zo nodig, vervanging van de goot van het pand aan de [adres]ook na realisering van het bouwplan mogelijk is, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de met het oog hierop gevestigde erfdienstbaarheid. De rechtbank kent tevens betekenis toe aan het vonnis van de voorzieningenrechter te Almelo (team kanton en handelsrecht) van 27 juni 2013, waarbij de privaatrechtelijke vorderingen van eiser tegen belanghebbende en tegen [eigenaar]zijn afgewezen.
Tegen de afwijking van het bestemmingsplan voor wat betreft de hoogte van de garageboxen zijn geen gronden aangevoerd, zodat moet worden aangenomen dat deze afwijking geen deel uitmaakt van dit geding.
Voor zover eiser thans stelt dat het bezwaarschrift dat hij destijds heeft ingediend tevens moet worden gezien als een beroepschrift tegen de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan, is de rechtbank van oordeel dat dit niet blijkt uit de gronden van het bezwaar.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit de rechterlijke toets doorstaat.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, en door haar en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep