In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 20 juni 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een disciplinair ontslag. De verzoeker, een inspecteur van politie, was met onmiddellijke ingang ontslagen door de korpschef van de politie op basis van plichtsverzuim. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er weliswaar sprake was van plichtsverzuim, maar dat dit niet zo ernstig was dat het ontslag gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorste het ontslagbesluit tot zes weken na de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedragingen van de verzoeker, waaronder het misbruiken van zijn positie en seksuele intimidatie, niet voldoende waren onderbouwd om tot een strafontslag over te gaan. De voorzieningenrechter merkte op dat de verzoeker jarenlang naar tevredenheid had gefunctioneerd en dat de verweten gedragingen reeds enige jaren geleden hadden plaatsgevonden. De voorzieningenrechter besloot ook dat de korpschef het griffierecht moest vergoeden aan de verzoeker en veroordeelde de korpschef in de proceskosten.