ECLI:NL:RBOVE:2013:CA0918
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Schending van procesrecht en niet-ontvankelijkheid van loonvordering in arbeidszaak
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 21 mei 2013, is de werkneemster, aangeduid als [eiser], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen de gedaagde partij, een besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over het uitblijven van loonbetalingen, waarbij [eiser] sinds 1 januari 2007 in dienst was bij [gedaagde] en vanaf 25 maart 2012 ziek was. De rechtbank oordeelde dat [eiser] in haar dagvaarding een onvolledig en onjuist beeld heeft gegeven van het geschil, en dat zij niet voldeed aan de verplichtingen uit de artikelen 21 en 111 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
De rechtbank stelde vast dat [eiser] geen deskundigenverklaring had overgelegd, zoals vereist door artikel 7:629a van het Burgerlijk Wetboek (BW), en dat zij niet had gereageerd op de stellingen van [gedaagde]. Dit leidde tot de conclusie dat [eiser] op meerdere punten in strijd heeft gehandeld met de procesregels, wat de kantonrechter belemmerde in het nemen van een afgewogen beslissing. De kantonrechter besloot daarom het onderzoek ter comparitie te sluiten en verklaarde [eiser] in haar vordering niet-ontvankelijk. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment op € 500,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde] waren begroot.
De uitspraak benadrukt het belang van volledige en waarheidsgetrouwe informatie in de processtukken en de noodzaak voor partijen om hun verplichtingen in het proces na te komen. De beslissing is genomen in het kader van het arbeidsrecht en procesrecht, waarbij de rechtbank de relevante feiten en omstandigheden zorgvuldig heeft gewogen.