ECLI:NL:RBOVE:2014:270

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2014
Publicatiedatum
23 januari 2014
Zaaknummer
Awb 13/1518
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering betalingsregeling voor terugvordering kinderopvangtoeslag wegens opzet of grove schuld

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder uit Hengelo, en de Belastingdienst kantoor Almelo. Eiseres had verzocht om een betalingsregeling voor de terugvordering van teveel ontvangen kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst had eerder besloten om de betalingsregeling af te wijzen, omdat het ontstaan van de terugvordering te wijten was aan opzet of grove schuld van eiseres. Eiseres had in de jaren 2009, 2010 en 2011 voorschotten ontvangen, maar had wijzigingen in haar situatie niet tijdig doorgegeven, wat leidde tot een terugvordering van in totaal € 6.392,00.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres ernstig nalatig is geweest door de wijzigingen in haar gebruik van kinderopvang niet door te geven. Ondanks haar beroep op haar financiële situatie en werkloosheid, oordeelde de rechtbank dat de terugvordering het gevolg was van haar eigen handelen. De rechtbank heeft de regelgeving omtrent de betalingsregeling, zoals vastgelegd in de Leidraad Invordering 2008, in overweging genomen en geconcludeerd dat de Belastingdienst terecht een betalingsregeling van maximaal 24 maanden had toegestaan. Eiseres had niet aangetoond dat zij niet meer beschikte over het ten onrechte ontvangen voorschot, wat een voorwaarde was voor een andere betalingsregeling.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen in de situatie van de aanvrager van toeslagen en de gevolgen van nalatigheid in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Almelo
Registratienummer: Awb 13/1518

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres]

wonende te Hengelo, eiseres,
en
Belastingdienst kantoor Almelo,verweerder.
13/1518
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2012 heeft verweerder het verzoek van eiseres om een betalingsregeling, gebaseerd op haar betalingscapaciteit, afgewezen. Verweerder heeft bij voornoemd besluit aan eiseres uitstel van betaling verleend onder de voorwaarde dat eiseres de terugvordering in 24 gelijke maandelijkse termijnen van € 1.257,00 voldoet.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 26 juni 2013 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 28 november 2013 behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Snuverink.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluiten van 10 december 2008, 4 december 2009 en 3 december 2011 heeft verweerder aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag voor de belastingenjaren 2009, 2010 en 2011 toegekend.
Het voorschot voor 2011 is gewijzigd bij besluit van 21 april 2011.
Bij besluit van 29 april 2011 heeft verweerder het voor het belastinghaar 2011 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil. Een bedrag van € 6.392,00 is van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 18 november 2011 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag 2009 definitief vastgesteld op € 3.300,00 en een bedrag van € 10.497,00 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 16 februari 2012 heeft verweerder het voor het belastinghaar 2010 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien naar nihil. Een bedrag van
€ 13.278,00 is van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 2 juli 2013 heeft verweerder de kinderopvangtoeslag 2011 definitief vastgesteld op nihil.
Eiseres heeft tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
Vervolgens heeft verweerder het besluit van 24 oktober 2012, zoals hierboven omschreven, genomen. Eiseres heeft tegen dit besluit wel bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
In beroep voert eiseres aan dat zij het maandelijkse bedrag niet kan betalen. Zij is een alleenstaande moeder en werkloos en ontvangt momenteel een bijstandsuitkering. Zij is bekend bij de Stadsbank in het kader van budgetbeheer.
3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het ontstaan van de terugvordering het gevolg is van grove schuld van eiseres. In een geval waarin sprake is van opzet of grove schuld dan wel grove onachtzaamheid is er geen aanleiding om een standaardbetalingsregeling of persoonlijke betalingsregeling op basis van de betalingscapaciteit toe te kennen. De uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) sluit deze regelingen in een dergelijk geval uit. Alleen de regeling van afbetaling in 24 termijnen, die de Leidraad Invordering 2008 (hierna: de Leidraad) in paragraaf 79.8a biedt, is nog mogelijk voor eiseres.
4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Artikel 26 van de Awir bepaalt dat, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is.
4.2
Het bedrag van de terugvordering moet ingevolge artikel 28 van de Awir binnen zes weken terugbetaald worden.
4.3
In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir zijn regels met betrekking tot het verlenen van uitstel van betaling vastgelegd. Het zesde lid van dit artikel bepaalt dat de voorgaande leden niet van toepassing zijn indien het ontstaan van de terugvordering te wijten is aan opzet of grove schuld van de belanghebbende of diens partner.
4.4
Volgens artikel 79.7 van de Leidraad is uitgangspunt dat de belanghebbende die teveel ontvangen toeslag moet terugbetalen, in de gelegenheid wordt gesteld om het bedrag van de toeslagschuld te voldoen met een standaardbetalingsregeling. De standaardregeling wordt zonder nader onderzoek in te stellen door de Belastingdienst aangeboden en gaat uit van een af te lossen bedrag van € 20,00 per maand voor iedere terugvordering afzonderlijk. De periode waarover de regeling zich uitstrekt is maximaal 24 maanden te rekenen vanaf één maand na de dagtekening van de terugvorderingsbeschikking. Als het teruggevorderde bedrag meer bedraagt dan € 480,00 wordt het maandelijks af te lossen bedrag zodanig verhoogd dat aflossing binnen 24 maanden mogelijk is.
4.5
Ingevolge artikel 79.8 van de Leidraad kan de Belastingdienst een andere betalingsregeling toestaan dan de standaardregeling. Dit kan alleen als de belanghebbende schriftelijk kenbaar maakt dat hij niet in staat is de toeslagenschuld te voldoen onder de condities die gelden voor de standaardregeling (de persoonlijke betalingsregeling).
4.6
Artikel 79.8a van Leidraad bepaalt echter dat voor een toeslagschuld die te wijten is aan opzet op grove schuld van de belanghebbende of diens partner de Belastingdienst/Toeslagen een betalingsregeling van ten hoogste 24 maanden kan toestaan als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de belanghebbende verzoekt de Belastingdienst/Toeslagen om zo’n regeling.
- de belanghebbende of diens partner maakt aannemelijk dat zij niet meer beschikken over het ten onrechte geïnde voorschot, belichaamd in de toeslagschuld.
- de regeling leidt tot betaling van de volledige schuld binnen 24 maanden.
4.7
Als belanghebbende of diens partner aannemelijk maakt dat zij niet meer beschikken over het ten onrechte ontvangen voorschot, houdt de Belastingdienst/Toeslagen, op verzoek, bij de verrekening van een voorschot met die toeslagschuld, er rekening mee dat belanghebbende een bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dat overeenkomt met de voor hem geldende beslagvrije voet.
4.8
Eiseres heeft voor de opvang van haar dochter[naam dochter] geboren op 24 januari 2006, kinderopvangtoeslag aangevraagd. Verweerder heeft eiseres bij besluit van
10 december 2008 voor het belastingjaar 2009 kinderopvangtoeslag toegekend, gebaseerd op dagopvang in de vorm van een kindercentrum voor 239 uur per maand.
Van deze gegevens is verweerder blijkens het besluit van 4 december 2009 voor het belastingjaar 2010 ook uitgegaan en is kinderopvangtoeslag toegekend, gebaseerd op dagopvang in de vorm van een kindercentrum voor 230 uur per maand.
Voorts is verweerder ook van deze gegevens uitgegaan voor het belastingjaar 2011 blijkens het besluit van 3 december 2010 en is kinderopvangtoeslag toegekend, gebaseerd op dagopvang in de vorm van een kindercentrum voor 230 uur per maand.
Op het daartoe bestemde formulier heeft eiseres op 9 september 2010 aangegeven dat [naam dochter]in het jaar 2009 gedurende 685,76 uur kinderopvang heeft gehad.
Op het daartoe bestemde formulier heeft eiseres op 2 augustus 2011 aangegeven dat [naam dochter] in het jaar 2010 geen gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang.
Op 4 april 2011 heeft eiseres digitaal per Digid de Kinderopvangtoeslag stopgezet per 1 januari 2011.
4.9
Niet in geschil is dat eiseres over het jaar 2009 eerst op 9 september 2010 heeft gemeld dat zij minder uren kinderopvang heeft gebruikt dan aanvankelijk opgegeven. Voorts heeft zij in 2010 en 2011 in het geheel geen gebruik gemaakt van kinderdagopvang. Met betrekking tot 2010 heeft zij dit eerst op 2 augustus 2011 aan verweerder gemeld.
4.1
Doordat eiseres de wijzigingen niet heeft doorgegeven is het haar te verwijten dat verweerder teveel dan wel ten onrechte kinderopvangtoeslag heeft betaald. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres ernstig nalatig is geweest.
4.11
Eiseres erkent dat zij over 2010 en 2011 ten onrechte kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, omdat haar dochter toen geen gebruik heeft gemaakt van de kinderopvang. Ten aanzien van 2009 geeft eiseres aan dat het haar niet duidelijk was dat ze de wijzigingen door moest geven. Zij heeft op advies van een vriendin een voorschot aangevraagd, maar cijfers zeggen haar niets, aldus eiseres. Dat zij ten onrechte de kinderopvangtoeslag ontving is haar nooit opgevallen omdat ze toen ook eigenlijk ook al in de bijstand had gemoeten.
4.12
Dat eiseres hulp heeft gehad van een vriendin bij het aanvragen van de toeslag, ontsloeg haar niet van de verplichting om tijdig wijzingen door te geven aan verweerder. Voorts acht de rechtbank het onaannemelijk dat eiseres niet gezien heeft dat zij maandelijks € 1.100,00 aan kinderopvangtoeslag ontving, terwijl zij niet of nauwelijks gebruik maakte van kinderopvang.
De rechtbank is van oordeel dat het ontstaan van de terugvordering is te wijten aan opzet of grove schuld van eiseres, reden waarom verweerder naar het oordeel van de rechtbank op juiste wijze heeft toepassing gegeven aan artikel 79.8a van de Leidraad en eiseres een betalingsregeling heeft aangeboden van 24 gelijke maanden waarin de schuld volledig wordt terugbetaald.
5.
Het beroep is daarom ongegrond.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Hardonk-Prins, rechter, en door haar en
mr. E.G.M. ten Kate-van Holsteijn als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep