ECLI:NL:RBOVE:2014:514

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
Awb 13/1953
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van aanvraag voor schulddienstverlening op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

In deze zaak hebben eisers, beiden wonende te Kampen, een aanvraag voor schulddienstverlening ingediend op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De gemeente Kampen heeft deze aanvraag op 8 mei 2013 afgewezen voor het onderdeel schuldbemiddeling, omdat de bestaande schuld als fraudeschuld werd aangemerkt. Het bezwaar dat eisers hiertegen maakten, werd ongegrond verklaard op 15 augustus 2013, met overname van het advies van de Bezwaarschriftencommissie. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

Tijdens de zitting op 2 december 2013 zijn eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de gemeente werd vertegenwoordigd door een juridisch medewerker. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de organisatie van de gemeente Kampen geen scheiding bestaat tussen de afdeling die het recht op uitkering vaststelt en de afdeling die beslist over aanvragen voor schulddienstverlening. Dit gebrek aan scheiding heeft geleid tot een onzorgvuldige beoordeling van de aanvraag van eisers.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit van de gemeente niet voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en vernietigt het besluit. De rechtbank benadrukt dat de gemeente als beoordelaar van de aanvraag niet lijdelijk kan zijn, vooral niet wanneer zij ook de grootste schuldeiser is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 15 augustus 2013 en draagt de gemeente op om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eisers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer : Awb 13/1953

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eisers],

beiden wonende te Kampen, eisers,
gemachtigde: mr. E. Schriemer, advocaat te Zwolle,
en
het college van burgemeester en wethouders van Kampen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2013 heeft verweerder de door eisers ingediende aanvraag schuld-dienstverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) afgewezen voor zover het het onderdeel schuldbemiddeling betreft.
Het daartegen gemaakte bezwaar is met overneming van het door de Bezwaarschriftencommissie (verder: de commissie) gegeven advies bij het besluit van 15 augustus 2013 ongegrond verklaard. Namens eisers is tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 28 oktober 2013 een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 2 december 2013 behandeld. Eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.H.G. Frissen, juridisch medewerker van de gemeentelijke eenheid Maatschappelijke Ontwikkeling.

