ECLI:NL:RBOVE:2014:1474

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 januari 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
C/08/138101 / FA RK 13-788
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag over minderjarigen na scheiding van ouders met ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 januari 2014 uitspraak gedaan over het verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn minderjarige kinderen. De ouders, die een relatie hebben gehad, zijn betrokken bij een ondertoezichtstelling van de kinderen, waarbij de Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel als gezinsvoogd is aangesteld. De vader heeft verzocht om mede met het ouderlijk gezag belast te worden, terwijl de moeder bedenkingen heeft geuit tegen gezamenlijk gezag vanwege de moeizame communicatie tussen hen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd het verzoek van de vader af te wijzen, omdat er risico's zouden zijn voor de omgangsregeling en de communicatie tussen de ouders.

De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld aan de hand van artikel 1:253c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat gezamenlijk gezag alleen kan worden afgewezen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, hoewel de communicatie tussen de ouders nog steeds moeizaam verloopt, er geen onaanvaardbaar risico is voor de minderjarigen. De omgang tussen de vader en de kinderen verloopt goed en de kinderen hebben het naar hun zin bij hun vader.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de vader mede te belasten met het ouderlijk gezag, waarbij beide ouders een gelijkwaardige rol in het leven van de kinderen kunnen innemen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders hun onderlinge strijd staken en hun communicatie verbeteren in het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Team jeugdrecht
zaaknummer: C/08/138101 / FA RK 13-788 (SL(O)
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 29 januari 2014
inzake

[verzoeker],

verder ook de man of de vader te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoeker,
advocaat: mr. L.V.S. Cassese,
en

[belanghebbende],

verder ook de vrouw of de moeder te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
belanghebbende,
advocaat: mr. M.E.W. van Harskamp.

Het procesverloop

Op 13 mei 2013 is ter griffie ingekomen het verzoekschrift met bijlagen van vader.
De zaak is behandeld ter zitting van 3 juli 2013. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Op 31 december 2013 is een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) ter griffie ingekomen.
De zaak is wederom behandeld ter zitting van 7 januari 2014. Ter zitting zijn verschenen: vader, bijgestaan door mr. Cassese en moeder, bijgestaan door mr. Van Harskamp. De Raad is vertegenwoordigd door de heer [P]. De Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel (SBJO) is vertegenwoordigd door mevrouw [H]. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is nader bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De ouders hebben een relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren:
- [naam1], [geboorteplaats] op [geboortedatum];
- [naam2], [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Uit een eerdere relatie van de vrouw is geboren:
- [naam3], [geboorteplaats] op [geboortedatum].
De man heeft de minderjarigen erkend. Moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
Op 3 juli 2014 heeft de kinderrechter te Almelo de ondertoezichtstelling van de minderjarigen uitgesproken voor de duur van een jaar, met benoeming van SBJO tot gezinsvoogdijinstelling.

De standpunten van partijen

Door vader is verzocht om hem mede met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te belasten, dan wel hem met het eenhoofdig gezag te belasten. Vader wil graag samen met moeder beslissingen over de minderjarigen kunnen nemen en een gelijkwaardige rol spelen in het leven van de minderjarigen. Voorts acht hij het in het belang van de minderjarigen dat hij ook met het ouderlijk gezag belast wordt, mede voor het geval moeder iets mocht overkomen.
Moeder heeft haar bedenkingen geuit tegen gezamenlijk gezag. Zij stelt onder meer dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat zij vader slecht kan bereiken.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

Ter zitting van 3 juli 2013 is aan de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en te adviseren over het ouderlijk gezag.
De Raad heeft in zijn rapport geadviseerd het verzoek van vader af te wijzen. De Raad is van mening dat indien het verzoek wordt toegewezen er onaanvaardbare risico’s zullen ontstaan voor de omgangsregeling en de communicatie tussen de ouders. De verstandhouding tussen de ouders is met hulp van de gezinsvoogd enigszins verbeterd, maar de ouders zijn nog ver verwijderd van het samen beslissingen nemen over de minderjarigen. Er is nog te veel “oud zeer” en wantrouwen bij de ouders, waardoor de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. Naar verwachting zal gezamenlijk gezag geen verbetering in de communicatie tussen de ouders brengen, eerder een verslechtering daarvan. Vader is een tijd lang onbereikbaar geweest voor de gezinsvoogd. Ook voor de Raad was het moeilijk om in gesprek met hem te komen en afspraken te maken.
De gezinsvoogd sluit zich aan bij het advies van de Raad. Zij stelt dat de omgangsregeling goed verloopt en dat moeder achter een uitbreiding van het contact kan staan. Zij verwacht dat - als er gezamenlijk gezag is - er extra discussiepunten tussen de ouders zullen ontstaan.
Moeder kan zich vinden in het advies van de Raad. Zij denkt dat gezamenlijk gezag voor haar en de kinderen spanningen zal opleveren. Vader is moeilijk bereikbaar. Moeder heeft de afgelopen jaren de dagelijkse zorg voor de minderjarigen gehad en wil graag alleen belast blijven met het ouderlijk gezag. Indien zij zou komen te overlijden, stelt zij dat de minderjarigen naar vader gaan.
Vader kan zich niet vinden in het advies van de Raad. In het rapport zijn geen valide argumenten opgenomen, waarom gezamenlijk gezag niet mogelijk is. De omgangsregeling verloopt goed. De communicatie tussen partijen gaat ook steeds beter.
De kinderrechter overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:253 c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt in een situatie als de onderhavige een verzoek om gezamenlijk gezag slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De kinderrechter stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen vereist is dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van de kinderen het ouderlijk gezag aan een van de ouders moet (blijven) worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk gaan uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan één van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
Uit de stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de communicatie tussen partijen met hulp van de gezinsvoogd op gang is gekomen, maar dat deze nog steeds moeizaam verloopt. Ook is het wederzijdse wantrouwen nog steeds aanwezig.
De omgang tussen vader en de minderjarigen is na de zomervakantie 2013 gestart en verloopt goed. De kinderen hebben het naar hun zin en gaan graag naar hun vader. De ouders hebben dit ter zitting ook bevestigd.
Naar het oordeel van de kinderrechter behoren beide ouders, mede gezien het advies van de Raad, een gelijkwaardige ouderpositie in te nemen ten aanzien van de kinderen. De rol van moeder als hoofdverzorger van de kinderen wordt hierdoor niet belemmerd. Daarbij komt dat de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld en dat door aanwezigheid van de gezinsvoogd het risico op het klem en verloren raken naar het oordeel van de kinderrechter vermindert. Daarnaast is het voor de aansturing door de gezinsvoogd van belang dat de vader is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen en is de vader in de gelegenheid om zelf informatie in te winnen bij artsen en op school.
Verder is niet gebleken dat de vader iets heeft gedaan of heeft nagelaten om de moeder in haar gezag te ondermijnen. Er zijn geen aanwijzingen dat de vader, in het geval in de toekomst belangrijke beslissingen omtrent de kinderen genomen moeten worden, bijvoorbeeld in het kader van een onderzoek of medische behandeling, zijn toestemming daaraan eventueel zou onthouden.
De kinderrechter geeft partijen nog wel in overweging dat het, in het belang van de minderjarigen, hun gezamenlijke verantwoordelijkheid is de nog bestaande onderlinge strijd te staken, en dat zij met inzet van beiden in staat moeten zijn om in het belang van hun kinderen hun communicatie in ieder geval enigszins te verbeteren. De kinderrechter acht de (communicatie)problemen tussen de ouders op dit moment echter niet van zodanige aard dat zij een onaanvaardbaar risico mee brengen voor de minderjarigen.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de ouders in staat worden geacht aan het gezamenlijk gezag een invulling te geven die niet belastend zal zijn voor de minderjarigen. Niet is gebleken dat sprake is van de afwijzingsgronden als bedoeld in artikel 1:253c lid 2 BW. De kinderrechter zal de man dan ook mede belasten met het ouderlijk gezag.

De beslissing

De kinderrechter:
1.
Belast vader met ingang van heden, gezamenlijk met moeder, met het ouderlijk gezag over:
- [naam3], [geboorteplaats] op [geboortedatum];
- [naam1], [geboorteplaats] op [geboortedatum];
- [naam2], [geboorteplaats] op [geboortedatum].
2.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Witkop als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2014
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.