ECLI:NL:RBOVE:2013:3192

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2013
Publicatiedatum
11 december 2013
Zaaknummer
ak_zwo_13_1628
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit inzake proceskostenvergoeding in bezwaar wegens onjuiste wegingsfactor

De rechtbank Overijssel heeft op 11 december 2013 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Jeugd en Wijkwerk Beeklust-Ossenkoppelerhoek en Groeneveld, eiseres, en de burgemeester van de gemeente Almelo, verweerder. Het beroep van eiseres is gegrond verklaard en het bestreden besluit is vernietigd. De zaak betreft een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) waarbij eiseres om informatie had gevraagd die verweerder deels had verstrekt, maar waarbij bepaalde gegevens waren weggelakt ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Eiseres was het niet eens met de hoogte van de proceskostenvergoeding die verweerder had toegekend, waarbij een wegingsfactor van 0,25 was toegepast. Eiseres stelde dat de wegingsfactor gemiddeld (1) had moeten zijn, gezien de complexiteit van de zaak en het werk dat haar gemachtigde had moeten verrichten.

Tijdens de zitting op 14 november 2013 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de zaak niet als zeer licht kon worden gekwalificeerd. Verweerder daarentegen stelde dat de zaak van geringe complexiteit was en dat de behandeling op de hoorzitting niet betekende dat er sprake was van een hogere werkbelasting. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens vaste jurisprudentie, de behandeling van een zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure in beginsel tot de categorie gemiddeld behoort, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. De rechtbank concludeerde dat er geen dergelijke redenen waren en dat de wegingsfactor van 0,25 niet gerechtvaardigd was.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het de vergoeding van de proceskosten in bezwaar betreft en heeft zelf voorzien door de proceskostenvergoeding vast te stellen op € 944,00. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 318,00. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/1628

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Stichting Jeugd en Wijkwerk Beeklust-Ossenkoppelerhoek en Groeneveld,

gevestigd te Almelo, eiseres,
gemachtigde: J.E. Eshuis,
en

de burgemeester van de gemeente Almelo,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2013 heeft verweerder aan eiseres door haar gevraagde gegevens verstrekt.
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft verweerder het bezwaar deels ongegrond en deels gegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 14 november 2013 behandeld. Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Huizing.

Overwegingen

Bij schrijven van 29 februari 2013 heeft eiseres verweerder verzocht om haar op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) een kopie toe te zenden van bijlage bij Model A Drank-en Horecawet (oud) inzake de verklaring van leidinggevenden werkzaam in de Wijkcentra waarvoor Accress Apeldoorn B.V. een vergunning heeft gekregen alsmede de Verklaringen Sociale Hygiëne van deze leidinggevenden.
Bij besluit van 28 maart 2013 heeft verweerder de gevraagde stukken verstrekt, waarbij is aangegeven dat ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen op grond van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob besloten is de adresgegevens en telefoonnummers van de in de verklaringen genoemde personen niet te verstrekken. Op de verstrekte kopieën zijn deze gegevens onleesbaar gemaakt.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit deels gehandhaafd en deels nader gemotiveerd. Verweerder heeft hierbij tevens besloten eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen van € 236,00, waarbij een wegingsfactor van 0,25 is toegepast omdat er naar de mening van verweerder sprake is van een zeer geringe mate van complexiteit en een daarmee gepaard gaande zeer geringe werkbelasting voor de gemachtigde.
Het beroep van eiseres richt zich tegen de hoogte van de verstrekte proceskostenvergoeding en in het bijzonder tegen de door verweerder toepaste wegingsfactor.
Eiseres heeft hiertoe aangevoerd dat regulier bij het toekennen van de proceskosten uit wordt gegaan van de wegingsfactor 1 (zwaarte gemiddeld). De van verweerder ontvangen gegevens en het gebrek aan motivering hebben er voor gezorgd dat de betreffende stukken onderzocht moesten worden, naar aanleiding waarvan een bezwaarschrift is ingediend en een hoorzitting heeft plaatsgevonden. Eiseres kan zich dan ook niet vinden in de stelling dat er slechts sprake zou zijn van een zeer lichte zaak dan wel een geringe werkbelasting.
De zaak dient naar de mening van eiseres dan ook als gemiddeld te worden beschouwd.
Verweerder heeft aangevoerd dat de beslissing op bezwaar zich beperkte tot de vraag of het primaire besluit op een juiste wijze is uitgevoerd en dat voor de beantwoording van die vraag nauwelijks tot geen juridische kennis benodigd is. Verweerder is dan ook van mening dat er geen sprake is van een complex juridisch vraagstuk, maar van een vraagstuk van zeer geringe complexiteit en daarmee samenhangend een geringe werkbelasting. Dat de zaak behandeld is op een hoorzitting en de gemachtigde met het oog daarop enig voorbereidend werk heeft moeten verrichten maakt niet dat de zaak complexer van aard is. Verder heeft voor verweerder meegewogen dat de beslissing op het Wob-verzoek is verzonden op 28 februari 2013 en dat slechts enkele dagen daarna het bezwaarschrift al is ingediend. Daarmee valt niet te rijmen dat er sprake zou zijn van een substantiële werklast voor de gemachtigde van eiseres. Tot slot heeft voor verweerder meegewogen dat de bezwaarprocedure niet heeft geleid tot het alsnog openbaar maken van één of meer documenten en ook een dergelijke uitkomst niet had kunnen hebben, omdat alle onder verweerder berustende informatie was verstrekt.
De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen.
Ingevolge vaste jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) van 13 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3975, behoort de behandeling van een zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure in beginsel tot de categorie gemiddeld, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken.
Van dergelijke redenen is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Gelet op het feit dat bij het besluit van 28 maart 2013 niet de volledig gevraagde informatie is verstrekt, heeft eiseres eerst in bezwaar kunnen vernemen dat de gevraagde bijlage Model A van de heer Verbeek niet in bezit van verweerder was en dat het weglakken van de datum van ondertekening van de wel verstrekte Bijlagen Model A van de andere leidinggevenden niet door verweerder is gedaan, maar de deze stukken op deze wijze bij verweerder zijn ingediend.
Het betoog van verweerder dat eiseres uitgenodigd is om de stukken te komen inzien treft geen doel, nu dit immers niet af doet aan het recht om bezwaar te maken tegen een besluit.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit vernietigd dient te worden in zoverre daarbij is nagelaten de wegingsfactor “gemiddeld” (1) in plaats van de factor “zeer licht” (0,25) bij de toekenning van de omvang van de vergoeding in de proceskosten in bezwaar te hanteren. De rechtbank zal zelf voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit.
De rechtbank ziet eveneens aanleiding verweerder te veroordelen inde proceskosten die eiseres heeft moeten maken voor de behandeling van het beroep. Deze kosten zijn tot op heden begroot op € 944,00 (1 punt voor het beroepschrift + 1 punt voor het verschijnen ter zitting x wegingsfactor 1 x € 472,00 per punt).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dit strekt tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar met de wegingsfactor “zeer licht” (0,25);
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar tot een bedrag van € 944,00;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
  • veroordeelt verweerder in de kosten die eiseres heeft moeten maken voor de behandeling van het beroep, tot op heden begroot op € 944,00;
  • gelast dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 318,00 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, en door haar en Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk op www.raadvanstate.nl voor meer informatie over het indienen van digitaal beroep