In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de herziening van de kinderopvangtoeslag van eiser over de jaren 2007, 2008 en 2009. Eiser, wonende te Deventer, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Belastingdienst/Toeslagen, die de definitieve berekening van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 en 2008 op nihil had vastgesteld en het voorschot voor 2009 had herzien naar € 5.510,--. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard voor de jaren 2007 en 2008, omdat de Belastingdienst niet had aangetoond dat de herziening van de definitieve vaststelling in overeenstemming was met het toetsingskader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst niet aannemelijk had gemaakt dat er feiten of omstandigheden waren die bij de toekenning niet bekend waren en die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de besluiten van 24 oktober 2012, waarin de kinderopvangtoeslag over 2007 en 2008 op nihil was vastgesteld, herroepen. Voor het jaar 2009 oordeelde de rechtbank dat de herziening van het voorschot op de kinderopvangtoeslag naar € 5.510,-- terecht was, omdat eiser niet had aangetoond dat hij kosten voor de kinderopvang had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat er geen recht op kinderopvangtoeslag bestond, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet kinderopvang (Wko) en de Awir. De rechtbank heeft de proceskosten niet toegewezen en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. W.F. Bijloo, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.