ECLI:NL:RBOVE:2014:5816

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 november 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
ak_zwo_14_1808
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzettingsvergunning voor onzelfstandig bewonen van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de verlening van een omzettingsvergunning voor het onzelfstandig bewonen van een woning in Enschede. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had op 5 februari 2014 een vergunning verleend aan een particulier, maar dit besluit werd door omwonenden, waaronder de eisers, bestreden. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers, die zich verzetten tegen het bestreden besluit van 24 juni 2014, ongegrond verklaard. De eisers voerden aan dat de vergunning niet verleend had mogen worden omdat de aanvrager niet de eigenaar van de woning zou zijn en dat de vergunning zou leiden tot overlast en een negatieve impact op hun woongenot. De rechtbank oordeelde echter dat de bezwaren van de eisers niet konden worden gehonoreerd, omdat de aanvraag aan de vereisten van de Huisvestingsverordening voldeed en de door eisers aangevoerde argumenten niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de eisers niet zwaarder wogen dan de beleidsregels die de gemeente had vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in stand kon blijven en verklaarde de beroepen van de overige eisers ongegrond. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 14/1808 en 14/1818

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] e.a., te [woonplaats],

gemachtigde: mr. A.R. van Tilborg, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden,
en
[naam] en [naam],te [woonplaats],
gemachtigde: M. Verkijk-van Beijeren, werkzaam bij Klaverblad Rechtsbijstand Stichting te Zoetermeer, eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede, verweerder.

Als derde-partij heeft aan de gedingen deelgenomen: [naam], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [naam] te [woonplaats] (hierna te noemen: [naam]) een omzettingsvergunning verleend voor het onzelfstandig bewonen van de woning [adres] te [woonplaats].
Bij besluit van 24 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de omzettingsvergunning ongewijzigd in stand te laten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2014. De beroepen zijn daar gevoegd behandeld. In de zaak met nummer 14/1808 zijn eisers [naam], [naam] en [naam] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. A.R. van Tilborg. In de zaak met nummer 14/1818 zijn eisers [naam] en [naam] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde M. Verkijk-van Beijeren. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door P. Spit, medewerker van de gemeente Enschede. Derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

Formeel
1. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) - voor zover hier van belang - kan geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
Het beroep met zaaknummer 14/1808 is ingediend door [naam], [naam], [naam] en [naam]. Het beroep met nummer 14/1818 is ingediend door
[naam] en [naam].
Bij brief van 25 februari 2014 heeft [naam] bezwaar gemaakt tegen de omzettingsvergunning van 5 februari 2014. Blijkens de bij die brief gevoegde handtekeningenlijst is het bezwaarschrift alleen door [naam] en [naam] medeondertekend. Het bezwaarschrift van 25 februari 2014 kan derhalve niet geacht worden mede door [naam] en [naam] te zijn ingediend.
Weliwaar heeft gemachtigde M. Verkijk-van Beijeren bij brief van 6 maart 2014 namens
[naam] en [naam] aanvullende bezwaargronden ingediend, doch op die datum was de termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt tegen de omzettings-vergunning van 5 februari 2014 reeds verstreken. Voor zover gemachtigde M. Verkijk-van Beijeren met die brief van 6 maart 2014 heeft beoogd bezwaar te maken voor [naam], is dat bezwaar daarom te laat ingediend.
Nu de redenen voor eisers [naam] en [naam] om bezwaar te maken tegen de omzettingsvergunning van 5 februari 2014 toen ook al aanwezig waren, kan hen redelijker-wijs worden verweten dat zij dit niet gedaan hebben. Zij kunnen daarom geen beroep instellen tegen het besluit op bezwaar van 24 juni 2014. Voor zover de onderhavige beroepen zijn ingesteld namens [naam] en [naam] zijn deze niet-ontvankelijk.
Materieel
2. Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet is het verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestings-verordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimte-voorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur van de Regio Twente de “Partiële Regionale Huisvestingsverordening 2009 voor het grondgebied van de gemeenten Hengelo en Enschede” (hierna: de Huisvestingsverordening) vastgesteld. Deze verordening is op 2 juli 2009 inwerking getreden.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingsverordening is het verboden om zonder een omzettingsvergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Op 5 februari 2014 heeft verweerder aan [naam] een vergunning verleend voor het omzetten van de woning [adres] te [woonplaats] in onzelfstandige eenheden. Tegen deze omzettingsvergunning is door omwonenden, onder wie eisers, bezwaar gemaakt. De bezwaren van eisers zijn bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Blijkens het beroepschrift kunnen eisers zich niet met dit besluit verenigen.
3. Eisers betogen in beroep in de eerste plaats dat verweerder de aanvraag om een omzettingsvergunning niet-ontvankelijk had moeten verklaren omdat [naam] niet de eigenaar is van de woning [adres]. De rechtbank is van oordeel dat dit betoog eisers niet kan baten en heeft daartoe het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 8:69a van de Awb vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
In artikel 8, zesde lid, van de Huisvestingsverordening is vermeld wat de aanvraag om een omzettingsvergunning moet inhouden. Hoewel dit artikel uitgaat van een aanvraag van de eigenaar, is in de verordening niet expliciet bepaald dat een aanvraag slechts door de eigenaar kan worden ingediend. Artikel 8, zesde lid, van de Huisvestingsverordening heeft, zoals verweerders gemachtigde ter zitting desgevraagd heeft verklaard, ten doel aan te geven aan welke minimale vereisten een aanvraag moet voldoen om daarop een beslissing te kunnen nemen. Het bepaalde in artikel 8, zesde lid, van de Huisvestingsverordening strekt derhalve kennelijk niet tot bescherming van de belangen van eisers. Het betoog van eisers, wat daarvan ook mag zijn, kan op grond van artikel 8:69a van de Awb dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
4. Eisers betwisten voorts de geldigheid van de Nadere regels Regionale Huisvestings-verordening inzake omzettingsvergunning 2013 (verder te noemen: de Nadere regels 2013), omdat naar hun mening niet is voldaan aan de publicatievereisten voor beleidsregels. Zij stellen dat daarom de voordien geldende Nadere regels 2011 toegepast hadden behoren te worden.
Voor het overige handhaven eisers in beroep hun eerder ingediende bezwaren. Zij zijn de mening toegedaan dat verweerder ook in de heroverweging in bezwaar onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Volgens eisers zal de omzettingsvergunning een onevenredig grote aantasting inhouden van hun woongenot en leiden tot een inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in hun directe omgeving. Zij vrezen voor extra parkeerdruk, geluidsoverlast, onvoldoende onderhoud van tuin en woning en overlast door afval en extra vuilcontainers. Daarbij merken eisers op dat zij nu al veel overlast ondervinden van de bewoners van de sociale huurwoningen aan het begin van de [adres], wat naar hun mening de verkoopprijzen van de koopwoningen in de straat drukt. Wanneer er een kamerverhuurbedrijf bij komt vrezen eisers dat hun woningen onverkoopbaar zullen worden. Eiser wijzen op een woning aan de [adres] te [woonplaats] waarvoor ook een omzettingsvergunning is verleend en waarover veel aangiftes bij de politie zijn gedaan en klachten bij de gemeente zijn ingediend. De ervaringen met deze woning hadden volgens eisers betrokken moeten worden bij de besluitvorming over de in geding zijnde omzettingsvergunning en hadden mede reden moeten zijn de vergunning te weigeren.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 8, derde lid, van de Huisvestingsverordening kan verweerder de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de omzettingsvergunning zou leiden tot een inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de Huisvestingsverordening is verweerder bevoegd nadere beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de toepassing van artikel, derde lid. Verweerder heeft in het kader van de uitvoering van deze bevoegdheid op
17 december 2013 de Nadere regels 2013 vastgesteld over het aandeel onzelfstandige woningen in buurten en straten. Naar het oordeel van de rechtbank is het beleid zoals neergelegd in die Nadere regels 2013 in het algemeen redelijk te achten.
De Nadere regels 2013 zijn gepubliceerd op de gemeentelijke publicatiepagina in “Huis aan Huis” van 22 januari 2014. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de formele publicatie-vereisten. Hieraan doet niet af dat de publicatie op overheid.nl abusievelijk tot op heden niet is aangepast, nu het daarbij gaat om een onverplichte publicatie.
Verweerder heeft de onderhavige aanvraag van 5 februari 2014 daarom terecht getoetst aan de Nadere regels 2013. Overigens zou, zoals ter zitting ook door eisers is bevestigd, toetsing van de onderhavige aanvraag aan de Nadere regels 2011 niet tot een andere uitkomst hebben geleid. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen verweerder daarover heeft opgemerkt in het verweerschrift.
6. Met betrekking tot de door eisers genoemde extra parkeerdruk heeft verweerder in het verweerschrift aangevoerd dat het aspect parkeren is verdisconteerd in de Nadere regels 2013. Door het spreiden van onzelfstandige bewoning worden de eventueel extra benodigde parkeerplekken ook gespreid over de stad. De rechtbank kan deze zienswijze van verweerder niet voor onjuist houden. Overigens verdient hierbij opmerking dat de parkeerbehoefte van een (bouw)plan of project niet wordt berekend op basis van tellingen van het daadwerkelijke aantal aanwezige auto’s, maar aan de hand van de CROW-normen die zijn gebaseerd op algemene ervaringscijfers. Deze wijze van vaststelling van parkeernormen is in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State reeds bij herhaling aanvaardbaar geacht. De rechtbank ziet geen reden om daar in het onderhavige geval anders over te oordelen.
7. Wat betreft de door eisers gevreesde overlast overweegt de rechtbank dat het daarbij gaat om subjectieve verwachtingen die niet worden ondersteund door concrete feiten. Het feit dat bij een woning in een andere buurt van Enschede waarvoor een omzettings-vergunning is verleend sprake is van overlast, betekent niet automatisch dat dit ook bij de onderhavige woning het geval zal zijn. Het mag zo zijn het kamergewijs verhuren van panden negatieve effecten kan hebben op de directe woonomgeving, maar dit is een gevolg van het woon- en leefgedrag van de bewoners en staat op zich los van het verlenen van een omzettingsvergunning.
8. Een eventuele waardevermindering van koopwoningen in de omgeving in verband met de aanwezigheid van (sociale) huurwoningen kan geen rol spelen in de belangenafweging met betrekking tot het verlenen van een omzettingsvergunning. Alleen de belangen genoemd in artikel 8, tweede en derde lid, van de Huisvestingsverordening worden daarbij meegewo-gen, te weten het belang van het behoud of de samenstelling van de woning(ruimte)voorraad en de vraag of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de omzettingsvergunning zou leiden tot een inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woon-ruimte waarop de aanvraag betrekking heeft.
9. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Een beleidsregel wordt geacht in algemene zin het resultaat te zijn van een belangen-
afweging, als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Awb. De afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Awb ziet op bijzondere gevallen die niet in de beleidsregel zijn verdisconteerd. Zoals reeds eerder in deze uitspraak is overwogen, moet het beleid zoals neergelegd in de Nadere regels 2013 naar het oordeel van de rechtbank in het algemeen redelijk worden geacht. De door eisers aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die tot een afwijking van de beleidsregel nopen. Deze omstandigheden moeten worden geacht te zijn betrokken bij de vaststelling van de Nadere regels 2013, nu de daarin neergelegde normen zijn gebaseerd op de effecten die kamergewijze verhuur heeft op de woon- en leefomgeving in de desbetreffende buurt of straat. Het betoog van eisers faalt.
10. Gelet op het vorenstaande kan het bestreden besluit in rechte in stand worden gelaten.
11. De beroepen voor zover ingediend door de overige eisers zijn overige ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart de beroepen voor zover ingediend door [naam] en [naam]
niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor zover ingediend door de overige eisers ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van G. Kootstra griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.