ECLI:NL:RBOVE:2013:2965

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
Awb 13/345
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen opslag materialen op buitenterrein bedrijf

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, gaat het om de weigering van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hof van Twente om handhavend op te treden tegen de opslag van materialen op het buitenterrein van Sapouni B.V. te Ambt Delden. Eisers, wonende in de nabijheid van het bedrijf, hebben bezwaar gemaakt tegen deze opslag, die zij beschouwen als in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 oktober 2013, waarbij eisers werden vertegenwoordigd door B.A.M. Geerdink en ing. M.H. Middelkamp, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door M.G.B. Kampst. Belanghebbende, Sapouni B.V., was niet ter zitting aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omvang van het geding wordt bepaald door het handhavingsverzoek van eisers en eerdere uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo. De rechtbank heeft overwogen dat het aan de ondernemer is om te bepalen of en wanneer bedrijfsmiddelen worden ingezet en dat er ruimte is voor opslag van materialen die mogelijk in de toekomst gebruikt kunnen worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de materialen op het terrein van Sapouni B.V. niet evident in strijd zijn met de bestemming 'bedrijfsvoering' en dat de aanwezigheid van deze materialen niet kan worden gekwalificeerd als kale opslag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het college van B&W terecht heeft geweigerd om handhavend op te treden. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes en ondertekend door haar en griffier mr. A. van der Weij. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/345

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers 1]
allen wonende te Ambt Delden, eisers,
gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp, milieu-adviseur te Almelo,
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hof van Twente,
verweerder,

Sapouni B.V.

gevestigd te Ambt Delden, belanghebbende.
13/345
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2010 heeft verweerder geweigerd om handhavend op te treden tegen activiteiten op het perceel Langhorsterweg 6 te Ambt Delden, die in strijd zijn met het bestemmingsplan. Bij besluit van 23 november 2010 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen dit besluit ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de rechtbank Almelo van 7 september 2011 (Awb 11/35) heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 23 november 2010 vernietigd.
Bij besluit van 13 december 2011 heeft verweerder aan Sapouni B.V. de last opgelegd om vóór 1 maart 2012 de kale opslag van materiaal en machines en machineonderdelen (oud ijzer) op het buitenterrein van het perceel Langhorsterweg 6 te Ambt Delden ongedaan te maken door deze goederen te verwijderen en verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- ineens indien niet aan deze last voldaan wordt. Naar aanleiding van een tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 3 februari 2012 heeft verweerder het besluit van 13 december 2011 op 28 februari 2012 gewijzigd en heeft verweerder de opgelegde last opnieuw omschreven. Bij uitspraak van 2 mei 2012 (Awb 12/3 en Awb 12/28) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo het door Sapouni B.V. ingestelde beroep gegrond verklaard en heeft de rechtbank het besluit van 13 december 2011, zoals gewijzigd bij besluit van 28 februari 2012, vernietigd.
Bij besluit van 18 december 2012 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 3 augustus 2010 wederom ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft desgevraagd Sapouni B.V, hierna te noemen belanghebbende, in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.
Het beroep is ter zitting van 16 oktober 2013 behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door B.A.M Geerdink, bijgestaan door ing. Middelkamp. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.G.B. Kampst. Namens belanghebbende is niemand ter zitting verschenen.

Overwegingen

Eisers wonen in de directe nabijheid van het bedrijfsterrein aan de Langhorsterweg 6 te Ambt Delden, waar voorheen het bedrijf Desmepol B.V. gevestigd was. Thans is belanghebbende aldaar gevestigd. Op het terrein zijn diverse materialen aanwezig. Eisers ervaren de wijze waarop deze materialen op het terrein aanwezig zijn als kale opslag van materialen.
De rechtbank stelt voorop dat de omvang van het geding in deze procedure wordt bepaald door het door eisers gedane handhavingsverzoek, de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 2 mei 2012 (Awb 12/3 en Awb 12/28), het thans bestreden besluit en hetgeen is door eisers is aangevoerd in de gronden van het beroep. Hierbij dient de rechtbank uit te gaan van hetgeen is overwogen in voornoemde uitspraak van 2 mei 2012. De grieven van eisers tegen deze uitspraak kunnen enkel aan de orde komen in het door eisers ingestelde hoger beroep tegen die uitspraak. In het kader van deze procedure kunnen deze grieven geen rol spelen.
Zoals de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo heeft overwogen in voornoemde uitspraak van 2 mei 2012, dient alvorens handhavend kan worden opgetreden tegen op het terrein aanwezige materialen, eerst te worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk in strijd zijn met de bestemming “bedrijfsvoering”, met als nadere aanduiding ‘fabricage van zeep/was/reinigingsproducten (Ze)’, die in het bestemmingsplan “Buitengebied Ambt Delden” aan dit perceel is toegekend. Het selecteren van het te verwijderen materiaal behoort in zekere mate tot de normale bedrijfsvoering van een onderneming.
De rechtbank stelt voorop dat het in beginsel aan een ondernemer is om te bepalen of en wanneer de op het bedrijfsterrein aanwezige bedrijfsmiddelen worden ingezet. Daarbij komt de ondernemer ruimte toe om bedrijfsmiddelen aanwezig te hebben of op te slaan met het oog op de huidige bedrijfsvoering en met het oog op toekomstige ontwikkelingen in de bedrijfsvoering. Slechts indien bedrijfsmiddelen aanwezig zijn die evident niet passen bij de toegestane bedrijfsactiviteiten zal moeten worden geoordeeld dat sprake is van opslag in strijd met het bestemmingsplan.
Uit de uitvoeringsrapportage van J. Ottenschot (hierna: Ottenschot), allround medewerker handhaving van de gemeente Hof van Twente, d.d. 7 december 2012 blijkt dat een aantal materialen die aanvankelijk op het perceel Langhorsterweg 6 te Ambt Delden aanwezig waren, waaronder pallets, restmateriaal van een metalen frame en afvoerpijpen, van dit terrein zijn dit verwijderd. Ook de zeecontainer met afvalmaterialen is inmiddels verwijderd.
De rechtbank is – in het licht van de omvang van het geding en het hiervoor geschetste beoordelingskader – van oordeel dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat de thans nog op het terrein aan de Langhorsterweg 6 te Ambt Delden aanwezige materialen gebruikt kunnen worden voor de fabricage van zeer/was/reinigingsproducten. Het is belanghebbende dan ook toegestaan om deze materialen op het terrein voorhanden te hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de uitvoeringsrapportage van Ottenschot van 15 februari 2012, welke is opgemaakt naar aanleiding van een opname van de op het terrein aanwezige materialen, in voldoende mate per object duidelijk gemaakt waarvoor belanghebbende de thans nog aanwezige materialen meent te kunnen gebruiken. Het beoogde gebruik, zoals weergegeven in de uitvoeringsrapportage van 15 februari 2012, is niet in strijd met de bestemming “bedrijfsvoering”, met als nadere aanduiding ‘fabricage van zeep/was/reinigingsproducten (Ze)’. Van kale opslag van materialen op het buitenterrein is dan ook geen sprake. Dat thans niet zeker is of en in hoeverre het beoogde gebruik van deze materialen op enig tijdstip daadwerkelijk zal plaatsvinden doet hieraan niet af.
Verweerder heeft dan ook terecht geweigerd om handhavend op te treden tegen de op het buitenterrein aanwezige materialen.
De aanwezigheid van kantoorpersoneel in de gebouwen op het terrein aan de Langhorsterweg 6 te Ambt Delden, waarvan ter zitting namens eisers is betoogd dat deze in strijd is met het bestemmingsplan, maakt geen deel uit van dit geschil, dat enkel betrekking heeft op de aanwezigheid van materialen op het buitenterrein van belanghebbende.
Hetgeen eisers overigens hebben aangevoerd kan evenmin leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Het beroep is daarom ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, en door haar en mr. A. van der Weij als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep