ECLI:NL:RBOVE:2014:689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 januari 2014
Publicatiedatum
13 februari 2014
Zaaknummer
C/08/148661 / FA RK 13-2572
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ontheffing van het ouderlijk gezag door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de moeder ontheffing te verlenen van het ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen. De kinderen verblijven sinds hun jonge leeftijd in pleeggezinnen, en sinds 20 november 2010 samen in een pleeggezin. De Raad stelt dat de moeder ongeschikt is om voor de kinderen te zorgen en dat er geen perspectief is op terugplaatsing. De moeder heeft echter aangegeven dat ze niet kan instemmen met de ontheffing, omdat ze haar rol als moeder op afstand wil behouden en hoopt op uitbreiding van de omgang met de kinderen.

Tijdens de zitting waren de moeder, de pleegouders en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De vader van de kinderen was niet verschenen, maar heeft wel aangegeven het verzoek van de Raad te begrijpen. De pleegouders gaven aan dat de ontheffing van het gezag geen invloed zal hebben op de huidige situatie en dat zij de contacten met de ouders willen voortzetten.

De kinderrechter heeft in zijn overwegingen meegenomen dat de moeder de huidige situatie lijkt te accepteren en dat de omgangsregeling goed verloopt. Hij oordeelt dat het ontheffen van het ouderlijk gezag de moeder zou schaden en niet in het belang van de kinderen zou zijn. De kinderrechter wijst daarom het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming af, met de overweging dat de moeder een belangrijke rol speelt in het leven van de kinderen, ook al is dat op afstand. De beschikking is openbaar uitgesproken en een afschrift wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Team jeugdrecht
zaaknummer.: C/08/148661 / FA RK 13-2572 (SL(O)

beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 6 januari 2014

inzake

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Amsterdam,
verzoeker,
hierna ook de raad te noemen,
met betrekking tot de minderjarige kinderen:
-
[naam 1], geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
-
[naam 2], geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum].
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
[X], de moeder;
[Y], de vader, en
de pleegouders.

Het procesverloop

Bij op 6 december 2013 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de raad verzocht de moeder te ontheffen van het ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen.
De zaak is behandeld ter zitting van 6 januari 2014. Ter zitting zijn verschenen: de moeder en pleegouders. De Raad voor de Kinderbescherming is vertegenwoordigd door mevrouw
[M] en namens de stichting Bureau Jeugdzorg is de heer [L] aanwezig. Hoewel behoorlijk opgeroepen is de vader niet verschenen. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De ouders hebben een relatie gehad. Uit deze relatie zijn geboren:
- [naam 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
-[naam 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
De man heeft de minderjarigen erkend.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 oktober 2007 zijn de minderjarigen voor het eerst onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg, met benoeming van de Bureau Jeugdzorg Overijssel tot gezinsvoogdijinstelling. Deze is
laatstelijk bij beschikking van 18 september 2013 voor de periode van een jaar verlengd met ingang van 3 oktober 2013.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De Raad verzoekt de ontheffing van de moeder nu zij ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding van [naam 1] en [naam 2] te vervullen. De minderjarigen verblijven al vanaf het moment dat zij 2 en 1 jaar oud waren (afzonderlijk) in verschillende pleeg-gezinnen en sinds 20 november 2010 verblijven zij gezamenlijk in het huidige gezin. Hoewel moeder de huidige situatie lijkt te accepteren, wil de Raad voorkomen dat de belangen van de minderjarigen in het gedrang komen op het moment dat die acceptatie op termijn en onder invloed van anderen minder wordt. Er is geen perspectief op terugplaatsing.
Moeder beseft niet voor [naam 1] en [naam 2] te kunnen zorgen. Dit deed en doet haar veel verdriet. Zij beseft ook dat het voor [naam 1] en [naam 2] van belang is dat er duidelijkheid en rust komt, maar instemmen met de ontheffing van het gezag kan zij niet omdat dat het laatste is wat ze heeft. Zij wil voor hen een goede moeder op afstand blijven en hoopt op uitbreiding van de omgang die nu maandelijks plaatsvindt. Moeder heeft een goed contact met de pleegouders en de gezinsvoogd.
Uit de rapportage van de Raad blijkt dat vader het verzoek tot ontheffing begrijpt omdat de kans op terugplaatsing bij moeder in zijn ogen nihil is. Hij begrijpt ook de weerstand van moeder daartegen. Ook vader heeft contact met pleegouders en gezinsvoogd en wil zich voor wat betreft de toekomst aan de afspraken houden en hoopt op uitbreiding van het contact met [naam 1] en [naam 2].
Pleegouders geven aan dat de ontheffing niet zal leiden tot een wijziging van de situatie. Zij willen de huidige contacten met ouders voortzetten en de bezoekregelingen aanpassen en/of uitbreiden. Voor het geval de ontheffing wordt uitgesproken willen pleegouders om die reden niet zelf tot voogd worden benoemd en geven zij de voorkeur aan benoeming van Bureau Jeugdzorg Overijssel tot voogd.
De kinderrechter oordeelt in deze als volgt. Bij aanvang van de ondertoezichtstelling was het voor moeder moeilijk om de plek van zowel[naam 2] als [naam 1] in een pleeggezin, te accepteren, mede vanwege het feit dat de kinderen in afzonderlijke pleeggezinnen verbleven. Op enig moment is hierin verandering gekomen. Gedurende de laatste drie/vier jaar, de periode waarin de kinderen samen in het huidige pleeggezin verblijven, is uit het verloop van de diverse ondertoezichtstellingen gebleken dat moeder die verblijfplaats nimmer ter discussie heeft gesteld, dat de omgangsregeling goed verloopt en dat die in onderling overleg tussen moeder en pleegouders kan worden vastgesteld. Moeder thans ontheffen van het ouderlijk gezag, zal naar verwachting daaraan schade toebrengen en moeder uit haar evenwicht brengen. Dat acht de kinderrechter niet in het belang van deze twee kinderen maar evenmin in het belang van de tweeling. Ook uit de rapportage van de Raad blijkt dat men bewondering heeft voor de invulling die moeder aan de rol van moeder op afstand geeft en dat het van belang is dat zij bij beslissingen wordt betrokken. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat verzoek van de Raad tot ontheffing moet worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
Wijst af het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ontheffing van de moeder.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.H.A.L. Koelen-Goosink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2014.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.