ECLI:NL:RBOVE:2014:6743

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
08.910047-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van politieman voor schieten op inbrekers in Zwartsluis met beroep op noodweerexces

Op 18 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een politieman die in de nacht van 7 op 8 februari 2013 vier schoten loste op inbrekers in Zwartsluis. De agent betrapte samen met een collega enkele inbrekers bij een bedrijfspand. Toen een auto op hen af kwam rijden, loste hij twee schoten op de auto. Direct daarna schoot hij op een man die uit het pand kwam lopen. De rechtbank sprak de politieman vrij van poging tot doodslag en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat hij handelde uit noodweerexces. De rechtbank oordeelde dat de agent in een stressvolle situatie verkeerde en niet de intentie had om de bestuurder van de auto te doden of zwaar te verwonden. De officier van justitie had een werkstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de agent niet strafbaar was voor zijn handelen. De rechtbank concludeerde dat de agent in een reflex handelde en dat er geen sprake was van een bewuste aanvaarding van de kans op letsel bij de man die uit het pand kwam. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.910047-13
Datum vonnis: 18 december 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1954 in [geboorteplaats],
domicilie kiezende te Stationsplein 6, 8267 AB Kampen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 11 september 2014 en 4 december 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Schram en van wat door de verdachte en raadslieden mr. S. Burmeister en mr. D.N. de Jonge, advocaten te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om een onbekend gebleven bestuurder van een auto van het leven te beroven door meermalen op die auto te schieten, dan wel heeft geprobeerd deze bestuurder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door tweemaal op zijn benen te schieten, dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een onbekend gebleven persoon/bestuurder van een auto (zijnde een Seat) van het leven te beroven, met dat opzet
- op korte afstand, althans op enkele meters afstand, met een vuurwapen, tweemaal, althans één of meermalen, op het zich in die auto bevindende lichaam van die onbekend gebleven persoon/bestuurder heeft geschoten, althans op de zijkant van die auto heeft geschoten, alwaar de onbekend gebleven persoon/bestuurder zich in bevond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgens, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een onbekend gebleven persoon/bestuurder van een auto (zijnde een Seat) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- op korte afstand, althans op enkele meters afstand, met een vuurwapen, tweemaal, althans één of meermalen, op het zich in die auto bevindende lichaam van die onbekend gebleven persoon/bestuurder heeft geschoten, althans op de zijkant van die auto heeft geschoten, alwaar de onbekend gebleven persoon/bestuurder zich in bevond,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- op korte afstand, althans op enkele meters afstand, met een vuurwapen, tweemaal, althans één of meermalen op het lichaam en/of op het/de be(e)n(en) van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgens, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), op korte afstand, althans op enkele meters afstand, met een vuurwapen, tweemaal, althans één of meermalen, in het been van die [slachtoffer] heeft geschoten,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van één jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Inleiding
Op dinsdag 8 januari 2013 om 02.08 uur belde een toevallig passerende passant naar de meldkamer van de politie IJsselland dat op het bedrijventerrein Grote Kranerweerd in Zwartsluis een auto stond met daarbij twee mannen, welke op hun knieën voor de deur van een bedrijfspand zaten. Naar aanleiding hiervan werd door de meldkamer een politie-eenheid, bemand door twee politiefunctionarissen, te weten verdachte en medeverbalisant [verbalisant], naar het terrein gestuurd. Enkele minuten later was de genoemde eenheid ter plaatse.
Aldaar zagen verdachte en [verbalisant] tussen een tweetal panden op het slecht verlichte bedrijventerrein een personenauto, een witte Seat, geparkeerd staan. [verbalisant] bracht zijn dienstvoertuig tot op enkele meters voor de Seat tot stilstand, welke met de neus geparkeerd stond in de richting van het politievoertuig. Verdachte stapte uit het dienstvoertuig terwijl [verbalisant] het kenteken van de Seat doorgaf aan de meldkamer. Verdachte liep vervolgens met de hand op zijn dienstwapen naar de Seat toe. Op het moment dat verdachte tussen beide voertuigen stond hoorde hij dat er gas gegeven werd en zag hij de Seat op zich afkomen. Verdachte schreeuwde ‘stop politie!’, schoot direct daarop op de auto en stapte daarbij uit naar links. Op dat moment zag verdachte een deur van het naastgelegen pand opengaan en een persoon, na later bleek [slachtoffer], uit het pand komen. Hij schoot vervolgens op hem.
[verbalisant] verklaarde dat hij op het moment dat hij uit zijn dienstvoertuig stapte en naar de achterzijde van zijn dienstvoertuig liep, schoten hoorde vallen. Toen [verbalisant] ter hoogte van de rechterachterzijde van zijn dienstvoertuig stond, zag hij de Seat op zich af komen rijden. [verbalisant] sprong opzij en schoot vervolgens, toen de Seat hem passeerde, tweemaal op de rechtervoorband van de Seat. De Seat reed door en verdween uit het zicht.
Verdachte en [verbalisant] betraden hierna het pand en hielden de gewonde [slachtoffer] aan. Kort daarop werd in het pand nog een persoon, na later bleek [naam], aangehouden. [slachtoffer] verklaarde later dat hij met vier andere personen aan het inbreken was, wilde vluchten voor de politie en bij het verlaten van het bedrijfspand gelijk beschoten werd en twee keer is geraakt.
[slachtoffer] bleek een tweetal schotverwondingen aan zijn linkerbeen te hebben, waarbij de verwachting was dat hij hieraan geen blijvend letsel zou overhouden.
Enkele uren na het schietincident werd in Zwartsluis de Seat aangetroffen, met een lekke rechtervoorband en een inschot in de rechterkoplamp en een inschot in de rechterdeurstijl. De inzittenden van de Seat werden niet aangetroffen.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee keer op de rijdende Seat heeft geschoten, waarbij de Seat aan de rechterzijkant is geraakt door de twee door verdachte afgevuurde kogels. Gelet op de locatie en met name de hoogte van de inslag van één van de kogels in de deurstijl van het rechter voorportier van de Seat heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de bestuurder dodelijk zou raken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de officier van justitie van mening dat verdachte door op korte afstand meermalen op de benen van een persoon te schieten, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij deze persoon zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
De officier van justitie acht aldus het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van wat verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden aangenomen dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door hem afgevuurde kogel, die is aangetroffen in de rechterdeurstijl van de Seat, dodelijk letsel zou veroorzaken. Het feit dat verdachte bewust laag heeft geschoten omdat hij niemand wilde raken is een sterke contra indicatie voor het aanwezig achten van de bewuste aanvaarding. Dat het laag schieten kennelijk niet is gelukt zou verklaard kunnen worden doordat sprake was van schieten in beweging, waardoor het niet goed mogelijk was de terugslag van het wapen goed op te vangen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft verdachte in een schrikreflex geschoten, omdat hij een deur open zag gaan. Deze schrikreactie vormt een contra-indicatie voor bewust handelen bij verdachte. Het gebrek aan rust zorgde ervoor dat verdachte de situatie niet kon (her)beoordelen alvorens te handelen, zodat geen sprake is geweest van bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] (ernstig) letsel zou oplopen.
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft met betrekking tot het schieten op de witte Seat het volgende verklaard.
“Gelijk toen [verbalisant] stopte, stapte ik rechts de auto uit. Ik denk dat [verbalisant] ongeveer drie a vier meter van de witte Seat stopte, het kan ook vijf of zes meter zijn. De witte Seat stond met de voorzijde in de richting van onze auto. Ik hoorde dat [verbalisant] het kenteken doorgaf aan de meldkamer en dat er personen aanwezig waren. (..) Ik loop naar de witte Seat toe. Ik hoor dat de motor van de auto loopt. Ik keek in de koplampen van de auto en kon daardoor niet goed zien wat er achter was, het was gewoon donker. (..) Omdat ik niet wist wat me te wachten stond, heb ik mijn hand op mijn pistool gelegd en het holster geopend door de klip naar voren te duwen. Ik loop naar voren en kom uit tussen ons dienstvoertuig en de rechtervoorzijde van de witte Seat. (..) Ik hoor dat er gas wordt gegeven door de bestuurder van de witte Seat. Ik hoorde dat het toerental omhoog ging alsof iemand ongeduldig was, het ging op en neer. (..) Ik zag dat de witte Seat naar voren reed. Ik pakte mijn pistool uit mijn holster en ik schreeuwde “Stop Politie”. Ik schreeuwde terwijl ik eigenlijk nog helemaal niemand kon zien omdat het zo donker was en de auto op mij af kwam rijden. Ik weet niet hoe hard de auto reed, maar hij reed niet met piepende banden weg, maar de witte Seat kwam wel op mij af rijden. Ik weet niet waar [verbalisant] was op dat moment, ik hoorde hem ook niet. Ik hou mijn wapen heel laag en ik richtte op de rechter voorzijde, voor mij links, van de witte Seat. Ik richtte op deze zijde van de auto omdat ik de bestuurder niet wilde raken. Ik wilde dat de witte Seat stopte om te voorkomen dat ik zou worden aangereden. Ik schoot toen gericht op de rechtervoorzijde van de auto, voor mij links. Ik richtte op de koplamp, heel laag. (..) Ik bleef schieten omdat de auto op mij af bleef rijden. Terwijl ik aan
het schieten was, moest ik opzij stappen omdat de witte Seat op mij af kwam rijden. (..)Ik denk dat ik zou zijn aangereden als ik niet was weggestapt”.
[verbalisant] heeft verklaard dat hij, nadat de Seat op hem was ingereden, ter aanhouding tweemaal op de rechtervoorband van de Seat heeft geschoten. [verbalisant] heeft het schieten door verdachte wel gehoord, maar niet waargenomen.
Door de technische recherche zijn op het plaats delict een zestal lege hulzen aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat in het onder verdachte in beslag genomen wapen nog vier kogelpatronen aanwezig waren. In het wapen dat onder [verbalisant] in beslag werd genomen waren nog zes kogelpatronen aanwezig. In beide wapens zaten voorafgaande aan het schietincident acht kogelpatronen, hetgeen betekent dat door verdachte vier maal moet zijn geschoten. Nu verdachte twee keer in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten (hij heeft immers een tweetal schotwonden), leidt dat tot de conclusie dat verdachte twee maal op de auto moet hebben geschoten.
In de later aangetroffen witte Seat werd in de band van het rechtervoorwiel een politiekogel aangetroffen. Ook werd in de deurstijl van het rechter voorportier een politiekogel aangetroffen. Daarnaast is sprake van een inschotopening in de rechterkoplamp van de auto. Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is onderzoek gedaan naar de aangetroffen kogels. De sporen aan de aangetroffen kogels zijn vergeleken met proefkogels die zijn verschoten met het pistool dat onder verdachte in beslag is genomen. Het NFI heeft op basis van dit onderzoek geconcludeerd dat de kogels die in de deurstijl en de rechtervoorband zijn aangetroffen zeer veel waarschijnlijker zijn afgevuurd uit de loop van het wapen van verdachte dan dat deze zijn afgevuurd uit de loop van het wapen van [verbalisant] of een ander wapen.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte twee maal met zijn vuurwapen op de rijdende Seat heeft geschoten, waarbij één kogel in de deurstijl van het rechter voorportier terecht is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat daardoor – gelet ook op de hoogte van aantreffen van de kogel in de deurstijl - een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestuurder van die auto dodelijk zou worden getroffen, danwel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte vanaf de zijkant op de rijdende Seat heeft geschoten.
