ECLI:NL:RBOVE:2014:1966

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
08/955598-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 februari 2013 in Heemserveen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, probeerde haar voertuig te keren op een plek waar dat niet was toegestaan, zonder op het achteropkomende verkeer te letten. Dit leidde tot een aanrijding met een lijnbus, waarbij de bestuurder van de bus, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat resulteerde in de vaststelling van schuld volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Tijdens de zitting op 30 januari 2014 werd duidelijk dat de verdachte, door stress en afleiding, niet adequaat had gelet op het verkeer achter haar. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de grote linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto kapot was en dat de kleine linkerbuitenspiegel slechts zicht gaf op de dode hoek. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen een verkeersovertreding had begaan, maar dat haar gedrag ook als roekeloos kon worden gekwalificeerd, wat leidde tot het ongeval.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 60 uur en een rijontzegging van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender haar rijbewijs nodig had voor haar werk. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om altijd alert te zijn op het verkeer, vooral bij het uitvoeren van bijzondere manoeuvres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Strafkamer te Zwolle
Parketnummer: 08/955598-13 (P)
Uitspraak: 13 februari 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Brazilië),
wonende te [woonplaats], [adres].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2014. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Greven, advocaat te Almelo. Als officier van justitie was aanwezig mr. M. van Nes.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 februari 2013 te Heemserveen, gemeente Hardenberg,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto, Ford Transit, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Jachthuisweg (N343), roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het achter haar gelegen
weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven
letten,
en/of
(vervolgens) een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 Reglement
verkeersregels en verkeerstekens heeft uitgevoerd, namelijk is gaan keren op
die weg,
en/of
(daarbij) een op dezelfde weghelft rijdende autobus niet (tijdig) heeft
waargenomen,
en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die
autobus,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer]
, zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op of omstreeks 22 februari 2013 te Heemserveen, gemeente Hardenberg,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, Ford Transit, kenteken
[kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de Jachthuisweg (N343),
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd,
en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het achter haar gelegen
weggedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven
letten,
en/of
(vervolgens) een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 Reglement
verkeersregels en verkeerstekens, heeft uitgevoerd, namelijk is gaan keren op
die weg,
en/of
(daarbij) een op dezelfde weghelft rijdende autobus niet (tijdig) heeft
waargenomen,
en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die
autobus,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat sprake is van grove dan wel aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Uit de verklaringen die verdachte heeft afgelegd, komt onder meer naar voren dat er sprake is van een optelsom van gemaakte verkeersfouten. Verdachte heeft een bijzondere manoeuvre uitgevoerd op een plek waar dat niet was toegestaan. Bij het plotseling keren op de weg, heeft verdachte niet op het verkeer gelet dat achter haar reed. Voorts werd haar zicht naar achter beperkt omdat de grote linkerbuitenspiegel kapot was en de kleine linkerbuitenspiegel alleen zicht gaf op de dode hoek. Naar het standpunt van de officier van justitie had verdachte haar rijgedrag aan de omstandigheden moeten aanpassen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde omdat er geen sprake is geweest van roekeloos of zeer onvoorzichtig rijgedrag van verdachte, maar van gevaarzettend gedrag als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Aan verdachte is één verkeersovertreding ten laste gelegd. De overige ten laste gelegde handelingen zijn geen verkeersovertredingen. De Hoge Raad heeft in vaste jurisprudentie geoordeeld dat niet in zijn algemeenheid valt aan te nemen dat één enkele verkeersovertreding voldoende is voor een bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang. De rechterbuitenspiegel van de auto was wel aanwezig. Verdachte heeft gemeend wel te kunnen keren op de weg. Er is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft op 7 maart 2013 onder meer verklaard: [2]
“Vrijdag 22 februari omstreeks 10:22 uur reed ik in mijn autobus van de Syntus over de Jachthuisweg komend vanuit de richting Slagharen in de richting van Hardenberg. (…) Voor mij reed een bestelauto zwart van kleur met daarop gele belettering. (…) Ik had op dat moment geen passagiers in mijn bus zitten. De bestelauto reed ongeveer 80 meter voor mij. Ik reed 80 kilometer per uur. De bus is begrenst op 80 kilometer per uur en kan dus ook niet harder. Ter hoogte van het tuincentrum zag ik de bestelauto naar rechts sturen de bushalte op die zich rechts van de weg bevind. (...) De bestelauto remde niet heel hard. (...) Ik dacht dat de bestelauto even wilde stoppen. Zo zag het er ook uit. Ik zag de bestelauto ineens naar links komen met de neus mijn rijbaan weer op. Ik had absoluut niet het gevoel dat de bestelauto zou gaan keren want het ging allemaal zo mooi geleidelijk. De bestelauto kwam dwars voor mij de weg op. De auto wilde duidelijk keren weer terug naar Slagharen. (…) De bestelauto die keerde was op dat moment zo dicht voor me dat ik een aanrijding niet meer kon voorkomen. Ik raakte de bestelauto vol in de flank. Voor ik de bestelauto raakte heb ik uit alle macht geremd. Ik heb voor de aanrijding niet meer kunnen uitwijken. Ik ben met mijn bus links in de berm tot stilstand gekomen in de berm/sloot. Ik heb gezien dat de bestelauto over de kop is gegaan. (…) Ik voelde meteen dat het mis was met mijn rechter voet. (…) Ik ben de avond na het ongeval aan mijn rechter voet geopereerd. (…) Ik ben buschauffeur bij Syntus en kan mijn beroep momenteel niet uitoefenen. De dokter heeft gezegd dat ik zeker 3 maanden uit de roulatie ben. (…) Ik kan momenteel niet lopen en niet autorijden. Ik moet nog weer geopereerd worden aan mijn voet.”
Uit het letselrapport blijkt onder meer: [3]
“(…) Betreft [slachtoffer] (…) Letselbeschrijving: (…) Rechter been + voet: er zijn diverse breuken rond de middenvoetsbeentjes veroorzaakt waardoor ernstig voetletsel is ontstaan:
1.
Het gewricht van de eerste straal (grote teen) tussen middenvoetsbeentje en teenkootjes is volledig instabiel door letsel aan banden en gewrichtsvlakken.
2.
De kopjes van 2e t/m 4e middenvoetsbeentjes zijn nabij de gewrichten met de teenkootjes afgebroken.
Door deze breuken is de gehele stabiliteit van de voet verloren; de botbreuken zijn operatief gefixeerd met staaldraad; deze draden zijn inmiddels weer verwijderd; over verder herstel en eventuele restafwijkingen of beperkingen is op dit moment nog geen uitspraak te doen; SO is inmiddels begonnen met mobiliseren en revalidatie. De verwachting is dat SO in de toekomst in meerdere of mindere (nu nog onbekende) mate last en beperkingen zal blijven ondervinden van dit letsel. (…) Er zal naar verwachting fysiek gezien wel herstel van de bot- en gewrichtsstructuren in de voet optreden, maar een volledig functioneel herstel zal waarschijnlijk niet optreden. Naar verwachting blijvende functionele beperkingen rond de aangedane gewrichten en daarmee van de gehele rechter voet (been), hoe ernstig deze beperkingen zullen zijn is nu nog niet aan te geven, naar verwachting zal pas over vele maanden een eindtoestand bereikt zijn. (…)
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 30 januari 2014 onder meer verklaard: [4]
“(…) Op 22 februari 2013 reed ik in een bedrijfsauto te Heemserveen, gemeente Hardenberg, op de Jachthuisweg (N343). Het was een drukke ochtend op de zaak en ik had van alles aan m’n hoofd. Ik was behoorlijk gestrest. Op een gegeven moment werd ik door de zaak gebeld. Ik had een bestelling niet meegenomen. Na dat gesprek heb ik gekeken waar ik kon keren. Toen ik de busstrook zag ben ik met de bedrijfsauto – door gebruik te maken van de busstrook – gekeerd om terug te rijden. Omdat ik zo druk was in mijn hoofd heb ik bij het keren op de weg niet op het achter opkomend verkeer gelet. Ik heb de bus dus niet zien aankomen. Ik had wel op het verkeer voor mij gelet. (…) Het klopt dat de grote linkerbuitenspiegel van de bedrijfsauto kapot is. De kleine linkerbuitenspiegel zit er nog wel op. De kleine linkerbuitenspiegel is afgesteld op de dode hoek van de bedrijfsauto. Ik heb die niet anders afgesteld om het zicht naar achter te vergroten. (…) De binnenspiegel van de bedrijfsauto geeft geen zicht naar achter omdat de bedrijfsauto een dichte laadruimte heeft. (…)”
In het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse d.d. 23 mei 2013 staat onder meer het volgende: [5]
“(…) Voor de motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid80 km/h. (…) De Jachthuisweg was op het wegvak waar het ongeval plaats had gevonden voorzien van een dubbele doorgetrokken streep. (…) Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, mag niet worden overschreden. Bestuurders mogen zich niet links van een doorgetrokken streep bevinden, indien die streep is aangebracht tussen rijstroken of paden met verkeer in beide richtingen. (…)”
“(…)Aan de hand van de schades, de aangetroffen sporen en de camerabeelden werd duidelijk hoe het ongeval had plaatsgevonden en hoe de voertuigen met elkaar in aanraking waren gekomen. Hierbij bleek ons dat de Ford reed over de Jachthuisweg, komende uit de richting van Slagharen en rijdende in de richting van Ommen. Achter de Ford reed in dezelfde richting de lijnbus van vervoersmaatschappij Syntus. (…) Doordat de bestuurder van de Ford haar voertuig keerde voor de naderende lijnbus werd de bestuurder van de lijnbus plotseling geconfronteerd met de Ford. De bestuurder van de lijnbus trachtte kennelijk de aanrijding nog te voorkomen door naar links uit te wijken en krachtig te remmen. De bestuurder van de lijnbus kon een aanrijding niet voorkomen. (…)”
De rechtbank overweegt als volgt. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 1 juni 2004, LJN AO5822) komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals in deze zaak aan verdachte primair ten laste is gelegd. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Met in achtneming van het hiervoor omschreven juridisch kader overweegt de rechtbank ten aanzien van de schuld van verdachte als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte voorafgaand aan en tijdens het verrichten van een bijzondere manoeuvre de op dezelfde weghelft rijdende lijnbus niet heeft waargenomen en vervolgens in aanrijding is gekomen met die lijnbus. Verdachte reed op een autoweg waar de toegestane maximum snelheid 80 km/h bedroeg. Het wegvak waar het ongeval had plaatsgevonden was voorzien van een dubbele doorgetrokken streep die niet mocht worden overschreden. Verdachte heeft op een gegeven moment, met gebruikmaking van de busstrook, op de weg een kerende beweging gemaakt zonder daarbij te letten op het verkeer dat achter haar reed. Voorts staat vast dat de grote linkerbuitenspiegel reeds enkele dagen kapot was, de kleine linkerbuitenspiegel alleen zicht gaf op de dode hoek van de bedrijfsauto en de binnenspiegel van de bedrijfsauto geen zicht naar achter had wegens een dichte laadruimte.
Door (een begin te maken met) het verrichten van een bijzondere manoeuvre, te weten het keren, op een weg waar dat niet mocht – er was immers een doorgetrokken streep die niet mocht worden overschreden – en waar de maximum snelheid 80 kilometer per uur bedroeg, terwijl verdachte geen goed zicht had op het verkeer achter haar (immers haar grote linkerbuitenspiegel was kapot, de kleine linkerbuitenspiegel gaf alleen zicht op de dode hoek en de binnenspiegel gaf geen zicht naar achteren) en door daarbij niet op het achteropkomend verkeer te letten, heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden waardoor een verkeersongeval is veroorzaakt. Gelet op deze omstandigheden had verdachte immers juist moeten letten op het verkeer achter haar.
Het letsel dat door het slachtoffer is opgelopen, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het zwaar lichamelijk letsel voldoende blijkt uit het letselrapport, waaruit blijkt dat er meerdere botbreuken waren in de voet en volledig functioneel herstel van de bot- en gewrichtsstructuren waarschijnlijk niet zal optreden.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
zij op 22 februari 2013 te Heemserveen, gemeente Hardenberg,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bedrijfsauto, Ford Transit, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Jachthuisweg (N343), aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd
en
daarbij niet, althans in onvoldoende mate op het achter haar gelegen weggedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten,
en
vervolgens een bijzondere manoeuvre, als bedoeld in artikel 54 Reglement
verkeersregels en verkeerstekens heeft uitgevoerd, namelijk is gaan keren op
die weg,
en
daarbij een op dezelfde weghelft rijdende autobus niet heeft waargenomen
en
vervolgens in aanrijding is gekomen met die autobus,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, te weten[slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:

Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994,

strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd een geldboete van € 1.500,-, subsidiair 25 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is first offender en zij heeft als werkzoekende haar rijbewijs nodig.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, zonder dat sprake was van alcoholgebruik, een taakstraf van 90 uur en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto in strijd met de op die weg geldende verkeerstekens op een autoweg gekeerd en daarbij niet op het achteropkomend verkeer gelet, waarna een ongeval heeft plaatsgevonden. De bestuurder van een achter haar rijdende streekbus is door het ongeval ernstig gewond geraakt. Dat het ongeval grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit het letselrapportage van de GGD IJsseland en de verklaring van het slachtoffer daarover ter terechtzitting. Er kan voorts van geluk worden gesproken dat er in de streekbus geen passagiers waren en er derhalve niet meer slachtoffers zijn gevallen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheden dat verdachte ter zitting er blijk van heeft gegeven zeer geraakt te zijn door het gebeuren. Zij heeft bovendien na het ongeval contact gehad met het slachtoffer. Dit contact is weliswaar voor beide partijen niet gelukkig verlopen, maar ter terechtzitting heeft verdachte inzicht gegeven in haar persoonlijke omstandigheden die daar (mede) een rol bij hebben gespeeld. Voorts houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 31 december 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Gelet op de aard en de ernst van het misdrijf en de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een geldboete, in combinatie met een deels voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, geen passende sanctie is.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden.

Toegepaste wetsartikelen

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Ten aanzien van de tenlastelegging

Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt aan de verdachte op een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van
60 uren, te voltooien binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het vonnis.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
30 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.
De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
6 maanden.
Van de
ontzegging van de rijbevoegdheidzal een gedeelte, groot
3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders zal gelasten, omdat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en Y. Cenik, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2014.
Mr. Wijnands-Veninga voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Team Hardenberg, onder dossiernummer PL04HB 2013015487, opgemaakt en gesloten op 17 juni 2013.
2.Proces-verbaal verhoor aangever, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent, op 7 maart 2013,
3.Letselrapportage d.d. 26 april 2013, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts GGD IJsselland, pagina 10 t/m 12.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 30 januari 2014.
5.Het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse d.d. 23 mei 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3].