ECLI:NL:RBOVE:2014:874
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering openbaarmaking uitkomsten Daslook-onderzoek na vuurwerkramp Enschede
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van de Minister van Veiligheid en Justitie om de uitkomsten van het Daslook-onderzoek openbaar te maken. Eiser, wonende te Rijssen, had op 21 december 2012 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om openbaarmaking van het onderzoeksrapport en alle onderliggende stukken van het Daslook-onderzoek, dat was uitgevoerd naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede in mei 2000. Het verzoek werd door de Minister op 10 maart 2013 afgewezen, met uitzondering van een geanonimiseerde onderzoeksopdracht en een samenvatting van het onderzoek. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 20 september 2013 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde.
Tijdens de zitting op 2 december 2013 werd het beroep behandeld. De rechtbank overwoog dat de gemachtigde van eiser had aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd was om van de zaak kennis te nemen, omdat een voormalig officier van justitie die bij de vuurwerkramp betrokken was, nu rechter was bij de rechtbank Overijssel. De rechtbank verwierp deze stelling, omdat de betrokken rechter niet bij de beoordeling van de zaak betrokken was.
De rechtbank oordeelde dat de Minister de afwijzing van de openbaarmaking niet voldoende had gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat het weinig aannemelijk was dat de uitkomsten van het Daslook-onderzoek op enig moment nog gebruikt zouden worden voor opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor wat betreft de handhaving van de weigering tot openbaarmaking van het onderzoeksrapport, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed.