5.3.1Ingevolge artikel 27a, eerste lid, van de WW legt het UWV een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de werknemer van de verplichting, bedoeld in artikel 25. De bestuurlijke boete is niet lager dan de boete die op grond van het derde lid zou worden opgelegd indien er geen sprake was van een benadelingsbedrag.
Ingevolge artikel 27a, tweede lid, van de WW wordt in dit artikel onder benadelingsbedrag verstaan het brutobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 25, ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is ontvangen.
Ingevolge artikel 27a, achtste lid, van de WW kan het UWV :
a. de bestuurlijke boete verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid;
b. afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Ingevolge artikel 27a, tiende lid, van de WW worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
Ingevolge artikel 27a, elfde lid, van de WW kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.
5.3.2In het Boetebesluit socialezekerheidswetten (Boetebesluit) is uitvoering gegeven aan artikel 27a, tiende lid, van de WW.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Boetebesluit, zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op ten minste € 150,- wordt vastgesteld. Bij verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete verlaagd.
Ingevolge het tweede lid wordt de bestuurlijke boete naar boven afgerond op een veelvoud van € 10,-.
Ingevolge artikel 2a, eerste lid van het Boetebesluit wordt bij de bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten beoordeeld naar de omstandigheden waarin betrokkene verkeerde op het moment dat hij de inlichtingenverplichting had moeten nakomen.
Ingevolge artikel 2a, tweede lid van het Boetebesluit leiden bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, in ieder geval de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
a. de betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
b. de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen, of
c. de betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.
5.3.3Ingevolge artikel 3, van de Beleidsregel boete werknemer 2013 (Beleidsregel) is
het basisboetebedrag gelijk aan 100% van het benadelingsbedrag of, indien sprake is van recidive, gelijk aan 150% van het benadelingsbedrag.
Ingevolge artikel 4, van de Beleidsregel, dat ziet op de verminderde verwijtbaarheid, hanteert het UWV bij de afstemming van de boete, als bedoeld in artikel 5:46, tweede en derde lid Awb, de Beleidsregel. Bij de afstemming wordt de boete aangepast aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. Hierbij worden de criteria zoals genoemd in artikel 2a van het Boetebesluit in acht genomen. Daarnaast wordt ook nagegaan of sprake is van een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.
Ingevolge artikel 6, aanhef, van de Beleidsregel wordt indien er op grond van artikel 2a, tweede lid, onder c, van het Boetebesluit sprake is van verminderde verwijtbaarheid, en er geen andere omstandigheden zijn die van invloed kunnen zijn op de mate van verwijtbaarheid, de boete vastgesteld aan de hand van de hoogte van het benadelingsbedrag en de duur van de overtreding.
Ingevolge artikel 6, onder 4, van de Beleidsregel wordt, indien het benadelingsbedrag gelijk aan of hoger dan € 5.000 is en de overtreding gemeld wordt voordat deze meer dan een jaar heeft voortgeduurd, een boete van 50% van het basisboetebedrag opgelegd.