ECLI:NL:RBOVE:2014:1049

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
4 maart 2014
Zaaknummer
ak_alm_12_888
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van planschadevergoeding in verband met vaststelling nieuw bestemmingsplan De Veldkamp

In deze zaak gaat het om de toekenning van een planschadevergoeding aan eisers, die eigenaars zijn van een perceel in Borne. De rechtbank Overijssel heeft op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de eisers en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Borne. De eisers hadden een verzoek om planschadevergoeding ingediend na de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Veldkamp', dat op 21 december 2007 onherroepelijk werd. Het verzoek werd aanvankelijk afgewezen, maar na verschillende gerechtelijke procedures, waaronder een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, werd het verzoek uiteindelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van het te vergoeden planschadebedrag, vastgesteld op € 99.000,-, niet afhankelijk mocht worden gesteld van een onzekere compensatiemogelijkheid. De rechtbank vernietigde het eerdere besluit van de gemeente en bepaalde dat de schadevergoeding moest worden betaald, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 juli 2007. De rechtbank oordeelde verder dat de gemeente in de proceskosten van de eisers moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om planschadevergoeding en de juridische verplichtingen die voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: ALM 12/888

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1],

[eiser 2],

[eiser 3]

[eiser 4]

[eiser 5],

allen wonende te Borne, eisers,
gemachtigde: mr.drs. S.J.P. Kukolja,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Borne,
gevestigd te Borne, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2008 heeft verweerder het verzoek van eisers om planschadevergoeding toe te kennen, afgewezen. Bij besluit van 2 juni 2009 heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Het daartegen ingediende beroep is bij uitspraak van 26 mei 2010 van de voormalige rechtbank Almelo gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 februari 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) het door verweerder ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en de bestreden uitspraak vernietigd voor zover dit zag op de veroordeling in de proceskosten, en voor het overige bevestigd.
Ter uitvoering van die uitspraak heeft verweerder bij besluit van 14 augustus 2012 alsnog het bezwaar van eisers tegen het besluit van 18 december 2008 gegrond verklaard en dat besluit herroepen. Tevens is daarbij het verzoek om planschade toegewezen, waarbij de planschade is vastgesteld op een totaalbedrag van € 96.750,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2007. Voorts heeft verweerder besloten dat de schade kan worden vergoed middels compensatie in natura en voordeelverrekening, waarvan de geldelijke waarde na vaststelling van het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” nader zal worden vastgesteld. Indien die compensatie en voordeelverrekening vanwege buiten de macht van eisers gelegen omstandigheden niet volledig is, zal verweerder een evenredige vergoeding van het restant in geldelijke vorm toekennen.
Eisers hebben tegen dat besluit bij beroepschrift – met bijlagen van 7 september 2012 beroep ingesteld.
Op 14 februari 2013 heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) verzocht om als deskundige een onderzoek in te stellen.
Op 8 juli 2013 is het verslag van dit onderzoek ontvangen, waarna partijen in de gelegenheid zijn gesteld op dat verslag te reageren.
Bij brieven van 8 augustus 2013 en 2 september 2013 hebben achtereenvolgens verweerder en eisers op het advies gereageerd.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van de rechtbank van 6 februari 2014, waar eisers zijn verschenen in de persoon van D.J. [naam 3] bijgestaan door mr. drs. S.J.P. Kukola en mr. drs. M. Wullink, terwijl verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door
mr. M. Kruit en mr. M.S. Scheffers, ambtenaren in dienst van verweerders gemeente.

Overwegingen

1. Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden en
met ingang van die datum is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Volgens het overgangsrecht (artikel 9.1.18) blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wro van toepassing ten aanzien van aanvragen om schadevergoeding ingevolge artikel 49 van de WRO die, zoals in dit geval, zijn ingediend voor 1 juli 2008.
Artikel 49, aanhef en onder a, van de WRO bepaalt dat, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, burgemeester en wethouders hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.
2. De rechtbank neemt de volgende feiten als vaststaand aan. Eisers zijn eigenaars en bewoners van het perceel met woonhuis en garage aan de [adres]te Borne (hierna: het perceel). Die woning en garage zijn gebouwd op grond van een op 6 januari 1994 aan wijlen[naam 2](hierna: [naam 3] verleende bouwvergunning. Op dit perceel en de omliggende gronden was voorheen het bestemmingsplan “Veldkamp” van toepassing en vervolgens het bestemmingsplan “De Veldkamp”, dat op 21 december 2007 onherroepelijk is geworden.
Eisers stellen ten gevolge van de inwerkingtreding van dat laatste bestemmingsplan planschade te lijden en hebben daartoe bij een op 24 juli 2007 bij verweerder ontvangen schrijven een verzoek om planschade op grond van artikel 49 van de WRO ingediend.
Aan het verzoek hebben zij ten grondslag gelegd dat de waarde van hun perceel is verminderd, doordat het nieuwe bestemmingsplan de ontwikkeling van een bedrijventerrein op de ten zuiden en ten westen van hun perceel gelegen gronden mogelijk heeft gemaakt, terwijl deze gronden onder het oude bestemmingsplan waren bestemd voor groenvoorziening en stedelijk groen (indirecte schade). Aan het verzoek hebben zij verder ten grondslag gelegd dat hun eigen perceel onder het nieuwe bestemmingsplan eveneens de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" heeft gekregen, hetgeen een nadelige invloed heeft op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden (directe schade).
Aanvankelijk heeft verweerder het verzoek afgewezen. De daarop volgende gerechtelijke procedures hebben geleid tot de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRS van 9 februari 2011. Teneinde te voldoen aan de uitkomst van die gerechtelijke procedures heeft verweerder aan ingenieursbureau Oranjewoud B.V. (Oranjewoud) verzocht om als schadebeoordelingscommissie te adviseren omrent de aanvraag om planschadevergoeding van eisers.
Op 13 april 2012 heeft Oranjewoud, nadat partijen de gelegenheid hadden gehad om hun zienswijze ten aanzien van het conceptadvies in te dienen, advies uitgebracht aan verweerder. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het planschadeverzoek toegewezen en een schadebedrag vastgesteld van totaal € 96.750,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2007 maar daarbij tevens beslist dat na het vaststellen van het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” zo spoedig mogelijk een taxateur zal worden aangewezen ten einde de geldelijke waarde van de door dat plan ontstane compensatie in natura en voordeelverrekening te taxeren. Indien de compensatie in natura en de voordeelverrekening niet volledig blijkt te zijn volgt een evenredige (restant)schadevergoeding in geld. Daarbij zal de waardevermeerdering van de percelen worden verrekend met de getaxeerde planschade.
De rechtbank stelt voorts vast dat de raad van de gemeente Borne op 18 december 2012 het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” heeft vastgesteld, maar dat dat bestemmingsplan bij uitspraak van de ABRS van 23 oktober 2013 is vernietigd.
3. Eisers voeren, kort samengevat, aan dat planschadevergoeding als compensatie voor het weg bestemmen van het woonperceel van [naam 3] niet mogelijk is, omdat het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het fair-play-beginsel en de omvang van de inbreuk op het eigendomsrecht daaraan in de weg staan. De schade kan volgens eisers in dit geval alleen door onteigening of minnelijke verwerving worden vergoed.
Voorts stellen eisers dat compensatie in natura middels vaststelling van het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” niet mogelijk is omdat dit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de woning vanwege de ligging binnen de 70dB(A)-contour van de spoorweg, het beleid ten aanzien van wonen op een bedrijventerrein en de beperkingen die de woning gelet op de milieuwetgeving oplevert voor het bedrijventerrein, niet positief kan worden bestemd.
Verder stellen eisers dat in het aan het besluit ten grondslag liggende planschaderapport verkeerde uitgangspunten zijn gebruikt. Verweerder gaat voorbij aan het gegeven dat het gebruik van de woning, de galerie en de beeldentuin binnen de planperiode van tien jaar zal moeten worden beëindigd en dat de woning onder het overgangsrecht slechts een beperkte periode kan blijven bestaan.
De aanwezige kapschuur zou ten onrechte niet zijn meegenomen in de planvergelijking en de beeldentuin zou onder het oude bestemmingsplan wèl en onder het nieuwe bestemmingsplan niet mogelijk zijn.
Ook zou de indirecte planschade te laag zijn vastgesteld, de verkeersaantrekkende werking van de reeds bestaande bedrijvigheid verkeerd zijn ingeschat en achten eisers het onwaarschijnlijk dat in de oude situatie een bebouwing van 660m2 kan worden gerealiseerd op een afstand van 27 meter van het perceel van eisers.
Voorts stellen eisers zich op het standpunt dat de kring van potentiële kopers is beperkt tot de gemeenten Borne en Hengelo.
Verder stellen eisers dat het rapport van de StAB de schijn van partijdigheid ten voordele van verweerder bevat.
4. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
4.1
Reikwijdte van het geding
De rechtbank stelt vooreerst vast dat de reikwijdte van het geding wordt begrensd door
het planschadeverzoek en het daarop genomen planschadebesluit van verweerder van
14 augustus 2012. Voor zover van de zijde van eisers is beoogd de rechtbank tevens een uitspraak te laten doen omtrent hun stellingen ten aanzien van de al dan niet aanwezige plicht voor verweerder om tot minnelijke verwerving over te gaan dan wel een onteigeningsprocedure op te starten, wijst de rechtbank er op dat, nog daargelaten dat eisers hieromtrent tevens een procedure bij de civiele rechter aanhangig hebben gemaakt, dit buiten de grenzen van het geding valt. De rechtbank stelt, gehoord partijen ter zitting, voorts vast dat partijen het er over eens zijn dat indien het tot minnelijke verwerving of een onteigening komt, een eventueel toe te kennen bedrag voor planschade in mindering zal worden gebracht op de prijs van de minnelijke verwerving dan wel onteigeningsvergoeding.
In het onderhavige geding is de vraag aan de orde of verweerder op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de ABRS van 9 februari 2011.
In verband hiermee heeft de rechtbank de StAB als deskundige benoemd en verzocht om de navolgende vragen te beantwoorden:
1. Is verweerder, gelet op de uitspraak van de ABRS van 9 februari 2011, bij de planschadevergelijking van de juiste planologische regimes uitgegaan en heeft zij die
op de juiste wijze met elkaar vergeleken?
2. Zo nee, dan verzoek ik u een juiste planvergelijking te maken.
3. Is het totaalbedrag aan planschade juist vastgesteld? Zo nee, kunt u aangeven op welk bedrag dit moet worden vastgesteld en op welke wijze u daartoe komt?
4. Is de wijze waarop verweerder de planschade wil vergoeden middels compensatie in natura en voordeelverrekening, waarvan de geldelijke waarde onverwijld na vaststelling van het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” nader zal worden vastgesteld, een juiste wijze? Zo nee waarom niet?
Als anderszins verzekeren en voordeelverrekening mogelijk is, welke invloed heeft dit op de hoogte van de (eventuele rest)schade die nog aan Katgert zal moeten worden uitbetaald?
4.2
Planvergelijking
Voor een juiste weergave van het nieuwe planologische regime (bestemmingsplan “De Veldkamp”) en het oude planologische regime (bestemmingsplan “Veldkamp”) verwijst de rechtbank naar de paragrafen 3.2 en 3.3. van het StAB-advies van 8 juli 2013.
Ten aanzien van de beoordeling van de door Oranjewoud gemaakte planvergelijking is in paragraaf 3.4 van het StAB-advies geconcludeerd dat Oranjewoud, gelet op de uitspraak van de ABRS van 9 februari 2011, terecht rekening heeft gehouden met de op het perceel van eisers aanwezige bebouwing.
Ten aanzien van de indirecte schade in de vorm van
bebouwingsmogelijkheden stelt de StAB (pagina 18), met vermelding van de maximale invulling van de bebouwingsmogelijkheden van het oude en het nieuwe planologische regime, vast dat Oranjewoud in haar planvergelijking concludeert dat de nieuwe ontwikkeling ten zuiden van het perceel van eisers leidt tot het weg bestemmen van de afschermende werking van de strook groenvoorziening, intensievere bebouwingsmogelijkheden, hetgeen weer leidt tot een verstening en een wezenlijk gewijzigde omgevingskarakteristiek van stedelijk groen met enige bebouwing naar een bedrijventerrein met massief ogende bebouwing. Een min of meer groene omgeving waar enige bebouwing zich mogelijk ontwikkelt naar een stedelijke omgeving (bedrijventerrein).
Voor het gebied ten westen van het perceel van eisers concludeert Oranjewoud dat waar onder het oude regime een bedrijfswoning kon worden gebouwd en voor het overige de bebouwingsmogelijkheden waren beperkt, onder het nieuwe regime naast de bedrijfswoning bedrijfspanden kunnen worden opgericht tot maximaal 60% van het te bebouwen oppervlak.
Ten aanzien van de indirecte schade in de vorm van
gebruiksmogelijkheden stelt de StAB, met weergave van de in beide planologische regimes geboden gebruiksmogelijkheden, vast dat het gebruik onder het oude planologische regime volgens Oranjewoud gepaard ging met diverse vormen van hinder, zoals geluid, stank, verkeersbewegingen en aantasting van de privacy. De realisatie van het bedrijventerrein onder het nieuwe planologische regime leidt tot een sterke intensivering van het gebruik van deze gronden, wat gepaard gaat met een nadelig effect voor de (ervaren) privacy en een toename van de hinder. Ook het gebruik van het fietspad op de strook ten noord-noordoosten van het perceel van eisers, dat onder het oude regime alleen kon worden gebruikt voor “Spoordoeleinden”, leidt tot aantasting van de privacy en achteruitgang van het woongenot.
Ten aanzien van de directe schade komt Oranjewoud zowel tot de conclusie dat enerzijds sprake is van een planologische verbetering, omdat het nieuwe regime in tegenstelling tot het oude regime, de bestaande activiteiten galerie en beeldentuin wel toestaat. Anderzijds is sprake van een planologische verslechtering omdat de woonbestemming op het perceel van eisers is verdwenen en daar onder het nieuwe regime enkel bedrijfsbebouwing is toegestaan en voor iedere verbouwing of nieuwbouw van de woning of bijgebouwen een afwijkingsprocedure zal moeten worden gevolgd. Oranjewoud concludeert dat het gebruik van het perceel met daarop de woning en bijgebouwen weliswaar onder het overgangsrecht blijft voortbestaan en in het economische verkeer een waarde blijft behouden, maar dat onder het nieuwe regime verbouw- dan wel nieuwbouwmogelijkheden zijn weggevallen waardoor er sprake is van een planologische verslechtering.
De StAB concludeert dat Oranjewoud de uitgevoerde planvergelijking correct heeft beschreven.
Voorts heeft de StAB ten aanzien van de overige op de inhoudelijke planvergelijking gerichte beroepsgronden in paragraaf 3.5 aangegeven dat de aanwezige kapschuur, welke niet was vergund, terecht buiten de planvergelijking is gelaten en dat met de intensivering van de reeds onder het oude planologische regime toegestane verkeers- en parkeerdruk, rekening is gehouden.
Ook is gemotiveerd aangegeven dat de door Oranjewoud onder het oude planologische regime aangenomen maximaal toegestane bebouwing van 660m2 binnen de bestemming “Stedelijk groen” niet onmogelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de StAB afdoende is ingegaan op de door partijen tegen het concept-advies ingebrachte zienswijzen.
Blijkens vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde, deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het uitgebrachte deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De door betrokkene naar voren gebrachte bezwaren houden niet een voldoende gemotiveerde betwisting in van de juistheid van de in het rapport neergelegde bevindingen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de StAB. Dat de uitkomst van het verslag wellicht meer op de lijn van de ene partij ligt dan op de lijn van de andere partij, maakt dat niet anders
Nu door eisers geen tegenrapport is ingebracht, ziet de rechtbank aanleiding om het rapport van haar deskundige te volgen en te oordelen dat verweerder zich wat de planvergelijking betreft, in beginsel kon baseren op het rapport van Oranjewoud.
4.3
Planschadebedrag
Tevens ziet de rechtbank gelet op het voorgaande aanleiding om de door de StAB ingeschakelde taxateur de heer G.J. Harbers van Regtervoort Rentmeesters & Taxateurs te Rijssen te volgen ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de planschade. Deze wordt derhalve vastgesteld op € 99.000,--.
4.4
Compensatie in natura/voordeelverrekening
Ten aanzien van de vraag of de schade kan worden vergoed middels compensatie in natura en voordeelverrekening, waarvan de geldelijke waarde na vaststelling van het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” nader zal worden vastgesteld, heeft de StAB geadviseerd dat dit, gelet op de jurisprudentie van de ABRS, in beginsel tot de mogelijkheden behoort, maar dat verweerder door in het bestreden besluit slechts te spreken over de daarna uit te betalen restschade, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” wordt vernietigd.
De rechtbank acht dit advies van haar deskundige juist en volgt dit advies op, zodat het bestreden besluit op dit punt een gebrek kent en voor vernietiging in aanmerking komt. In dat verband wijst de rechtbank er nog op dat verweerder op dat punt niets heeft aangevoerd in haar reactie op het deskundigenadvies.
Eerst nadat de rechtbank heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het beroep tegen het bestemmingsplan “De Veldkamp, herziening [locatie]” heeft verweerder erop gewezen dat dit bestemmingsplan inmiddels bij uitspraak van 23 oktober 2013 is vernietigd, zodat de hiervoor vermelde niet door verweerder voorziene situatie zich daadwerkelijk voordoet.
Voor de toepassing van een bestuurlijke lus, zoals van de zijde van verweerder ter zitting is verzocht, ten einde middels een nieuwe bestemmingsplanprocedure alsnog tot de in het besluit bedoelde compensatie te kunnen komen, ziet de rechtbank, mede gelet op de duur van de onderhavige procedure en het belang van eisers geen aanleiding. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet duidelijk is dat een nieuwe bestemmingsplanprocedure binnen een redelijke termijn tot het door verweerder beoogde resultaat zal leiden. Zoals verweerder ter zitting desgevraagd heeft toegelicht, is thans nog enkel aan een onderzoeksbureau opdracht gegeven om de akoestische situatie in beeld te brengen.
5. Uit het voorgaande vloeit voort dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 49 van de WRO voor vernietiging in aanmerking komt, omdat de hoogte van het te vergoeden planschadebedrag afhankelijk is gesteld van een nog onzekere compensatiemogelijkheid.
De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door verweerder te veroordelen tot vergoeding aan eisers van een tegemoetkoming in de planschade tot een bedrag van € 99.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2007, zijnde de datum waarop het planschadeverzoek bij verweerder is ontvangen.
6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eisers. Deze kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.217,50 (1 punt voor het beroepschrift, 0,5 punt voor de schriftelijke reactie op het deskundigenadvies en 1 punt voor de zitting en ad € 487,-- per punt) en de reiskosten Borne – Zwolle ten bedrage van € 19,20) waarbij de zaak wordt aangemerkt als een zaak van gemiddeld gewicht. In dat verband merkt de rechtbank op dat het van de zijde van eisers ingezonden formulier proceskosten eerst na de sluiting ter zitting aan de rechtbank is verzonden, om welke reden de rechtbank dit niet bij zijn oordeel kan betrekken.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 14 augustus 2012;
- veroordeelt verweerder tot betaling aan eisers van een tegemoetkoming in planschade tot een bedrag van € 99.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2007;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.236,70, te betalen aan eisers;
- gelast dat verweerder het griffierecht ad € 156,-- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. J.W.M. Bunt en
mr. A.P.W. Esmeijer, rechters, en door de voorzitter en M.W. Hulsman als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep