ECLI:NL:RBOVE:2014:264

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
Awb 13/2793 en 13/2794
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de vestiging van IKEA in Zwolle; beoordeling van parkeervoorzieningen, verkeerssituatie en economische ordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 januari 2014 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die aan IKEA Beheer B.V. is verleend voor het oprichten van een vestiging in Zwolle. De aanvraag, ingediend op 4 juni 2013, betreft de bouw van een IKEA-vestiging met bijbehorende infrastructuur, waaronder een parkeergarage en windmolens. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle op 15 oktober 2013. Verzoekster, BVG Vastgoed B.V., heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor negatieve gevolgen voor haar eigen vastgoed door de vestiging van IKEA.

De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster, waaronder de verkeerssituatie, de parkeervoorzieningen en de economische ordening, zorgvuldig gewogen. De rechter oordeelde dat de vergunning voldoende was onderbouwd en dat de verkeersafwikkeling adequaat was geregeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente Zwolle de parkeernormen had onderzocht en dat de verwachte parkeerbehoefte van de nieuwe vestiging in Zwolle met 1009 parkeerplaatsen ruimschoots werd gedekt. Ook werd vastgesteld dat de verkeerssituatie niet onaanvaardbaar zou verslechteren door de komst van IKEA.

De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoekster ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat de omgevingsvergunning in stand kon blijven, omdat deze was voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en er geen sprake was van machtsmisbruik door de gemeente. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de verlening van omgevingsvergunningen, vooral in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummers: Awb 13 / 2793 en 13 / 2794

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

BVG Vastgoed B.V.,

gevestigd te Oosterbeek, verzoekster,
gemachtigde: H.J. van der Leij, werkzaam bij Van der Leij vastgoed advies te Arnhem
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,

verweerder,
gemachtigde: mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem.

Derde belanghebbende: IKEA Beheer B.V., gevestigd te Amsterdam Zuidoost,

gemachtigde: mr. R.J.G. Bäcker, advocaat te Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2013 heeft verweerder aan IKEA Beheer B.V. (hierna te noemen IKEA) een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het oprichten van een IKEA-vestiging met navigatiemast, negen windmolens, een parkeergarage inclusief infrastructuur en het plaatsen van bijbehorende reclameobjecten op het perceel Diepholtstraat 3/hoek Nieuwleusenerdijk/Bentheimstraat op het bedrijventerrein Hessenpoort te Zwolle.
Tegen dit besluit heeft verzoekster op 4 december 2013 beroep ingesteld.
Op 4 december 2013 heeft verzoekster aan de voorzieningenrechter verzocht om het besluit van 15 oktober 2013 te schorsen of om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van het moment waarop op het beroepschrift is beslist.
Het verzoek is ter zitting van 10 januari 2014 behandeld. Verzoekster is verschenen bij gemachtigden H.J. van der Leij en J.G. Boeve. Verweerder heeft zich laten vertegen-woordigen door mr. V.A. Textor, voornoemd, en W. Bosch, medewerker van de gemeente Zwolle. Voor IKEA zijn verschenen mr. R.J.G. Bäcker, voornoemd, en E. van der Zee, projectleider.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoekster dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Op grond van artikel 8:86 van de Awb is de voorzieningenrechter bevoegd onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in de hoofdzaak geen nader onderzoek vergen. De voorzieningenrechter zal daarom onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

Crisis- en herstelwet van toepassing

De aanvraag van IKEA van 4 juni 2013 betreft een omgevingsvergunning waarbij - onder meer - met toepassing van artikel 2.12, eerste 1id, onder a onder 3°, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken ten behoeve van de aanleg of wijziging van wegen.
Ingevolge van artikel 1.1, eerste lid, onder a, juncto Bijlage I, categorie 3.4 van de Crisis- en herstelwet (Chw), valt de aanvraag derhalve onder de werking van de Chw, zodat op het besluit van 15 oktober 2013 afdeling 2 van hoofdstuk 1 van die wet van toepassing is. Gelet op artikel 1:6a van de Chw mogen daarom alleen de gronden die in het beroepschrift zijn vermeld door de voorzieningenrechter worden beoordeeld.

Feiten

IKEA heeft op 4 juni 2013 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een IKEA-vestiging met navigatiemast, negen windmolens, een parkeergarage inclusief infrastructuur en het plaatsen van bijbehorende reclameobjecten aan de Diepholtstraat 3 en op de hoek Nieuwleusenerdijk/Bentheimstraat (Hessenpoort) te Zwolle.
Het perceel Diepholtstraat 3/hoek Nieuwleusenerdijk/Bentheimstraat (hierna: het perceel) waar IKEA zich wil vestigen maakt deel uit van het bestemmingsplan “Hessenpoort 2”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 april 2006 en door Gedeputeerde Staten van Overijssel op 27 november 2007 goedgekeurd. Het door verzoekster tegen het bestemmingsplan ingestelde beroep is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) bij uitspraak van 22 mei 2013, nummer 201211054/1/R1, ECLI:NL:RVS:2013:CA0655, ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan “Hessenpoort 2” is daardoor onherroepelijk.
Het perceel heeft in het bestemmingsplan “Hessenpoort 2” de bestemmingen “Horecadoeleinden hotel-café-restaurant HHCR” (artikel 6 van de planvoorschriften), “Detailhandel tuincentrum DHT” (artikel 7), “Verkeersdoeleinden V” (artikel 8), “Groenvoorziening met Water GW” (artikel 13), de dubbelbestemming “Militaire laagvliegroute met daarbij de aanduidingen “gebied 2 waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt”, “ontsluitingsweg (ow)”, “verwijzing naar dwarsprofiel 7”, “verwijzing naar dwarsprofiel 16”, “verwijzing naar dwarsprofiel 17” en “verwijzing naar dwarsprofiel 18”.
Voor de grond met de bestemming “Horecadoeleinden hotel-café-restaurant HHCR” is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor wijziging in de bestemming “Bedrijventerrein BT” (op de plankaart aangeduid als “gebied 2”).
Het bouwplan voor een IKEA-vestiging en de terreininrichting, inclusief de navigatiemast, calamiteitenroute en de ontsluiting van vrachtverkeer aan de zuidzijde van het terrein, zijn in strijd met bestemmingsplan Hessenpoort 2.
Met het oog op de vestiging van IKEA moet de infrastructuur worden aangepast. De Nieuwleusenerdijk, de Hermelenweg, het te verbreden fietspad aan de zuidzijde van het terrein van IKEA en de geprojecteerde ontsluitingsweg (toekomstige Diepholtstraat), inclusief de aanpassing aan de watergang, vanaf de Nieuwleusenerdijk naar Intratuin en IKEA tot aan de Bentheimstraat, zijn gedeeltelijk gelegen in de plangebieden van de bestemmingsplannen “Hessenpoort” en “Hessenpoort 2”. De infrastructuur die valt binnen het plangebied Hessenpoort is in overeenstemming met de daarin opgenomen bestemming “Verkeer en gedeeltelijk Groen”.
De geprojecteerde ontsluitingsweg en de aanpassing van de watergang vanaf de Nieuw-leusenerdijk tot aan de Bentheimstraat zijn eveneens in strijd met het bestemmingsplan Hessenpoort 2, met uitzondering van de aanleg van een ontsluitingsweg met een profiel van 8 meter breed vanaf de Bentheimstraat tot aan het perceel van Intratuin.
De aanleg van het fiets- en voetpad langs de Nieuwleusenerdijk aan de noordzijde van de percelen van IKEA en Intratuin zijn vanwege de maatvoering eveneens in strijd met het bestemmingsplan Hessenpoort 2. Het gebruik van deze paden past wel binnen de bestemming “Groenvoorziening met Water GW”.
Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo, tevens aangemerkt als een aanvraag voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
De aanvraag en de ontwerpbeschikking met bijbehorende stukken hebben met ingang van
13 juni 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn onder andere door verzoekster zienswijzen ingediend tegen dit besluit.
Op 15 oktober 2013 heeft verweerder aan IKEA de gevraagde omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning is verleend voor de volgende activiteiten:
1.
het (ver)bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo);
2.
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo);
3.
het verrichten van een andere activiteit (dan genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onder a-h, van de Wabo) die van invloed kan zijn op de fysieke leefomgeving (artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo);
4.
het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van handelsreclame (artikel 2.2, eerste lid, onder h, van de Wabo).

Gronden van beroep

Blijkens het beroepschrift kan verzoekster zich niet met dit besluit verenigen. Zij heeft daartoe -kort samengevat- aangevoerd dat:
de afwijking van het parkeerbeleid onvoldoende is onderbouwd en onderzocht;
de verkeerssituatie een gevaar kent voor opstoppingen en infarcten;
de ruimtelijke ordening is ondergeschikt gemaakt aan de economische ordening;
sprake is van détournement de pouvoir.
De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van deze beroepsgronden het volgende.
a. Afwijking parkeerbeleid
Verzoekster heeft in beroep aangevoerd dat de afwijking van het parkeerbeleid van de gemeente door verweerder onvoldoende is onderbouwd en onderzocht. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning is naar de mening van verzoekster ten onrechte afgeweken van de Parkeernormen Gemeente Zwolle 2010 en de parkeernormen voor grootschalige detailhandel in de Bouwverordening 2012. Naar de mening van verzoekster stemt het aantal door IKEA te realiseren parkeerplaatsen mogelijk niet overeen met het aantal benodigde parkeerplaatsen. Dat houdt volgens verzoekster in dat bij piekmomenten bestuurders van auto’s hun weg zullen zoeken in de omgeving en gaan parkeren op plekken die hiervoor niet bedoeld zijn, waardoor haar perceel niet althans minder goed bereikbaar is. Verzoekster stelt dat potentiële kopers/huurders voor haar pand hierdoor worden afgeschrikt en om die reden afhaken.
De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
De eisen ten aanzien van parkeren zijn - in beginsel - vastgelegd in de gemeentelijke Bouwverordening 2012 en de daarbij behorende lijst Parkeernormen Gemeente Zwolle 2010. Deze verordening bepaalt welke parkeernormen gelden bij het realiseren van functies. Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, sub a van de Wabo kan van deze eisen worden afgeweken.
Verweerder dient uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening te onderzoeken hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn voor de in het plangebied toegestane functie. Bij zijn onderzoek kan verweerder gebruik maken van de parkeercijfers zoals deze worden aanbevolen door de Stichting CROW. Verweerder kan het aantal parkeerplaatsen echter ook op een andere wijze berekenen. In de onderhavige situatie heeft verweerder geen aansluiting gezocht bij de CROW-aanbevelingen. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing en de nota van zienswijzen heeft verweerder ervoor gekozen om af te wijken van de parkeernormen van de Bouwverordening omdat uit de ervaringscijfers (parkeerbehoefte direct gerelateerd aan bezoekersaantallen) van IKEA, waarmee bij andere vestigingen veel ervaring is opgedaan, een nauwkeuriger en meer op de specifieke behoefte afgestemd parkeerkengetal is af te leiden dan uit de algemene parkeernormen van de Bouwverordening die zijn gebaseerd op CROW-kencijfers en gerelateerd aan het bruto vloeroppervlak van de betreffende detailhandelsfunctie. Relevant in dit verband is dat niet in geschil is dat de Bouwverordening geen specifieke parkeernorm kent voor een bedrijf als IKEA of een bedrijf met een vergelijkbare winkelformule.
Evenals de rechtbank ’s-Gravenhage heeft overwogen in haar uitspraak van 27 juni 2012 inzake de IKEA-vestiging in Leiderdorp (ECLI:NL:RBSGR:2012:13386), acht de voorzieningenrechter het niet onredelijk dat ook verweerder in de gegeven situatie heeft aangesloten bij de specifieke ervaringscijfers met betrekking tot de parkeerbehoefte van IKEA in plaats van de algemene parkeernormen van CROW. Verweerder heeft toegelicht dat de CROW-aanbevelingen in dit geval niet de meest geschikte maatstaf vormen om het aantal parkeerplaatsen te berekenen, omdat bij IKEA-vestigingen sprake is van relatief grote magazijnen en opslagruimtes, waardoor de verhouding tussen het bruto-vloeroppervlak en het netto-verkoopoppervlak anders is dan waarvan de CROW-aanbevelingen uitgaan.
Gebaseerd op eigen ervaringen hanteert IKEA voor nieuwe en opgewaardeerde vestigingen een richtcijfer van 720 parkeerplaatsen per 1 miljoen bezoekers op jaarbasis.
Uitgaande van een verwacht aantal bezoekers voor de nieuwe vestiging in Zwolle van 1,3 miljoen op jaarbasis leidt dit tot een parkeerbehoefte van 936 parkeerplaatsen. Bij de nieuwe vestiging in Zwolle zullen 1009 parkeerplaatsen worden gerealiseerd, zodat daarmee ruimschoots aan de ervaringsnorm wordt voldaan. Bovendien kan in de weekeinden en op feestdagen, als er geen aanvoer van goederen is, de parkeercapaciteit op eigen terrein ter plaatse van de laad- en losplaatsen met circa 130 plaatsen worden uitgebreid tot 1.139 parkeerplaatsen.
De indeling en maatvoering van de parkeerplaatsen voldoen aan de CROW-normen. IKEA hanteert een maat van 2,50 meter voor de breedte van de parkeerplaatsen, hetgeen meer is dan de minimale maten die in de Bouwverordening zijn voorgeschreven (1.80 meter bij langs parkeren en 2.30 meter bij haaks parkeren).
Ter zitting is van de zijde van verweerder nog meegedeeld dat er een verbod zal komen om in de omgeving van de IKEA-vestiging langs de straten te parkeren.
Voorts heeft vergunninghoudster ter zitting nog toegelicht dat bij een eventueel tekort aan parkeerruimte in de toekomst de mogelijkheid bestaat om de parkeergarage uit te breiden met een kelder en een extra verdieping, waardoor het aantal parkeerplaatsen aanzienlijk kan worden uitgebreid. Tevens heeft vergunninghoudster ter zitting verklaard voornemens te zijn in overleg te treden met omliggende bedrijven ter zake van het gebruik van aanvullende parkeerlocaties indien noodzakelijk in voorkomende gevallen.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen kan naar het oordeel van de voorzieningen-rechter niet worden gezegd dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de parkeerbehoefte, dan wel dat deze onzorgvuldig of onjuist is vastgesteld.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich primair op het standpunt heeft kunnen stellen dat, uitgaande van de door IKEA gehanteerde ervaringscijfers, voorzien is in de maximaal te verwachten parkeerbehoefte van de IKEA-vestiging in Zwolle.
Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om het subsidiaire standpunt van verweerder ter zake van de berekening van de maximale parkeerbehoefte, waarbij aansluiting wordt gezocht bij de Bouwverordening 2012 en de Parkeernormen Gemeente Zwolle 2010 en ervan wordt uitgegaan dat het woonwarenhuis IKEA enerzijds moet worden gekwalifi-ceerd als grootschalige detailhandel maar anderzijds als volumineuze detailhandel, nader te bespreken.
Deze beroepsgrond van verzoekster slaagt niet.
b. Verkeerssituatie
Verzoekster stelt in beroep dat de verkeersafwikkeling in algemene zin omtrent de vestiging van IKEA op gezette tijden niet voldoende is vanwege het aantal bezoekers, nu men op voorhand weet dat er gebruik moet worden gemaakt van verkeersregelaars. Daarnaast merkt verzoekster op dat de bereikbaarheid van haar pand straks in betekenende mate zal worden beperkt doordat de Bentheimstraat niet meer zal aansluiten op de Nieuwleusenerdijk. Het zal betekenen dat het aan- en afrijdend verkeer van verzoeksters perceel langs de entree van IKEA moet rijden. Dit zal volgens verzoekster door de grote toestroom naar IKEA niet een vloeiende doorgaande verkeersbeweging zijn. De hiervoor benodigde maatregelen zijn niet in het plan opgenomen, aldus verzoekster. Ter zitting heeft verzoekster desgevraagd verklaard dat de bereikbaarheid van haar pand via de Lingenstraat weliswaar ongewijzigd blijft doch dat in dat geval sprake is van een ongewenste extra omweg.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Blijkens de tekeningen die zich bij de stukken bevinden ligt het perceel waar IKEA zich wil vestigen direct bij de op- en afrit van rijksweg A28 (richting Amersfoort en richting Meppel) en in de toekomst direct bij het knooppunt A28/N340, de entree van Hessenpoort. Het perceel wordt begrensd door twee gebiedsont-sluitingswegen, de Nieuwleusenerdijk en de Bentheimstraat. De Nieuwleusenerdijk vormt vanuit de Hessenpoort de verbindingsweg naar de A28 en de N340 (richting Ommen). In de plannen van de provincie Overijssel zoals weergegeven in het Provinciaal Inpassingsplan N340 is een nieuwe aansluiting van de N340 op de A28 en de Nieuwleusenerdijk geprojecteerd, te weten De Knoop A28/N340. Door de aanleg van dit knooppunt komt de rechtstreekse aansluiting Bentheimstraat-Nieuwleusenerdijk te vervallen. De verkeersaf-wikkeling zal vanaf dat moment volledig geschieden vanaf de centraal gelegen Nieuwleusenerdijk met de concentrische verdeelwegen die daarop aansluiten. Naar verwachting zullen deze plannen in de periode 2015-2017 worden gerealiseerd.
Ter vervanging van de aansluiting Bentheimstraat is gekozen voor de aanleg van een nieuwe concentrische weg ter hoogte van de aansluiting met de Hermelenweg. Deze weg verbindt de Nieuwleusenerdijk met de Bentheimstraat, waardoor er volgens verweerder weer een heldere en herkenbare ontsluitingsstructuur voor Hessenpoort ontstaat.
De bereikbaarheid van IKEA per auto is gezien de bezoekersaantallen en de locatie een belangrijk aspect, ook met het oog op de bereikbaarheid van de omliggende bedrijven en gebieden. Om de afwikkeling van het verkeer goed te laten verlopen moeten de toegangsweg en het omliggende wegennet voldoende capaciteit hebben. Om die capaciteit te bepalen zijn door het bureau Goudappel Coffeng diverse verkeersonderzoeken uitgevoerd voor de verkeerssituatie direct na de opening van IKEA in de periode 2014-2016 en de periode na het gereed komen van de nieuwe knoop A28/N340. De resultaten van deze onderzoeken zijn neergelegd in een rapport van 18 oktober 2012 dat als bijlage bij de Ruimtelijke Onderbouwing is gevoegd. De onderzoeksresultaten laten zien dat in de eerste periode, waarin de huidige aansluiting N340/A28/Nieuwleusenerdijk nog in gebruik is, de komst van IKEA alleen tijdens incidentele piekmomenten capaciteitsproblemen zou kunnen geven. Volgens de berekeningen van Goudappel Coffeng doen deze incidentele capaciteits-problemen zich niet voor op de afrit van de A28, maar op de aansluiting van de N340 en de Nieuwleusenerdijk. Op de overige kruisingen in Hessenpoort van en naar IKEA is de capaciteit voldoende, ook tijdens incidentele pieken. Daarbij is ervan uitgegaan dat gelijktijdig met de bouw van IKEA ook de nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Nieuwleusenerdijk ter hoogte van de Hermelenweg naar IKEA wordt aangelegd.
IKEA wordt vanaf de opening direct ontsloten via deze nieuwe ontsluitingsweg, terwijl de Bentheimstraat (vooralsnog) blijft functioneren als ontsluitingsweg voor het zuidelijk deel van Hessenpoort, waar ook het pand van verzoekster is gevestigd. Door de geplande verdere uitbreiding van Dynamisch verkeersmanagement (DVM) op het regionale hoofdwegennet in en om Zwolle en de inzet van incident management bij calamiteiten is aanpassing van de kruising Nieuwleusenerdijk/N340 voor deze relatief korte periode niet noodzakelijk.
Blijkens de nota van zienswijzen van 1 oktober 2013 erkent verweerder dat de verkeers-maatregelen die de gemeente vooraf uitvoert niet kunnen voorkomen dat zich incidenteel problemen kunnen voordoen in de verkeersafwikkeling op en rondom de Hessenpoort. Verkeersinfarcten, zoals verzoekster vreest, zullen zich naar verwachting niet voordoen omdat de huidige economische ontwikkelingen voor enige terughoudendheid bij het hanteren van groeipercentages in het autoverkeer zorgen, ook voor de komende jaren. Uit onderzoek dat is gedaan blijkt dat tijdens de wekelijkse piekbezoekuren van IKEA op zaterdagmiddag, zelfs in de meest robuuste kruispuntberekeningen geen verkeersproblemen ontstaan. De gemeente volgt in zijn aanpak de aanbevelingen van de externe deskundige Goudappel Coffeng door stapsgewijs maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn en pas kostbare tijdelijke infrastructurele maatregelen te nemen als andere maatregelen niet effectief blijken te zijn. Dit past bij een sober en doelmatig gebruik van publieke middelen dat de gemeente voorstaat. Deze maatregelen zijn onder andere in overleg met Rijkswaterstaat en de provincie Overijssel tot stand gekomen. Uit het feit dat deze instanties geen zienswijze hebben ingediend, kan volgens verweerder worden afgeleid dat zij kunnen instemmen met de voorgestelde maatregelen. In de nota van zienswijzen wordt in dit verband nog opgemerkt dat IKEA verwacht dat het maximum bezoekersaantal van de vestiging in Zwolle niet al in de eerste twee jaar zal worden gerealiseerd, zodat de realisatie van de geplande te nemen infrastructurele maatregelen goed aansluit bij de te verwachten verkeerstoename.
Uit de bij brief van 6 januari 2014 door verweerder overgelegde tekeningen blijkt dat verzoekster in de tijdelijke situatie tot 2017 haar ontsluitingsroute via de Bentheimstraat behoudt. De IKEA-vestiging zal worden ontsloten via de nieuwe ontsluitingsweg. Voor zover verzoekster door de afsluiting van de Holsteinstraat geen gebruik meer kan maken van de ontsluitingsroute via de Bentheimstraat is dat overigens geen rechtstreeks gevolg van de onderhavige omgevingsvergunning, maar van het Provinciaal Inpassingsplan N340 dat op
12 juli 2012 door de provincie Overijssel is vastgesteld en voorziet in het opwaarderen van de N340. Op het gedeelte tussen de Rijksweg A28 en de Nieuwleusenerdijk wordt een nieuw dubbelbaans tracé aangelegd ten noorden van de huidige Hessenweg. De nieuwe weg krijgt een ongelijkvloerse aansluiting op de Rijksweg A28 en de Nieuwleusenerdijk/Kranenburg-weg. Als gevolg van deze nieuwe aansluitingen komt de aansluiting van de Bentheimstraat op de Nieuwleusenerdijk te vervallen en verliest de Bentheimstraat zijn secundaire ontsluitingsfunctie voor het zuidelijk gedeelte van Hessenpoort.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat de hoofdontsluitingsstructuur van Hessenpoort na de aanleg van de nieuwe knoop N340/A28/Nieuwleusenerdijk genoeg capaciteit zal hebben om het verkeer van en naar IKEA goed te verwerken en dat eventuele overlast voor verzoekster zich zal beperken tot een zeer gering aantal piekmomenten, zoals tweede paasdag of vlak voor de kerstdagen. Op de zaterdagmiddagen tussen 12.00 uur en 15.00 uur zijn volgens verweerder geen verkeers-problemen te verwachten. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de juistheid van dit standpunt van verweerder te twijfelen. De vrees van verzoekster voor verkeersproblemen door de vestiging van IKEA op de onderhavige locatie is niet gebaseerd op concrete objectiveerbare gegevens, maar berust slechts op subjectieve toekomstige verwachtingen. Verzoekster heeft geen nadere gegevens, bijvoorbeeld in de vorm van een tegenrapportage van een deskundige, in het geding gebracht waarin grond kan worden gevonden voor de door haar verwachte verkeersproblemen.
Ter zake van de alternatieve bereikbaarheid van verzoeksters pand via de Lingenstraat is de voorzieningenrechter van oordeel dat weliswaar sprake is van een extra aantal meters dat in dat geval moet worden gereden, maar dat naar het zich laat aanzien dat van zodanig beperkte aard is dat niet kan worden gezegd dat dat van verzoeksters bezoekers niet gevraagd zou mogen worden.
