In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in het geschil tussen Autowelt Providing B.V. en de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. De rechtbank behandelt het beroep van eiseres, Autowelt Providing B.V., tegen de intrekking van haar erkenning Export Dienstverlening door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Eiseres had deze erkenning verkregen om de formaliteiten voor de export van auto’s uit Nederland af te handelen. De erkenning werd ingetrokken omdat eiseres feitelijk werkzaamheden verrichtte op een locatie in Duitsland, wat volgens de verweerster in strijd was met de voorwaarden van de erkenning.
De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de erkenning niet zorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank stelt vast dat er geen expliciet verbod is op het hebben van een nevenvestiging buiten Nederland en dat de Duitse autoriteiten geen bezwaar hebben tegen toezicht op Duits grondgebied. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een doorkruising van de mogelijkheid om effectief toezicht uit te oefenen, aangezien de nevenvestiging van eiseres zich op korte afstand van de Nederlandse grens bevindt.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en gelast de verweerster om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens wordt verweerster veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 974,--. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de noodzaak om belangen van betrokken partijen in overweging te nemen bij het uitoefenen van toezicht.