Verdachte heeft echter steeds verklaard dat hij
bewust laagheeft geschoten en dat hij
op de rechtervoorzijdevan de Seat heeft gericht,
omdat hij de bestuurder niet wilde raken. De rechtbank ziet geen reden om aan die verklaring van verdachte te twijfelen. De rechtbank betrekt in dat oordeel dat – zoals ook door de verdediging naar voren is gebracht – niet zonder meer kan worden uitgesloten dat de inschotopening in de rechterkoplamp van de Seat is veroorzaakt door een (eerste) kogel van verdachte (die vervolgens in de rechtervoorband van de Seat terecht is gekomen) én dat het voor verdachte door het schieten in beweging niet goed mogelijk was de terugslag van zijn wapen goed op te vangen, waardoor het laag schieten bij het tweede schot niet goed is gelukt.
De verklaring van verdachte wijst niet op het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat de bestuurder bij het lossen van een schot dodelijk zou worden geraakt, danwel dat zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Van voorwaardelijk opzet is daarom geen sprake. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van wat hem onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Feit 2
Verdachte heeft met betrekking tot het schieten op [slachtoffer] het volgende verklaard:
Tijdens het schieten (de rechtbank begrijpt: op de Seat) of heel kort erna, zie ik een deur open gaan van het linkerpand. (…). Volgens mij reed de witte Seat toen langs mij. Ik zie een persoon naar buiten komen, (..) Ik heb niet gezien wat deze persoon deed. Het ging zo snel. Ik schoot op de auto en hierna heb ik in één beweging geschoten op deze persoon. (..) Ik zie dat de man zich direct weer terug trekt het pand in. Dat is heel snel gegaan. Ik weet niet of ik de man heb geraakt. Ik schoot heel laag op de man bij de deur. Ik heb gericht op de benen. Ik schoot op de man in een reflex, het één ging zo over in het andere. Ik had niet verwacht dat deze man naar buiten zou komen. Het ging allemaal zo snel. Ik denk dat het het gevolg is van de schieten op de auto. Als die persoon niet tegelijkertijd naar buiten was gekomen, dan had ik niet geschoten. Er gebeurde van alles en nog wat en het gaat zo snel. (…)
Terwijl ik op die persoon bij de deur schoot, was de witte Seat nog in de buurt. Ik denk dat er in mijn beleving één a twee seconden tussen zat, tussen het schieten op de witte Seat en op de persoon.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, door met een vuurwapen gericht op de benen van [slachtoffer] te schieten, heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Met een vuurwapen gericht schieten op iemands benen levert een - naar algemene maatstaven te noemen - aanmerkelijke kans op ernstig letsel aan de benen op. Ondanks het feit dat verdachte zich in een stressvolle situatie bevond moet hij zich, naar het oordeel van de rechtbank in dit geval, als geoefend schutter van die risico’s bewust zijn geweest. De gedragingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat moet worden aangenomen dat verdachte deze aanmerkelijke kans door zijn handelen ook heeft aanvaard.
Het onder 2 primair ten laste gelegde is dan ook wettig en overtuigend bewezen.
5.5
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 08 januari 2013 te Zwartsluis, gemeente Zwartewaterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- op korte afstand met een vuurwapen, tweemaal, op de benen van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem haar daarvan zal vrijspreken.

6.De kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij de artikel 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De strafbaarheid

7.1
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is betoogd dat verdachte een beroep op noodweer danwel noodweer-exces toekomt en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Op het moment dat de Seat op verdachte af kwam rijden, was er sprake van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. Verdachte schoot op de auto en vervolgens ging er een deur van het bedrijfspand open en schoot verdachte op een persoon die naar buiten kwam. Nu verdachte niet kon zien of deze persoon bewapend was vormde deze persoon volgens de verdediging ook een bedreiging, althans is het schieten op die persoon het onmiddellijke gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging die was ontstaan door de noodweersituatie die kort daarvoor was ontstaan.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat verdachte geen beroep op noodweer of noodweer-exces toekomt. De officier van justitie gaat ervan uit dat uit het technisch onderzoek volgt dat verdachte vanaf de zijkant van de Seat heeft geschoten en de Seat dus al langs hem heen is gereden, zodat er geen sprake meer was van een onmiddellijk dreigend gevaar of een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het is volgens de officier van justitie evenmin aannemelijk geworden dat nadien een noodweersituatie is ontstaan. Volgens de officier van justitie zijn er ook geen aanknopingspunten voor het bestaan van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte, nu hij immers zelf heeft verklaard dat hij niet bang of in paniek was.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Wil sprake kunnen zijn van een geslaagd beroep op noodweer of noodweer-exces dan moet allereerst aannemelijk worden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van, in dit geval, het lijf van verdachte. Ook een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding kan onder omstandigheden worden beschouwd als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank is van oordeel dat op het moment dat verdachte op [slachtoffer] schoot, toen laatstgenoemde uit het bedrijfspand kwam, objectief gezien, voor die specifieke en op zichzelf staand beschouwde situatie geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Uit niets blijkt dat [slachtoffer] verdachte heeft willen aanvallen. Van enige concrete dreigende agressie van [slachtoffer] gericht tegen verdachte is niet gebleken op het moment dat verdachte in zijn richting schoot.
De rechtbank acht echter wel van belang wat daarvóór met betrekking tot de Seat heeft plaatsgevonden.
Vaststaat dat verdachte, nadat hij ter plaatse was gekomen, vóór de Seat in diens rijrichting is gaan staan. Verdachte heeft geroepen “Stop, politie!” en heeft willen verhinderen dat de Seat weg zou rijden. De Seat is toch gaan rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij de Seat op hem af zag komen rijden. Dat leverde, gezien de korte afstand tussen de Seat en verdachte, naar het oordeel van de rechtbank een onmiddellijk dreigend gevaar op dat als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding kan worden beschouwd.
Meteen nadat de Seat langs verdachte reed, kwam [slachtoffer] via de deur van het bedrijfspand naar buiten en verdachte schoot op hem.
Op dat moment was de noodweersituatie, ontstaan tengevolge van het incident met de Seat, al geëindigd. De noodzaak tot verdediging bestond daarom niet meer. Verdachte heeft door toch op deze persoon te schieten derhalve de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden.
De rechtbank is echter verder van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat het schieten van verdachte op [slachtoffer] het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, die werd veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding door het incident met de Seat.
De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat uit de opgenomen en in een proces-verbaal weergegeven meldkamergesprekken blijkt dat het voorval zich in zeer korte tijdsspanne heeft afgespeeld. Zo blijkt dat tussen het moment dat door [verbalisant] het kenteken van de Seat werd doorgegeven aan de meldkamer en het moment dat dat er melding werd gemaakt van het feit dat door de politie was geschoten slechts 8 seconden zijn verstreken. Dat geeft steun voor de verklaring van verdachte dat hij, nadat hij op de Seat had geschoten, in (min of meer) één beweging en in een reflex op [slachtoffer] schoot. Verdachte heeft weliswaar enerzijds verklaard geen angst of paniek te hebben gevoeld, maar anderzijds verklaard stress en spanning te hebben gevoeld. Bovendien heeft verdachte zelf ook verklaard dat als [slachtoffer] niet kort na het schieten op de auto naar buiten was gekomen hij niet op hem zou hebben geschoten.
Verdachte heeft aldus, gezien de korte tijdspanne en de stress en spanning op dat moment, geen adequate inschatting meer kunnen maken van een al dan niet mogelijk dreigend gevaar dat [slachtoffer] voor hem zou kunnen vormen en heeft geen nieuwe en bewuste afweging kunnen maken over de schietwaardigheid van die nieuwe situatie.
De rechtbank acht het handelen van verdachte in de gegeven omstandigheden van dit geval dan ook verontschuldigbaar.
De rechtbank acht verdachte ten aanzien van het onder 2 primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte dus van alle rechtsvervolging.

8. De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 8.832,36 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het onder 2 ten laste gelegde strafbare feit is gepleegd. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer], gezien het bepaalde in artikel 316 lid 2 onder a Sv, in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, omdat verdachte ter zake het onder 2 ten laste gelegde feit wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en hem geen straf wordt opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 41 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 2 primair bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] wonende te [woonplaats] niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2014.
Buiten staat
Mr. R.A.M. Elbers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Rijksrecherche in het onderzoek “Cyclaam”. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 januari 2013, p. 14-18, inhoudende:
Ik ben op 7 januari 2013 de nachtdienst gaan doen met [verbalisant]. (…) Rond 02:15 uur kregen we via de portofoon een melding. De melding was aan de Grote Kranerweerd, dat is een industrieterrein in Zwartsluis. De melding was dat iemand had gezien dat twee mannen gehurkt bij een buitendeur van een bedrijfspand bezig waren. (…)
[verbalisant] heeft de hele avond gereden en reed ook naar deze melding toe. (…) Ik denk dat het ongeveer 5 minuten rijden is naar deze locatie.(…) Er was wel wat summiere straatverlichting, je kon de contouren van het pand zien. Het zijn rechthoekige donkere panden, er was geen verlichting in de panden. Er was links een pand en rechts een pand. Precies in het midden de ruimte tussen de panden in, stond een auto met de verlichting aan. Ik zag de koplampen. We reden een donker gat in. Deze panden staan er niet zo lang. Omdat ik daar geen dienst doe normaliter, had ik deze panden nog niet eerder gezien.
[verbalisant] sloeg linksaf het bedrijventerrein op. Ik zie twee koplampen. Ik zie tussen de auto en het linker pand schimmen snel heen en weer lopen. Dichterbij gekomen, zie ik dat de auto een witte Seat is. Terwijl we dichterbij rijden, zie ik wat schimmen tussen de auto en het linkerpand. Ik kan niet zeggen of het mannen of vrouwen waren, zo donker was het. Ik voelde wel dat het raak was, foute boel. Ik bedoel dat het niet de eigenaar van het gebouw was die wat kwam in en uitladen. Ik weet niet hoeveel personen het waren, in ieder geval twee of meer. Gelijk toen [verbalisant] stopte, stapte ik rechts de auto uit. Ik denk dat [verbalisant] ongeveer drie a vier meter van de witte Seat stopte, het kan ook vijf of zes meter zijn. De witte Seat stond met de voorzijde in de richting van onze auto. Ik hoorde dat [verbalisant] het kenteken doorgaf aan de meldkamer en dat er personen aanwezig waren. [verbalisant] zat op dat moment nog in de auto aan de bestuurderszijde. Ik loop naar de witte Seat toe. Ik hoor dat de motor van de auto loopt. Ik keek in de koplampen van de auto en kon daardoor niet goed zien wat er achter was, het was gewoon donker. Zowel in de auto als achter de auto was alles donker. Ik kon geen silhouet zien. Omdat ik niet wist wat me te wachten stond, heb ik mijn hand op mijn pistool gelegd en het holster geopend door de klip naar voren te duwen. Ik loop naar voren en kom uit tussen ons dienstvoertuig en de rechtervoorzijde van de witte Seat. Ik weet niet of ik dichter bij ons dienstvoertuig stond of dichter bij de witte Seat. Ik hoor dat er gas wordt gegeven door de bestuurder van de witte Seat. Ik hoorde dat het toerental omhoog ging alsof iemand ongeduldig was, het ging op en neer. Ik weet niet meer hoe vaak dit gebeurde. Ik had de indruk dat ze weg wilden. Ik stond nog tussen de twee auto’s in, maar ik weet niet meer precies op welke plek. Het ging allemaal zo snel. Ik zag dat de wille Seat naar voren reed.
Ik pakte mijn pistool uit mijn holster en ik schreeuwde “Stop Politie”. Ik schreeuwde terwijl ik eigenlijk nog helemaal niemand kon zien omdat het zo donker was en de auto op mij af kwam rijden. Ik weet niet hoe hard de auto reed, maar hij reed niet met piepende banden weg, maar de witte Seat kwam wel op mij af rijden, Ik weet niet waar [verbalisant] was op dat moment, ik hoorde hem ook niet. Ik hou mijn wapen heel laag en ik richtte op de rechter voorzijde, voor mij links, van de witte Seat. Ik richtte op deze zijde van de auto omdat ik de bestuurder niet wilde raken. Ik wilde dat de witte Seat stopte om te voorkomen dat ik zou worden aangereden. Ik schoot toen gericht op de rechtervoorzijde van de auto, voor mij links. Ik richtte op de koplamp, heel laag. Ik heb het idee dat ik toen drie maal heb geschoten. Ik bleef schieten omdat de auto op mij af bleef tijden. Terwijl ik aan het schieten was, moest ik opzij stappen omdat de wille Seat op mij af kwam rijden, Ik stapte weg naar links, ik deed een aantal passen. Ik denk dat ik zou zijn aangereden als ik niet was weggestapt. Ik zie dat de wille Seat vlak langs mij rijdt, ik kan niet zeggen op welke afstand, het was in ieder geval kort bij. Ik zie dat de wille Seat langs ons dienstvoertuig rijdt en weg rijdt richting de openbare weg. Tussen ons dienstvoertuig en het bedrijfspand was er ruimte voor de witte Seat om weg te kunnen rijden. Hierdoor voelde ik wel stress in mijn lijf, voelde ik spanning. Ik was heel erg scherp. Het was een spanning die niet prettig voelde. Het is heftiger, maar ik vind het moeilijk om dit gevoel te omschrijven. Het gaat zo ontzettend snel. Je weet niet wat er gaat gebeuren. Ik had nooit eerder geschoten, dan op een schietbaan.
Tijdens het schieten of heel kort erna, zie ik een deur open gaan van het linkerpand. Het is
linkerpand gezien vanaf de doorgaande weg. Dat was ook het pand, waar ik schimmen zag lopen. Het was een donkere deur. Volgens mij reed de witte Seat toen langs mij. Ik zie een persoon naar buiten komen, ik kan niet zeggen of het een man of een vrouw is. Deze persoon had wel lichtbruine kleding aan. Ik heb niet gezien wat deze persoon deed. Het ging zo snel. Ik schoot op de auto en hierna heb ik in één beweging geschoten op deze persoon. (…) Ik zie dat de man zich direct weer terug trekt het pand in. Dat is heel snel gegaan. Ik weet niet of ik de man heb geraakt. Ik schoot heel laag op de man bij de deur. Ik heb gericht op de benen. Ik schoot op de man in een reflex, het één ging zo over in het andere. Ik had niet verwacht dat deze man naar buiten zou komen. Het ging allemaal zo snel. Ik denk dat het het gevolg is van de schieten op de auto. Als die persoon niet tegelijkertijd naar buiten was gekomen, dan had ik niet geschoten. Er gebeurd van alles en nog wat en het gaat zo snel. (…)
Je weet niet wat er gaat gebeuren, ik hou er dan wel rekening mee dat ze bewapend zouden
kunnen zijn. Het gaat allemaal zo snel, je hebt geen tijd om na te denken.
Terwijl ik op die persoon bij de deur schoot, was de witte Seat nog in de buurt. Ik denk dat er in mijn beleving één a twee seconden tussen zat, tussen het schieten op de wille Seat en op de persoon. Ik hoorde achter mij twee schoten. Ik dacht dat het [verbalisant] was die aan het schieten was. Ik wist op dat moment niet waar [verbalisant] was, hij was in ieder geval achter mij omdat ik achter mij de schoten hoorde. Ik draai mij om en ik zie de witte Seat wegrijden naar de doorgaande weg. Ik geef aan de meldkamer door dat er geschoten was. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 9 januari 201, p. 31-24, inhoudende:
Ik ben in de nacht van afgelopen maandag op dinsdag bij een inbraak in een bedrijfspand in Zwartsluis door de politie neergeschoten. (…) Ik zal u vertellen wat er is gebeurd.
Ik ben in de nacht van maandag op dinsdag met nog vier andere jongens in een Seat naar Zwartsluis gereden. Ik wil niet zeggen met wie ik in de auto zat. We zijn daar naar een bedrijfspand gereden. Het bedrijfspand was voorzien van een etage. Op deze etage was een kantoortje gevestigd. Daar lagen allemaal spullen die te maken hebben met loodgieterswerk.
Op de begane grond stonden allemaal spullen. Er lagen bankstellen en ander meubilair.
Ik ben niet bekend in Zwartsluis en ik weet niet precies waar het pand was. Ik ben met nog drie anderen het pand binnengegaan. Een persoon bleef bij de auto. Na ongeveer 5 a 8 minuten hoorde ik iemand roepen dat de politie er aan kwam. Ik was op dat moment boven met nog een persoon. Toen ik hoorde dat de politie er aan kwam, ben ik via de trap naar beneden gerend. De andere jongen die ook boven was, was al voor mij naar beneden gerend. Ik was de laatste zeg maar die van boven kwam. Toen ik naar beneden rende hoorde ik
meerdere keren ‘ Politie!, Politie !“. Dit riepen de politieagenten.
Toen ik beneden kwam wilde ik naar de auto rennen. Volgens mij zaten er al drie anderen in de auto, klaar om weg te rijden. (…) Ik wilde naar de auto rennen en instappen.
(…) Echter toen ik door de deuropening rende, hoorde ik (…)schoten.
Bij het eerste schot voelde ik al pijn. Ik voelde dat ik door iets werd geraakt. Ik voelde
onder mijn linkerknie plotseling pijn.
Ik schreeuwde dat ik was geraakt. Ik schreeuwde dit naar de jongens in de auto. Toen
ik schreeuwde werd ik nog een keer geraakt. Dit was een schampschot boven mijn
linkerknie.
(…)
Als gevolg van de schoten heb ik een doorschot-verwonding onder mijn linkerknie, dus in mijn onderbeen.
Als gevolg van het tweede schot heb ik een verwonding opgelopen aan mijn bovenbeen. Dit is een oppervlakkige wond dat door een schampschot is veroorzaakt.
(…)
3.
De letselrapportage betreffende [slachtoffer] opgemaakt door forensisch arts S.J.Th van Kuijk, p. 46-48, inhoudende:
benen
linker been:
Ter hoogte van knie is aan de buitenzijde / achterzijde van het linker been is een± 1,5 x
1,5cm grote onregelmatige verwonding aanwezig bestaande uit een min of meer circulaire roodheid met daarin donkere verwondingen
- de wond is aan de bovenzijde rood tot donkerrood met een intacte huid met daarop

een v-vormige zwarte neerslag van 3 x 3 mm op de huid

- aan de onderzijde is een min of meer ronde, zwarte huidafwijking aanwezig met een
doorsnee van ± 7 tot 8 mm waaruit actief wondvocht lekt; de huid ter plaatse van de
zwarte afwijking is verdwenen en zwart geblakerd. De zichtbare verwonding zou qua aspect kunnen passen bij een schampschot door een kogel.
Ter hoogte van aanhechting knieschijfpees ongeveer 10 cm onder de knieschijf is aan weerszijden van het scheenbeen een tweetal verwondingen die enigszins rond van vorm zijn aanwezig: één aan de binnenzijde van het scheenbeen, de tweede iets hoger op het been aan de buitenzijde/voorzijde;
- aan de binnenzijde van het scheenbeen een wat onregelmatig ovale ± 9 x 14 mm grote kratervormige diepe bloedende wond met scherpe en min of meer gladde wondranden met binnenin verbrijzeld onderhuids weefsel
- aan de buitenzijde van het been een grote min of meer ronde diepe bloedende ± 14 x16 mm kratervormige wond, met aan de buitenzijde een wat scherpe wondrand en aan de bovenzijde rafelige opgekrulde en deels naar buiten geslagen wondranden met uitpuilend onderhuids weefsel.
Voorlopige conclusie zou op basis van het wondbeeld kunnen zijn dat de wonden zouden kunnen passen bij aan de binnenzijde een inschot- en aan de buitenzijde een uitschot-verwonding
Gezien de logische verbinding tussen beide openingen mag worden aangenomen dat gedeeltelijke beschadiging c.q. verbrijzeling van het scheenbeen ter plaatse zal zijn opgetreden.