ECLI:NL:RBOVE:2014:5299
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens onvoldoende feitelijke omschrijving van de tenlastelegging in een zaak van vertoning van schadelijke afbeeldingen aan minderjarigen
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 7 oktober 2014, werd de verdachte beschuldigd van het tonen van afbeeldingen van blote mannen en vrouwen aan minderjarigen in de periode van 17 november 2010 tot en met 27 februari 2012. De tenlastelegging vermeldde dat de verdachte op verschillende data en locaties in Nederland deze afbeeldingen had vertoond aan minderjarige slachtoffers, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat de omschrijving van de afbeeldingen in de tenlastelegging te algemeen was en niet voldoende feitelijke informatie gaf over de inhoud van de vertoonde afbeeldingen. Hierdoor was het niet mogelijk om de beschuldigingen adequaat te beoordelen.
Tijdens de zitting op 23 september 2014 werd de vordering van de officier van justitie besproken, die een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist. Echter, gezien de nietigheid van de dagvaarding, kon de rechtbank niet ingaan op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank verklaarde de dagvaarding nietig, wat betekent dat de beschuldigingen niet verder konden worden vervolgd. Dit vonnis benadrukt het belang van een duidelijke en feitelijke omschrijving in de tenlastelegging, vooral in zaken die betrekking hebben op delicten tegen minderjarigen.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken. De beslissing om de dagvaarding nietig te verklaren, onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige formulering van aanklachten in het strafrecht.