Deze beroepsgrond van verzoekster wordt verworpen.
c. Economische ordening
Anders dan verzoekster stelt blijkt uit de stukken omtrent de totstandkoming van de bestreden omgevingsvergunning niet dat aan het besluit van verweerder om medewerking te verlenen aan de aanvraag van IKEA naast planologische aspecten ook economische overwegingen ten grondslag hebben gelegen. Verweerder heeft bij de beslissing op de aanvraag getoetst aan de goede ruimtelijke ordening. Hetgeen in de Ruimtelijke Onderbouwing onder “6.1 Economie” is overwogen, mede naar aanleiding van het rapport ”Effectstudie IKEA Zwolle” van Ecorys van 21 mei 2013, heeft betrekking op de detailhandelsstructuur en de eventuele verstoring daarvan door de vestiging van IKEA, alsmede de effecten van de komst van IKEA voor de distributieve structuur en de regionale verzorgingsfunctie van Zwolle. Vestiging van IKEA in Zwolle betekent dat bewoners uit de regio Zwolle geen langere afstanden meer hoeven af te leggen naar IKEA-vestigingen in Amersfoort, Duiven of Hengelo.
Uit de stukken blijkt voorts voldoende duidelijk dat een eventuele alternatieve locatie in Voorsterpoort niet meer aan de orde is, omdat een IKEA-vestiging daar ruimtelijk gezien niet inpasbaar is. Bovendien wordt de betreffende locatie inmiddels door Scania gebruikt en is daardoor feitelijk ook niet meer beschikbaar.
Ook deze beroepsgrond van verzoekster faalt.
d. Verbod van détournement de pouvoir
In gevolge artikel 3:3 van de Awb mag een bestuursorgaan de hem gegeven bevoegdheid alleen gebruiken voor het doel waarvoor die bevoegdheid is verleend.
Verzoekster stelt dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van zijn bevoegdheid nu hij heeft meegewerkt aan de vestiging van IKEA op het bedrijventerrein Hessenpoort, maar geen medewerking wil verlenen aan wijziging van de bestemming van verzoeksters perceel aan de Holsteinstraat 2 op hetzelfde bedrijventerrein. Verzoekster stelt dat door de vestiging van IKEA sprake is van een zekere verkleuring van het bedrijventerrein Hessenpoort, die ook voor anderen dient te gelden.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het hierbij om een aspect dat valt buiten het kader van dit geding en om die reden buiten beschouwing moet worden gelaten. Het bestreden besluit betreft immers uitsluitend de omgevingsvergunning die aan IKEA is verleend en heeft geen betrekking op een verzoek tot wijziging van de bestemming van het perceel van verzoekster. Indien verzoekster van mening is dat zij door verweerder ten onrechte anders wordt behandeld dan IKEA, kan zij dat in een eventuele procedure met betrekking tot een verzoek om wijziging van de bestemming van haar perceel aan de orde stellen.
In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat verweerder bij de beslissing op de aanvraag voor een omgevings-vergunning van IKEA de hem toekomende bevoegdheid heeft gebruikt voor andere doeleinden dan waarvoor deze is gegeven en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik.
Deze beroepsgrond van verzoekster slaagt daarom niet.

Conclusie

De voorzieningenrechter ziet in de door verzoekster aangevoerde beroepsgronden geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit wat betreft de parkeervoorzieningen, de verkeerssituatie en de economische ordening niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Evenmin bevat hetgeen verzoekster in beroep heeft aangevoerd grond voor het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) of dat verweerder daarbij heeft gehandeld in strijd met het verbod op détournement de pouvoir.
De omgevingsvergunning kan daarom in rechte in stand blijven. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzieningenrechter, en door hem en G. Kootstra als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel