ECLI:NL:RBOVE:2014:6375

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
3 december 2014
Zaaknummer
AWB 14/2380
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging gedoogverklaring voor verkoop van softdrugs door gemeente Steenwijkerland

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 december 2014 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de burgemeester van Steenwijkerland. Het betreft een wijziging van een gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs vanuit een coffeeshop. De oorspronkelijke gedoogverklaring was verleend op 12 november 2012, maar is op 5 augustus 2014 gewijzigd. Eisers, waaronder een VOF en enkele familieleden, hebben beroep ingesteld tegen deze wijziging, omdat zij stellen dat de overlast door de coffeeshop is toegenomen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat de gewijzigde gedoogverklaring tot en met 12 november 2014 gold en dat de eisers nog steeds belang hadden bij de beoordeling van hun beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de coffeeshop inmiddels is verhuisd naar een ander pand zonder achterdeur, wat invloed heeft op de beoordeling van de voorwaarden van de gedoogverklaring. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de burgemeester niet onterecht de gedoogverklaring heeft gewijzigd en dat de overlast niet zodanig is dat intrekking van de gedoogverklaring gerechtvaardigd zou zijn. De rechtbank heeft ook overwogen dat de gewijzigde openingstijden van de coffeeshop in het voordeel van de eisers zijn, omdat deze de overlast beperken. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Lever, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/2380

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] VOF, familie [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], te [plaats], eisers
(gemachtigde: mr. F. Postma),
en

de burgemeester van Steenwijkerland, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[belanghebbende]te [plaats], exploitant van coffeeshop [coffeeshop],
(gemachtigde: mr. C.F.M. Jungerman).

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de op 12 november 2012 verleende gedoogverklaring - voor de verkoop van softdrugs vanuit een verkooppunt gelegen aan de [adres 1] te [plaats] - gewijzigd.
Eisers hebben bij fax van 15 september 2014 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2014. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door c.q. zijn verschenen in de persoon van [naam 1], [eiser 4], [eiser 3] (bijgestaan door [naam 2]), bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en [naam 4], werkzaam bij de gemeente Steenwijkerland. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Verweerder heeft het Coffeeshopbeleid Gemeente Steenwijkerland 2012 (hierna: het coffeeshopbeleid) vastgesteld. Dit beleid is op 11 december 2013 in werking getreden. Dit beleid vervangt het coffeeshopbeleid zoals dat gold tussen 4 juli 2012 en 11 december 2013.
Bijlage 1 van het coffeeshopbeleid bevat de handhavingsmatrix. Hierin staat verwoord op welke wijze zal worden gereageerd indien de exploitant voorwaarden uit de gedoogverklaring en/of de exploitatievergunning en/of de AHOJ-G-criteria overtreedt.
2. Bij besluit van 12 november 2012 heeft verweerder, op een daartoe strekkende aanvraag van coffeeshop [coffeeshop] (hierna: de coffeeshop), een gedoogverklaring onder voorwaarden verleend voor de verkoop van softdrugs, als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet, vanuit een verkooppunt gelegen aan de [adres 1] te [plaats].
Voorwaarde 3 luidt als volgt:
De toegang tot de coffeeshop is gesitueerd aan de voorzijde van de [adres 1]. De uitgang aan de achterzijde mag alleen in noodgevallen worden gebruikt als nooduitgang/vluchtdeur.
Voorwaarde 8 luidt als volgt:
De coffeeshop dient van 0.00 tot 16.00 uur voor het publiek gesloten te zijn met uitzondering van de zaterdag en de zondag. Voor de zaterdag en zondag geldt dat de inrichting voor het publiek gesloten moet zijn van 0.00 tot 12.00 uur.
Deze gedoogverklaring is verleend voor een periode van 2 jaar, ingaande op 12 november
2012. Bij uitspraak van 12 april 2013, ECLI:NL:RBOVE:2013:BZ9537, heeft deze rechtbank de hiertegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Vanaf 19 maart 2014 heeft een ontwerpbesluit tot wijziging van voornoemde gedoogverklaring gedurende zes weken ter inzage gelegen. De wijziging ten opzichte van de gedoogverklaring van 12 november 2012 betreft de voorwaarden 3 en 8.
De gewijzigde voorwaarde 3 luidt als volgt:
De toegang en de uitgang voor klanten van de coffeeshop is uitsluitend gesitueerd aan de voorzijde van [adres 1]. De deur aan de achterzijde mag gedurende de openingstijden van de coffeeshop (zie voorwaarde 8) alleen in noodgevallen worden gebruikt als nooduitgang/vluchtdeur. Buiten de openingstijden van de coffeeshop mag de achterdeur gebruikt worden voor overige bedrijfsdoeleinden niet zijnde de verkoop van softdrugs.
De gewijzigde voorwaarde 8 luidt als volgt:
De coffeeshop mag voor het publiek geopend zijn op maandag tot en met donderdag van 16.00 uur tot 23.00 uur, op vrijdag van 16.00 uur tot 24.00 uur, op zaterdag van 12.00 uur tot 24.00 uur en op zondag van 12.00 uur tot 23.00 uur.
Eisers hebben bij brief van 28 april 2014, aangevuld bij brief van 21 mei 2014 een zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 5 augustus 2014 heeft verweerder de gewijzigde gedoogverklaring, conform het ontwerp, verleend. Deze gedoogverklaring is geldig tot en met 12 november 2014. De gedoogverklaring van 12 november 2012 blijft, behoudens voorwaarden 3 en 8, onverkort van toepassing.
3. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eisers (nog) belang hebben bij de behandeling van hun beroep omdat de bestreden gewijzigde gedoogverklaring maar tot en met 12 november 2014 gold. Bij de beantwoording van deze vraag dient de rechtbank te betrekken dat ter zitting is gebleken dat coffeeshop [coffeeshop] niet langer is gehuisvest in het pand [adres 1] maar dat de coffeeshop thans is gevestigd in het naastgelegen pand, [adres 2]. In dit pand is geen achterdeur. Voorts is de tussendeur tussen de panden [adres 1] en [adres 2] dichtgemetseld. Voor de nieuwe locatie heeft verweerder een gedoogverklaring verleend voor een periode van twee jaren. Voorts heeft verweerder voor de nieuwe locatie een exploitatievergunning verleend voor een periode van twee jaren.
De rechtbank oordeelt dat, nu verweerder een opvolgende gedoogverklaring heeft verleend, eisers nog steeds belang hebben bij de beoordeling van hun beroep. Dit belang strekt zich evenwel niet uit tot beoordeling van voorwaarde 3. Immers, deze voorwaarde is niet aan de opvolgende gedoogverklaring verbonden vanwege het simpele feit dat het pand [adres 2] geen achterdeur heeft. Dit belang strekt zich wel uit tot voorwaarde 8, ook al zijn de openingstijden (ten voordele van eisers) in de (gewijzigde) voorwaarde 8 beperkt. Eisers hebben immers betoogd dat zij veel overlast ervaren van de coffeeshop, ook als de openingstijden worden beperkt.
4. Eisers stellen dat de overlast sinds het verlenen van de gedoogverklaring op 12 november 2012 is verergerd. Deze overlast betreft hangjongeren, parkeerproblemen, geuroverlast en geluidsoverlast. Eisers zijn van mening dat verweerder, vanwege de door hen ondervonden overlast, de gedoogverklaring had moeten intrekken in plaats van te wijzigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beoogde intrekken van de op 12 november 2012 verleende gedoogverklaring betreft een handhavingsbesluit, welke thans niet aan de orde is. Tot op heden heeft verweerder geen
aanleiding gezien om in het kader van de handhaving tot intrekking van de gedoogverklaring over te gaan.
Wat betreft de gewijzigde voorwaarde 8 overweegt de rechtbank het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat de gestelde overlast een dermate omvang heeft dat verweerder voorwaarde 8 van de gedoogverklaring niet had mogen wijzigen dan wel de gedoogverklaring in stand mocht laten. De rechtbank laat hierbij meewegen dat het pand [adres 1] is gelegen in stedelijk gebied c.q. het centrum van [plaats] en dat op dit pand een horecabestemming rust. Voorts laat de rechtbank meewegen dat voorwaarde 8 een beperking van de openingstijden ten opzichte van de op
12 november 2012 verleende gedoogverklaring betreft. Deze beperking is in het voordeel van eisers omdat hierdoor de ondervonden overlast van bezoekers van de coffeeshop in tijd wordt beperkt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Lever griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.