Overwegingen

2.1. Eisers ontvangen vanaf 29 oktober 2010 een uitkering op grond van de Wet werk en
bijstand (WWB). Bij besluit van 29 februari 2012 heeft verweerder besloten deze uitkering over de periode van 29 oktober 2010 tot en met 31 december 2011 in te trekken, aangezien eisers naar het oordeel van verweerder geen juiste of volledige informatie hebben verstrekt. Verweerder heeft in verband hiermee een bedrag van € 22.601,47 bruto van eisers terug-gevorderd. Bij besluit van 20 juli 2012 heeft verweerder het door eisers tegen dit besluit ingediende bezwaar vanwege termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard. Het door eisers tegen dit besluit ingediende beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
2.2. Op 12 april 2013 hebben eisers een aanvraag schulddienstverlening ingediend. Bij genoemd besluit van 8 mei 2013 heeft verweerder besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor het onderdeel schuldbemiddeling, aangezien de gemeente Kampen de bestaande schuld als fraudeschuld heeft aangemerkt omdat deze is ontstaan ten gevolge van verwijtbaar gedrag. Vervolgens heeft besluitvorming plaatsgevonden, zoals hiervoor beschreven onder de rubriek Procesverloop.
2.3. Eisers hebben aangevoerd dat het besluit op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Volgens de gemachtigde van eisers is er niet naar andere schulden gekeken en niet duidelijk is welke gesprekken er met de gemeente Kampen als schuldeiser hebben plaatsgevonden. Voorts heeft de gemachtigde van eisers zich beroepen op een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 maart 1990, gepubliceerd op 9 augustus 2006 (LJN: AE9548).
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Op 1 juli 2012 is de Wgs in werking getreden.
Artikel 2, eerste lid, van de Wgs bepaalt dat de gemeenteraad een plan vaststelt dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan de inwoners van de gemeente.
Artikel 2, derde lid, van de Wgs bepaalt dat dit plan de hoofdzaken bevat van het door de gemeente te voeren beleid betreffende integrale schuldhulpverlening en het voorkomen dat personen schulden aangaan die ze niet kunnen betalen.
Artikel 3, eerste lid, van de Wgs bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 2, eerste lid.
In juli 2012 heeft de gemeenteraad van Kampen het “Beleidsplan Schulddienstverlening Kampen 2012-2016” vastgesteld (verder: het Beleidsplan), alsmede de “Beleidsregel Toegang Schulddienstverlening Gemeente Kampen 2012” (verder: de Beleidsregel).
Artikel 6, eerste lid, van het Beleidsplan bepaalt dat een aanvrager van schulddienstverlening
(de rechtbank merkt op dat de gemeente Kampen voor het wettelijke begrip “schuldhulpverlening” het begrip “schulddienstverlening” hanteert)naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in aanmerking kan komen voor een of meerdere van de volgende diensten:
a. advies- of informatiegesprek;
b. schuldbemiddeling;
c. budgetbeheer met of zonder betalingsregeling;
d. nazorg.
Artikel 6, lid 2 van het Beleidsplan bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders een aanvraag met fraudeschulden, strafrechtelijke boetes of strafrechtelijke schulden beoor-deelt op zijn mogelijkheden tot minnelijke schulddienstverlening.
Artikel 6, lid 3 van het Beleidsplan bepaalt dat indien de aanvrager van schulddienstver-lening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet in aanmerking komt voor een dienst op grond van dit artikel, het college de aanvrager adviseert over de mogelijkheid tot een verzoek om toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen of hulpverlening door een andere instelling.
2.4. De rechtbank stelt voorop dat in de memorie van toelichting bij de Wgs (Kamerstukken II 2009/2010, 32291, nummer 3, bladzijde 10) is overwogen dat een beslissing van het college van burgemeester en wethouders tot het doen van een aanbod of het weigeren van schuldhulpverlening een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. Reeds op grond hiervan acht de rechtbank zich bevoegd van het onderhavige beroep kennis te nemen.
2.5. In het besluit op bezwaar van 15 augustus 2013 is met overname van het door de com-missie gegeven advies als aanvulling op het primaire besluit van 8 mei 2013 opgenomen dat de gemeente Kampen in haar hoedanigheid van schuldeiseres niet meewerkt aan een minnelijke regeling, omdat de schuld is aan te merken als fraudeschuld. Door het niet meewerken van de gemeente als schuldeiseres beschikt de gemeente als beoordelaar van de aanvraag schulddienstverlening niet over mogelijkheden om eisers toe te laten tot een minnelijke regeling.
2.6. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eisers ter zitting meegedeeld dat er in de situatie van eisers meerdere schuldeisers zijn, maar de gemeente Kampen voor 80 tot 90% de grootste schuldeiser is.
Vervolgens heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting desgevraagd bevestigd dat zowel het besluit van 29 februari 2012 tot intrekking van de aan eisers verleende bijstand als het besluit van 8 mei 2013, waarbij is besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor schuldbemiddeling, op dezelfde gemeentelijke afdeling tot stand zijn gekomen.
In dit verband heeft de rechtbank verder vastgesteld dat de gemachtigde van verweerder,
mr. J.H.G. Frissen, voornoemd, enerzijds het intrekkingsbesluit van 29 februari 2012 heeft ondertekend en anderzijds verweerder tijdens de hoorzitting heeft vertegenwoordigd naar aanleiding van het gemaakte bezwaar tegen de afwijzing eisers toe te laten tot het onderdeel schuldbemiddeling. In het vervolgens op 15 augustus 2013 genomen besluit op bezwaar is verder aangegeven dat behandeling door de heer Frissen heeft plaatsgevonden.
Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank aldus vastgesteld dat er in de organisatie van verweerder geen scheiding bestaat tussen de afdeling die het recht op uitkering ingevolge de WWB vaststelt en de afdeling die beslist over aanvragen om voor schulddienstverlening in aanmerking te komen. De rechtbank is van oordeel dat het ontbreken van deze scheiding geen recht doet aan het zorgvuldig kunnen beoordelen van ingediende verzoeken om in aanmerking te komen voor schulddienstverlening en dan met name, zoals in dit geval, voor het onderdeel schuldbemiddeling. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit reeds hierom voor vernietiging in aanmerking komt nu het besluit onzorgvuldig is voorbereid.
2.7. Daarnaast heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat voor de gemeente in de rol als beoordelaar van de aanvraag om in aanmerking te komen voor schuldbemiddeling slechts een lijdelijke rol zou zijn weggelegd, indien een schuldeiser, in casu de gemeente in haar rol als schuldeiseres, niet wenst mee te werken aan schuldbemiddeling.
De rechtbank kan verweerder hierin niet volgen nu juist in artikel 6, tweede lid, van het Beleidsplan, voornoemd, is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders een aanvraag met fraudeschulden, strafrechtelijke boetes of strafrechtelijke schulden beoordeelt op zijn mogelijkheden tot minnelijke schulddienstverlening.
De rechtbank is van oordeel dat eisers op dit punt niet anders behandeld dienen te worden dan verzoekers die ook in aanmerking wensen te komen voor schuldbemiddeling, doch in welke gevallen de gemeente niet (een van de) schuldeiser(s) is. De rechtbank is verder van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder heeft voldaan aan haar beoordelingsplicht, zoals opgenomen in artikel 6, tweede lid, voornoemd, met de enkele onderbouwing dat de gemeente Kampen in haar rol als schuldeiseres niet wenst mee te werken aan de gevraagde schulddienstverlening en dan specifiek voor het onderdeel schuldbemiddeling.
Alles overziende is de rechtbank dan ook van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb.
2.8. In het kader van de wettelijke opdracht tot finale geschilbeslechting dient de rechtbank te bezien of zij tot finale afdoening van het geschil kan komen. Uit de opzet van de Wgs volgt dat gemeenten beleidsvrijheid hebben bij de invulling van de schuldhulpverlening aan hun inwoners. Verweerder komt een ruime discretionaire bevoegdheid toe bij het beoordelen van aanvragen om schuldhulpverlening. De rechtbank ziet daarom geen ruimte om zelf in de zaak te voorzien.
2.9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eisers het door hun betaalde griffierecht dient te vergoeden.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 974,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting).
Beslist dient te worden als volgt.

Beslissing

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 augustus 2013;
- bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,-, te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, voorzitter, mr. W.J.B. Cornelissen en
mr. A.P.W. Esmeijer, rechters, en door de voorzitter en C. Kuiper als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
U kunt ook digitaal hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Kijk opwww.raadvanstate.nlvoor meer informatie over het indienen van digitaal beroep