In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een alleenstaande moeder uit Hengelo, en de Belastingdienst kantoor Almelo. Eiseres had verzocht om een betalingsregeling voor de terugvordering van teveel ontvangen kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst had eerder besloten om de betalingsregeling af te wijzen, omdat het ontstaan van de terugvordering te wijten was aan opzet of grove schuld van eiseres. Eiseres had in de jaren 2009, 2010 en 2011 voorschotten ontvangen, maar had wijzigingen in haar situatie niet tijdig doorgegeven, wat leidde tot een terugvordering van in totaal € 6.392,00.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres ernstig nalatig is geweest door de wijzigingen in haar gebruik van kinderopvang niet door te geven. Ondanks haar beroep op haar financiële situatie en werkloosheid, oordeelde de rechtbank dat de terugvordering het gevolg was van haar eigen handelen. De rechtbank heeft de regelgeving omtrent de betalingsregeling, zoals vastgelegd in de Leidraad Invordering 2008, in overweging genomen en geconcludeerd dat de Belastingdienst terecht een betalingsregeling van maximaal 24 maanden had toegestaan. Eiseres had niet aangetoond dat zij niet meer beschikte over het ten onrechte ontvangen voorschot, wat een voorwaarde was voor een andere betalingsregeling.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen in de situatie van de aanvrager van toeslagen en de gevolgen van nalatigheid in dit proces.