ECLI:NL:RBOVE:2014:375

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
29 januari 2014
Zaaknummer
Awb 13/1798
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot het nemen van verkeersbesluiten over de Jonenbrug in Giethoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Reest & Wieden en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland. Het geschil betreft de bevoegdheid om verkeersbesluiten te nemen over de Jonenbrug in Giethoorn. Het Waterschap Reest & Wieden had de gemeente Steenwijkerland verzocht om een verkeersbesluit te nemen, maar de gemeente verklaarde zich onbevoegd. Het Waterschap heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft onderzocht of het bestreden besluit van de gemeente in stand kan blijven. De rechtbank concludeert dat de gemeente Steenwijkerland niet bevoegd is om verkeersbesluiten te nemen over de Jonenbrug, omdat het beheer van de brug in handen is van het Waterschap Reest & Wieden. De rechtbank baseert deze conclusie op de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet herverdeling wegenbeheer, waarin is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het beheer van wegen en bruggen.

De rechtbank oordeelt dat het Waterschap Vollenhove, de rechtsvoorganger van het Waterschap Reest & Wieden, al voor de inwerkingtreding van de Wet herverdeling wegbeheer het beheer over de Jonenbrug had. Er is geen rechtshandeling verricht die het beheer van de brug van het waterschap naar de gemeente heeft overgedragen. Daarom blijft het Waterschap Reest & Wieden verantwoordelijk voor het nemen van verkeersbesluiten over de Jonenbrug.

De rechtbank verklaart het beroep van het Waterschap ongegrond, omdat het bestreden besluit van de gemeente in stand blijft. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de griffier de uitspraak hebben ondertekend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer Awb 13/1798

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

het Dagelijks Bestuur van het Waterschap Reest & Wieden,
zetelend te Meppel, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland,
gevestigd te Steenwijk, verweerder.

Procesverloop

Op 3 december 2012 heeft het Waterschap Reest & Wieden verweerder verzocht om ten aanzien van een brug in Jonen/Giethoorn (verder: Jonenbrug) een verkeersbesluit te nemen. Bij besluit van 18 januari 2013 (verder: bestreden besluit) heeft verweerder zich daartoe onbevoegd verklaard.
Eiser heeft met toepassing van artikel 7.1a van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) en met instemming van verweerder tegen dit besluit rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 4 september 2013 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 31 oktober 2013 gerepliceerd.
Het beroep is ter zitting van 13 november 2013 behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. de Lange-Liemburg en A. Drewes. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Leenstra en G. Ekkelenkamp.

Overwegingen

1.
In geschil is de vraag of het bestreden besluit in rechte in stand dient te blijven.
2.
Het bestreden besluit is niet door verweerder zelf, maar namens hem door de afdelingsmanager openbare werken, genomen. Uit het desgevraagd door verweerder overgelegde Algemeen mandaatbesluit van 15 februari 2011, in samenhang met de daarbij behorende bijlage 1, leidt de rechtbank af dat de afdelingsmanager openbare werken hiertoe bevoegd was.
3.
Partijen strijden in beroep over de vraag wie van hen beide ten aanzien van de Jonenbrug bevoegd is tot het nemen van een verkeersbesluit. De rechtbank beperkt zich tot dit punt van geschil.
4.
Eiser stelt dat de gemeente Steenwijkerland op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de WVW 1994 is aan te merken als wegbeheerder van de wegen Jonenweg en Cornelisgracht en mitsdien ook van de Jonenbrug die beide wegen met elkaar verbindt. In zijn beroep voert eiser daartoe aan dat wegbeheer niet aan hem als functionele democratie is opgedragen. Een functionele democratie mag alleen de haar toegewezen taken behartigen. In artikel 1 van de Waterschapswet zijn geen andere taken dan “zorg voor het watersysteem” en “zorg voor het zuiveren van afvalwater” aan het Waterschap opgedragen. Daarnaast hebben de provincies Overijssel en Drenthe in het Reglement voor het waterschap Reest en Wieden 2008 in lijn met de Wet herverdeling wegbeheer ook niet afzonderlijk de taak van wegbeheer aan het Waterschap opgedragen. In de visie van eiser verwart verweerder het begrip wegbeheer ten onrechte met onderhoudsplicht. Onder wegbeheer moet volgens eiser de formele verantwoordelijkheid voor de staat van onderhoud van de brug worden verstaan en niet het feitelijke onderhoud, dat wel door het Waterschap wordt gedaan. De bevoegdheid tot het nemen van een verkeersbesluit over de Jonenbrug zou volgens eiser ingevolge het bepaalde in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de WVW 1994 daarom toekomen aan verweerder.
5.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de WVW 1994 worden verkeersbesluiten genomen,
- voor zover zij betreffen het verkeer op wegen onder beheer van een waterschap door het algemeen bestuur of, krachtens besluit van het algemeen bestuur, door het dagelijks bestuur;
- voor zover zij betreffen het verkeer op andere wegen door burgemeester en wethouders, of krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente.
De rechtbank stelt vast dat in de WVW 1994 het begrip (weg)beheer niet is gedefinieerd. De rechtbank is gebleken dat in de Memorie van Toelichting bij de Wet herverdeling wegbeheer daaraan wel aandacht is besteed. De rechtbank sluit zich voor wat betreft de inhoud van dat begrip daarbij aan. In die Memorie van Toelichting is het navolgende over “beheer” opgemerkt:
“de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van een waterstaatswerk en voor het door het werk vervullen van zijn functie of functies van algemeen nut. Degene bij wie het waterstaatswerk in beheer is, wordt genoemd: beheerder. (…) Het beheer van de weg omvat de zorg voor de instandhouding van de ten algemene nutte tot stand gebrachte weg en de zorg dat de weg de functies die aan de weg zijn of worden toegekend, naar behoren kan vervullen. Beheer is dan ook een functioneel begrip; het omvat niet alleen de zorg voor het in bruikbare toestand houden van het, al dan niet verharde, wegdek, maar ook de zorg dat op juiste en veilige wijze gebruik kan worden gemaakt van de weg, waaronder de bermen, de opvang en afvoer van hemelwater en de overige tot de weguitrusting te rekenen voorzieningen. (…) In het wegenrecht ligt al besloten dat de wegbeheerder er voor heeft te zorgen dat een weg in goede staat van onderhoud verkeert.” (Memorie van Toelichting, vergaderjaar 1991-1992, 22476, nr. 3, pagina 15, 22 en 29)
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank, dat de bevoegdheid om verkeersbesluiten te nemen in de zin van de WVW 1994 ten aanzien van de Jonenbrug wordt bepaald door de vraag wie het gezag en de feitelijke onderhoudsplicht voor deze brug draagt. Ligt dat bij het waterschap, dan is eiser tot dergelijke besluiten bevoegd. Op wegen waar dit niet het geval is, is verweerder daartoe bevoegd.
6.
De rechtbank stelt vast, dat de Jonenbrug is gelegen in de gemeente Steenwijkerland over het kanaal de Cornelisgracht. De Jonenbrug verbindt met elkaar de wegen Jonenweg en Cornelisgracht, die aan weerszijden parallel aan het kanaal lopen. Niet in geschil is dat de gemeente wegbeheerder van die wegen is. Voorts is niet in geschil, dat het kanaal de Cornelisgracht bij het waterschap in beheer is.
In artikel 27, eerste lid van de Wegenwet is bepaald dat in iedere gemeente een legger wordt opgemaakt van de buiten de bebouwde kom, of kommen gelegen wegen alsmede van de toegangswegen naar stations als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Spoorwegwet, ook al zijn deze binnen een bebouwde kom gelegen.
Artikel 30, eerste lid, van de Wegenwet bepaalt verder dat de legger inhoudt:
het nommer van den weg;
(…)
VII. de onderhoudsplichtigen van den weg en van de zich daarin bevindende bruggen en duikers;
VIII. den omvang van den onderhoudsplicht;
IX. degenen, die tot het onderhoud hebben bij te dragen, met vermelding van de hoegrootheid der bijdrage;
X. het gezag, dat volgens de artikelen 16 of 17 heeft te zorgen, dat de weg in goeden staat verkeert.
Artikel 16 van de Wegenwet bepaalt: De gemeente heeft te zorgen, dat de binnen haar gebied liggende wegen, met uitzondering van de wegen, welke door het Rijk of eene provincie worden onderhouden, van die bedoeld in artikel 17 en van die, waarop door een ander tol wordt geheven, verkeeren in goeden staat.
Artikel 17 van de Wegenwet bepaalt: Het waterschap heeft te zorgen, dat de wegen welke het onderhoudt, en die waarop het krachtens zijne inrichting of krachtens zijn reglement heeft toe te zien, verkeeren in goeden staat.
Uit de gedingstukken, waarvan met name de wegenlegger voor het onderhavige gebied, volgt dat aan de Jonenbrug, evenals aan de beide wegen Cornelisgracht en de Jonenweg, in de wegenlegger de zelfstandige status van weg is toegekend, aangezien beide wegen alsook de brug een eigen nommer in de legger hebben gekregen. In de wegenlegger is verder vastgelegd, dat het Waterschap Vollenhove verantwoordelijk is voor de gehele onderhoudsplicht van de verbindingsweg met de brug erin en als gezag dient te gelden om er voor te zorgen dat die weg in goede staat verkeert.
Hieruit concludeert de rechtbank dat het Waterschap Vollenhove voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet herverdeling wegbeheer reeds het beheer over de Jonenbrug, de weg daarover en de toegangswegen tot de weg had. Onweersproken is, dat het beheer ingevolge die wet niet van rechtswege is overgegaan naar de gemeente noch dat er enige rechtshandeling is gepleegd, bijvoorbeeld in de zin van het vaststellen van een herverdelingsplan, waaruit een dergelijke overgang rechtens voortvloeit.
Nu voorts niet in geschil is dat het waterschap Reest & Wieden rechtsopvolger is van het Waterschap Vollenhove moet worden geoordeeld dat het beheer over de Jonenbrug aan het waterschap Reest & Wieden toekomt.
Hieruit volgt dat verweerder niet bevoegd is om verkeersbesluiten te nemen over de Jonenbrug. Het bestreden besluit dient dan ook in stand te worden gelaten.
7.
Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, mr. R.J. van Lochem en mr. L.E.C. van Rijckevorsel, rechters, en door de voorzitter en R.K. Witteveen als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2014.