ECLI:NL:RBOVE:2013:CA2159

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
Awb 12/1113
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van WOB-verzoek door Korpsbeheerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 27 december 2012, waarin het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had op 18 juni 2012 een verzoek ingediend bij de Korpsbeheerder van de Regiopolitie Twente om toezending van bestuurlijke documenten, maar had dit verzoek elektronisch ingediend, terwijl de Korpsbeheerder had aangegeven dat de digitale weg niet openstond voor dergelijke verzoeken. De rechtbank oordeelde in de eerdere uitspraak dat er geen sprake was van een aanvraag waarop de Korpsbeheerder een beslissing had moeten nemen, en verklaarde het beroep daarom niet-ontvankelijk.

In het verzet dat op 9 april 2013 werd behandeld, stelde de rechtbank vast dat de kwestie van de ontvangst van de fax door de Korpsbeheerder niet duidelijk was. De rechtbank benadrukte dat, indien de Korpsbeheerder de fax had ontvangen, hij de opposant de mogelijkheid tot verzuimherstel had moeten bieden. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak niet op juiste gronden was gedaan, omdat niet was onderkend dat er een situatie kon zijn waarin herstel mogelijk was.

De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek in de hoofdzaak werd voortgezet. De proceskosten zouden in de hoofdzaak worden beslist. De uitspraak werd gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, en mr. P.J.H. Bijleveld als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 12/1113
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van
Opposant:
[naam],
wonende te Helmond,
gemachtigde: mr. J. van Gemert.
Procesverloop
Bij uitspraak van 27 december 2012 heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Het verzet is ter zitting van 9 april 2013 behandeld. Namens opposant is, onder kennisgeving daarvan aan de rechtbank, niemand verschenen.
Overwegingen
1. Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de rechtbank ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens – in dit geval – de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep. ‘Kennelijk’ betekent dat over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is.
2. Allereerst merkt de rechtbank op dat over het thans aan de orde zijnde verzet van opposant door een andere enkelvoudige kamer van de rechtbank wordt geoordeeld dan die welke op het beroep van opposant heeft beslist.
Daarnaast wijst de rechtbank er op dat het onderhavige verzet is gedaan bij de rechtbank
Oost-Nederland. Met ingang van 1 april 2013 is de zogeheten Splitswet (Staatsblad 2012, 666) in werking getreden. Hierdoor is het per 1 januari 2013 ingevolge de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) gevormde arrondissement Oost-Nederland gesplitst in de arrondissementen Gelderland en Overijssel. Als gevolg hiervan wordt deze uitspraak gedaan door de rechtbank Overijssel.
3. Per fax van 18 juni 2012 heeft opposant de Korpsbeheerder van de Regiopolitie Twente (hierna: de Korpsbeheerder) verzocht om toezending van een afschrift van een op 17 februari 2012 genomen weigeringsbesluit als bedoeld in artikel 2:15, vierde lid, van de Awb alsmede om toezending van een kopie van het verzendbewijs van dat schrijven.
Bij fax van 9 september 2012 heeft opposant de Korpsbeheerder meegedeeld dat hij in gebreke is een besluit te nemen op zijn verzoek van 18 juni 2012.
Op 6 november 2012 heeft opposant vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek van 18 juni 2012.
4. De Korpsbeheerder heeft in het verweerschrift van 22 november 2012 aangegeven dat het verzoek van opposant van 18 juni 2012 niet bij hem bekend is en dat het faxbericht ook niet is geregistreerd bij de Regiopolitie Twente. Daarnaast wijst de Korpsbeheerder er in dit verweerschrift op dat hij opposant, naar aanleiding van een eerder verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), bij brief van 16 februari 2012 reeds heeft meegedeeld dat hij de digitale weg uitdrukkelijk niet heeft opengesteld voor dergelijke verzoeken en dat correspondentie per post dient plaats te vinden.
5. In haar uitspraak van 27 december 2012 oordeelde de rechtbank dat, omdat de digitale weg niet open stond voor het indienen van Wob-verzoeken, er geen sprake is van een aanvraag waarop de Korpsbeheerder een beslissing had moeten nemen. Daarom kon volgens de rechtbank niet worden gezegd dat de Korpsbeheerder in gebreke is door niet op het Wob-verzoek te beslissen. Om die reden heeft de rechtbank, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb, het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
6. Opposant stelt in verzet dat, ook indien de elektronische weg voor het indienen van een
Wob-verzoek door de Korpsbeheerder zou zijn gesloten, dit niet betekent dat er geen sprake is van een aanvraag. Volgens opposant had hem de mogelijkheid tot verzuimherstel moeten worden geboden. Tevens had de Korpsbeheerder een weigeringsmededeling als bedoeld in artikel 2:15, vierde lid, van de Awb aan opposant moeten versturen. Nu de Korpsbeheerder geen weigeringsmededeling heeft verstuurd, moet het er volgens opposant voor worden gehouden dat de fax door hem is geaccepteerd.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1. Daargelaten de vraag of de Korpsbeheerder de fax van opposant van 18 juni 2012 daadwerkelijk heeft ontvangen, stelt de rechtbank allereerst vast dat deze fax een verzoek betreft tot toezending van twee bestuurlijke documenten. Gelet op het bepaalde in de Wob dient deze fax te worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen.
7.2. In artikel 4:5, eerste lid, onder b, van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet te behandelen indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15 van de Awb, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
7.3. Uit dit artikel volgt naar het oordeel van de rechtbank dat, indien de Korpsbeheerder de fax van 18 juni 2012 ontvangen heeft, bezien moet worden of hij opposant de mogelijkheid tot verzuimherstel had moeten bieden. De rechtbank wijst ter illustratie in dit verband ook op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 augustus 2012, LJN: BX5940 en BX5972 en van 5 september 2012, LJN: BX6475.
7.4. In haar uitspraak van 27 december 2012 heeft de rechtbank aan het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep uitsluitend ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een ingediende aanvraag, omdat daarvoor de elektronische weg is gebruikt, terwijl die daartoe niet open stond. Hiermee heeft de rechtbank niet onderkend dat, een situatie waarin een herstelmogelijkheid moet worden geboden aan de orde zou kunnen zijn. Nu dit aspect niet in de uitspraak is betrokken heeft de rechtbank niet op juiste gronden geoordeeld tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.
7.5. Omdat in het onderhavige geschil voorts niet duidelijk is of de Korpsbeheerder de fax van 18 juni 2012 daadwerkelijk heeft ontvangen, ziet de rechtbank ook anderszins geen aanleiding voor een vereenvoudigde behandeling van het geschil.
8. Uit het voorgaande volgt dat het verzet gegrond is. Daarom vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Over de proceskosten zal de rechtbank beslissen bij uitspraak in de hoofdzaak.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, en door haar en
mr. P.J.H. Bijleveld als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.