De beoordeling
1. De kinderrechter komt rechtsmacht toe op grond van het bepaalde in artikel 8 van de EG-verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II- bis).
2. Op het verzoek is krachtens artikel 15 lid 1 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996) Nederlands recht van toepassing, nu de minderjarigen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
3. Op grond van artikel 1:253n in verbinding met artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigen, indien na ontbinding van het huwelijk de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige kinderen toekomt. Dit doet de rechter alleen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
4. De vrouw heeft gesteld dat er in 2008 nog sprake was van enig contact tussen vader enerzijds en haar en de kinderen anderzijds, zij het dat dit contact grotendeels verliep via de gezinsvoogd. De omstandigheden zijn volgens de vrouw in die zin gewijzigd, dat de ondertoezichtstelling is opgeheven, dat er in het geheel geen sprake meer is van contact tussen vader en de kinderen en dat het contact tussen vader en moeder zich sinds medio 2012 beperkt tot e-mailberichten met informatie en (e-mail)berichten met verzoeken aan vader om medewerking. Nu de man de door de vrouw gestelde gewijzigde omstandigheden niet heeft weersproken, kan de vrouw naar het oordeel van de kinderrechter in haar verzoek worden ontvangen.
5. De ondertoezichtstelling van de minderjarigen is destijds uitgesproken omdat sprake was van een instabiele en onveilige opvoedingssituatie met diverse wisselingen van woonplek. Daarnaast waren de minderjarigen getuige van huiselijk geweld en de strijd tussen de ouders. Naast het scheppen van rust, regelmaat en duidelijkheid voor de kinderen is in het kader van de ondertoezichtstelling tevens getracht om de minderjarigen contacten te laten onderhouden met hun vader. Partijen hadden geen contact meer met elkaar en konden op geen enkele wijze met elkaar communiceren.
Die doelstelling is echter niet haalbaar gebleken omdat de voorwaarden hiervoor onvoldoende aanwezig bleken te zijn. De kinderen willen zelf geen contact met vader, er is sprake van oudervervreemding en ouders voeren een psychologische strijd met elkaar wat een negatief effect heeft op de kinderen. Hoewel vader graag omgang met de kinderen zou willen, is voorts uit eerdere rapportages gebleken dat er met vader, anders dan met moeder en stiefvader, geen constructieve samenwerking tot stand komt, ondanks meerdere pogingen daartoe. De gesprekken verlopen problematisch en er is sprake van perceptieverschillen tussen vader en Bureau Jeugdzorg, waarbij het vader niet lukt om daarbij in het belang van de kinderen te denken. Hoewel de minderjarigen thans de rust krijgen die zij nodig hebben doordat zij zich in een voorspelbare en veilige woonomgeving bevinden, heeft de ondertoezichtstelling uiteindelijk aan de onderlinge contacten en communicatie tussen partijen en tussen de man en de kinderen geen positieve wending kunnen geven.
6. Vrij recent heeft ook het hof Arnhem-Leeuwarden in haar beschikking van
18 februari 2014 partijen nog geadviseerd zich tot professionele hulpverleners te wenden, vanwege het feit dat de sleutel tot contactherstel tussen de vader en de kinderen bij de ouders ligt. Niet gebleken is dat de vrouw of de man daartoe enige actie heeft ondernomen. Naar het oordeel van de kinderrechter is het gelet op de houding van ouders ter zitting en hun verklaringen ook niet aannemelijk dat dat in de nabije toekomst nog zal gebeuren.
7. De kinderrechter stelt vast dat er tussen partijen nog immer geen sprake is van communicatie en dat vooral bij de man feitelijk de wil ontbreekt hieraan ook daadwerkelijk iets te doen. Hij wordt geïnformeerd, zij het wat weinig volgens hem, maar feit is dat hij niet of nauwelijks reageert op verzoeken om mee te werken aan het verkrijgen van een paspoort dan wel identiteitsbewijs. De vrouw heeft aangetoond dat zij vele malen op verschillende wijzen contact heeft gezocht met de man met het verzoek om medewerking, waarop vervolgens geen reactie is gekomen.
Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat het uitermate teleurstellend voor de minderjarigen is om te moeten horen dat zij niet naar hun oma in [land 1] kunnen, omdat vader daaraan geen medewerking verleent. Het is eveneens voorstelbaar dat een en ander zijn weerslag heeft op het toch al negatieve gevoel van de kinderen jegens hun vader. Zijn handelen heeft echter tot gevolg dat de kinderen nog verder van hem afdrijven.
Weliswaar stelt de man dat hem geen verwijt kan worden gemaakt, aangezien hij ten tijde van de paspoortkwestie vrijwel de gehele periode van 27 december 2013 tot 26 januari 2014 in [land 2] verbleef, maar naar het oordeel van de kinderrechter kan hem in dat geval worden verweten dat, op de momenten dat zijn medewerking dringend gewenst of anderszins noodzakelijk mocht zijn, hij voor moeder mogelijk niet te bereiken is, op welke manier dan ook. Dat is zeker niet in het belang van de kinderen te achten. Bovendien is het de vraag of de man daadwerkelijk de gehele periode in [land 2] was, aangezien de brief van
20 januari 2014 aangetekend naar vader is verstuurd, maar vervolgens persoonlijk door hem geweigerd voor ontvangst.
Hoewel deze paspoortkwestie op zich een incident zou kunnen zijn, reageert de man vervolgens ook na terugkomst niet op brieven en e-mailberichten, terwijl hij op een later ingekomen verzoek om medewerking ten aanzien van een identiteitsbewijs voor [E] evenmin reageert.
De stelling van vader dat hij ter zake niet tijdig en bovendien summierlijk wordt geconsulteerd en geïnformeerd, acht de kinderrechter gezien de vele door de vrouw overgelegde brieven en e-mailberichten niet althans niet voldoende onderbouwd. Daarnaast voert vader nog aan dat hij niet heeft gereageerd, omdat hij was geschrokken en zich beledigd heeft gevoeld door de e-mailberichten. In zijn optiek kwamen deze berichten heel dwingend en verwijtend over en werden daarnaast zelfs eisen aan hem gesteld. Ook hieraan gaat de kinderrechter voorbij. Naar het oordeel van de kinderrechter is de inhoud daarvan niet dermate schokkend dat vader daardoor niet meer in staat zou zijn om te reageren. Bovendien is het voorstelbaar dat de toon van de brieven minder genuanceerd en grimmiger wordt naarmate het langer duurt alvorens een reactie komt.
8. Op grond van het feit dat vader òf niet bereikbaar is òf, op een enkele uitzondering na, anderszins niet (voortvarend) reageert op verzoeken van moeder en/of stiefvader, dan wel van de minderjarige zelf, is de kinderrechter van oordeel dat vader zijn verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het gezag niet neemt en het is de vraag of deze houding van vader binnen afzienbare tijd zal veranderen. Als vader niet ‘bereikbaar’ is voor moeder kan zij niet samen met vader de noodzakelijke gezagsbeslissingen nemen, zoals de aanvraag voor paspoorten of identiteitsbewijzen, dan wel inschrijvingen op school van de minderjarigen tot stand brengen.
Daarbij komt dat vader na de echtscheiding (bijna) niet meer betrokken bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen en ook omgang tussen hem en de minderjarigen al geruime tijd niet meer heeft plaatsgevonden. De minderjarige [E] heeft op 13 augustus 2014 in het gesprek met de rechter ook uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij geen contacten met zijn vader wil en hij spreekt zeer negatief over zijn vader.
9. De Raad stelt zich op het standpunt dat eerst een onderzoek zou moeten plaatsvinden alvorens de Raad een advies kan uitbrengen met betrekking tot de verzochte gezagswijziging. De man kan zich hierin vinden. De vrouw verzoekt de kinderrechter echter om zonder nader onderzoek een beslissing te geven, omdat de onderzoeken die in het verleden hebben plaatsgevonden een enorme impact op de kinderen hebben gehad. De rechter ziet in zo’n onderzoek geen meerwaarde. De onherstelbaar verstoorde relatie tussen de ouders blijkt evident uit de geschiedenis na de echtscheiding tot op de dag van de zitting. Vader wil niet meewerken en verschuilt zich ten onrechte achter zijn gekwetste ego.
10. Uit de stukken en uit hetgeen tijdens de behandeling ter zitting naar voren is gekomen, is genoegzaam gebleken dat in het verleden verschillende hulpverlenende instanties bij partijen betrokken zijn geweest (Bureau Jeugdzorg, Dimence, mediation), maar dat alle instanties concluderen dat de man niet wil samenwerken. Naar het oordeel van de kinderrechter zal een onderzoek door de Raad daarin weinig tot geen verandering in brengen. Dit en het feit dat een hernieuwd onderzoek te belastend voor de kinderen zal zijn, terwijl er met betrekking tot de kinderen voortdurend beslissingen moeten worden genomen waarvoor moeder steeds tevergeefs bij vader aanklopt om mee te werken, maakt dat de kinderrechter voorbij gaat aan het aanbod van de Raad om een onderzoek in te stellen.
11. De kinderrechter is van oordeel dat op grond van het voorgaande voldoende aannemelijk is geworden dat de omstandigheden zijn gewijzigd, dat de ouders in de huidige situatie niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen niet in gezamenlijk overleg kunnen nemen. Door op deze wijze te handelen hindert de man de vrouw, die feitelijk steeds de beslissingen ten aanzien van de kinderen neemt, in de uitoefening van het ouderlijk gezag. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Met name door het niet tijdig meewerken aan paspoorten ten behoeve van familiebezoek aan [land 1] heeft vader bij de kinderen, in elk geval bij [E], veel kapot gemaakt. [E] spreekt over “die man” en niet meer over “mijn vader”. Hij is al verloren geraakt. Nu bovendien niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, dient de vrouw overeenkomstig haar verzoek alleen te worden belast met het ouderlijk gezag.
12. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, bestaat er aanleiding om de proceskosten te compenseren.