ECLI:NL:RBOVE:2015:1425

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
zwo_vk_14 _ 13032
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eisers, een Armeens gezin, hadden hun aanvragen op 9 mei 2014 ingediend, maar deze werden afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de eisers en hun gemachtigden, en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting op 12 januari 2015 is het onderzoek ter zitting afgerond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich in zijn besluitvorming heeft gebaseerd op een individueel ambtsbericht (IAB) dat vertrouwelijke informatie bevatte. De rechtbank heeft de geheimhoudingskamer geraadpleegd, die oordeelde dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig zou zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet op de juiste wijze het IAB heeft betrokken bij zijn besluitvorming, en dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van het asielrelaas.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van eisers gegrond verklaard, de besluiten van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris opnieuw op de aanvragen moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.470,--. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/13032 & AWB 14/13033

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1975,
V-nummer 274.372.1981, eiser,
en

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum 2] 1975, eiseres,
V-nummer 274.372.3178,

mede namens hun minderjarige kinderen

[kind 1] ,

geboren op [geboortedatum 3] 1997,

V-nummer 274.372.3295,
[kind 2] ,
geboren op [geboortedatum 4] 1999,
V-nummer 274.372.3493,
[kind 3] ,
geboren op [geboortedatum 5] 2003,
V-nummer 274.372.3619,
allen van Armeense nationaliteit,
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.M. Luigjes).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 mei 2014 heeft verweerder de aanvragen van eisers voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de zin van artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen. Evenmin wordt aan eisers uitstel van vertrek verleend als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bij brief van 3 september 2014 heeft de rechtbank de aan het individueel ambtsbericht (IAB) ten grondslag liggende stukken opgevraagd bij de minister van Buitenlandse Zaken.
De minister van Buitenlandse Zaken heeft bij aangetekend en vertrouwelijk schrijven van
22 september 2014 de onderliggende stukken bij het IAB van 23 november 2012 (kenmerk: DCM/AT-U120106.0002) opgestuurd en de rechtbank met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van het als vertrouwelijk aangemerkte deel van deze stukken mag kennisnemen.
Bij uitspraak van 29 september 2014 heeft de geheimhoudingskamer van deze rechtbank en nevenzittingsplaats geoordeeld dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.
Partijen hebben ermee ingestemd dat de rechtbank mede op grondslag van de ongemaskeerde onderliggende stukken uitspraak doet.
Verweerder heeft bij schrijven van 1 september 2014 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2015. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde
.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van 18 augustus 2011 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem (Awb 11/2691 en Awb 11/2693) reeds geoordeeld dat verweerder eisers terecht artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 heeft tegengeworpen. Tegen deze uitspraak heeft eiser geen rechtsmiddel aangewend, zodat dit oordeel in rechte vaststaat.
2. Indien zich één van de in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw 2000 opgesomde omstandigheden voordoet, mogen in het relaas geen hiaten, vaagheden, ongerijmde wendingen en tegenstrijdigheden op het niveau van de relevante bijzonderheden voorkomen. Van het asielrelaas moet dan een positieve overtuigingskracht uitgaan.
3. Nu het relaas van eiseres afhankelijk is van dat van eiser, zal de rechtbank eerst beoordelen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas van eiser positieve overtuigingskracht ontbeert.
4. Voor zover thans van belang heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat de kern van het asielrelaas, te weten de gestelde arrestatie en vijf maanden durende detentie van eiser niet geloofwaardig wordt geacht. De huidige besluitvorming aangaande de geloofwaardigheid van het asielrelaas steunt volledig op de inhoud van het hierboven genoemde IAB. Volgens dit IAB staat eiser bekend op het adres [woonplaats 1] , provincie Tavush, en staat [eiseres] bekend op het adres [woonplaats 2] , provincie Tavush. Ook is bevestigd dat eisers een nationaal Armeens paspoort hebben aangevraagd en ontvangen. Daarnaast is aangegeven dat één bron (bron 9) eiser kent als actief lid van de HHS partij in Idzhevan, hij zou de laatste twee à drie jaar niet meer actief zijn geweest. Hij is niet bekend als (actief) lid van de HHS in Jerevan. Ook is door één bron (bron 9) verklaard dat eiser geen toespraak heeft gehouden op 28 februari 2008 aangezien hij die dag in Idzhevan zou zijn geweest en dat bij deze bron geen informatie bekend is over door eiser ter beschikking gestelde auto’s aan de HHS. Tevens is aangegeven dat bij deze bron niets bekend is van het door eiser sturen van vertrouwenspersonen naar stemlokalen in de regio Idzhevan, het dorp Kirants, teneinde te kunnen rapporteren over fraude of het ter beschikking stellen van zijn kantoor boven zijn zaak/winkel voor bijeen-komsten tussen partijleden tijdens de presidentscampagne (2007/2008). Ook heeft een bron (bron 9) verklaard niet bekend te zijn met de arrestatie van eiser door de Armeense veiligheidsdienst (van 29 februari 2008 tot 7 augustus 2008). Volgens deze bron heeft eiser in de dagen na de presidentsverkiezingen deelgenomen aan demonstraties in Idzhevan en is hij toen samen met de overige partijgenoten uit Idzhevan door de politie meegenomen voor verhoor. Allen mochten kort daarna naar huis zonder dat er een aanklacht tegen heb werd ingediend. Voorts is bekend geworden dat een persoon met de naam [eiser] niet wordt gezocht door de Armeense autoriteiten.
5. Eisers hebben het standpunt van verweerder uitvoerig betwist. Samengevat voeren zij het volgende aan.
Volgens eisers is er in casu sprake van concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door de vertrouwenspersoon vergaarde informatie. De vertrouwenspersoon is zelf de eerste bron van informatie en alle overige informatie en contacten lopen eveneens via deze bron. Daarbij is opmerkelijk dat de vertrouwenspersoon genoegen neemt met de verklaringen van slechts één enkele bron die zich niet alles kan herinneren, zonder de moete te nemen om andere personen te consulteren. Ten onrechte wordt dan ook gesteld dat het asielrelaas enkel geloofwaardig kan worden bevonden, indien een volledige bevestiging wordt gegeven in het individueel ambtsbericht. Dat de enige bron (bron 9) eiser goed zou kennen impliceert immers niet dat deze overal van op de hoogte is geweest en continue in de aanwezigheid van eiser heeft verbleven. Bovendien geeft het IAB deels een bevestiging van het relaas van eiser, het geeft in ieder geval geen enkele daadwerkelijke ontkrachting van het relaas.
Voorts veronderstelt verweerder ten onrechte op basis van de paspoorten van de kinderen dat het gezin na 8 februari 2010 is uitgereisd. Verweerder komt hier met tegenwerpingen welke niet kunnen worden herleid tot het IAB.
Ook stelt verweerder ten onrechte dat er sprake zou zijn van een grote discrepantie tussen de verklaringen van eiser over de gehouden toespraak op 28 februari 2008. Eiser heeft echter enkel een nadere toelichting gegeven over deze toespraak, welke op geen enkele wijze afdoet aan zijn verklaring tijdens zijn nader gehoor en aanvullend gehoor. Dat eiser in ‘kleiner verband’ heeft gesproken, maakt nog niet dat geen sprake was van een groot publiek. Eiser heeft daarbij ook altijd aangegeven dat hij geen kopstuk was van de partij.
Eisers hebben in reactie op het IAB een verklaring van de heer [naam] , de voorzitter dan de HHS te Idjevan overgelegd. Het betreft een getuigenverklaring die volgens eiser gelet op de verstrekte contactgegevens objectief verifieerbaar is. Deze verklaring geeft een bevestiging van het relaas van eiser en deze voorzitter is bekend met hetgeen eiser is overkomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. Eerst zal de vraag worden beantwoord of verweerder het IAB bij de beoordeling van eisers asielaanvragen heeft kunnen betrekken.
7. De rechtbank constateert dat de gemachtigde van verweerder een afschrift heeft overgelegd van de brief van 23 november 2012 aan de minister van Buitenlandse Zaken, waaruit blijkt dat verweerder de zogenaamde REK-check ten aanzien van het onderhavige IAB heeft uitgevoerd. In de brief is geconcludeerd dat het individueel ambtsbericht qua inhoud en qua procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is.
De rechtbank stelt na kennisneming van de onderliggende stukken en de daarin niet openbaar gemaakte informatie verder vast dat de informatie in deze stukken (vrijwel) volledig overeenkomt met hetgeen in het IAB is vermeld.
8. Gelet op het voorgaande kan verweerder op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) bij de besluitvorming op eisers asielaanvraag van de juistheid van het IAB uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
9. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er in dit geval, gelet op de inhoud van het ambtsbericht en de daaraan ten grondslag liggende stukken - waarvan de rechtbank met toestemming van partijen volledig kennis heeft kunnen nemen - en gelet op hetgeen eiser daartegen heeft ingebracht dergelijke concrete aanknopingspunten voor twijfel. Doorslaggevend is daarbij dat de uit het ambtsbericht bekend geworden informatie over eiser voor een groot deel afkomstig is uit één bron (bron 9) en eiser gemotiveerd het gebruik hiervan heeft bestreden. Een verdere motivering voor het oordeel van de rechtbank kan door de rechtbank niet worden gegeven gezien het vertrouwelijke karakter van de onderliggende stukken.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zijn standpunt dat het asielrelaas ongeloofwaardig is niet kunnen baseren op de inhoud van het IAB. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het standpunt van verweerder dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is omdat uit het individuele ambtsbericht is gebleken dat eiser niet gearresteerd is geweest en niet vijf maanden gedetineerd heeft gezeten, onvoldoende is gemotiveerd. Voorzover verweerder zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat eiser ook tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn deelname aan de demonstratie en zijn arrestatie(s) overweegt de rechtbank dat gelet op de duidelijke samenhang tussen het IAB en hetgeen verweerder overigens heeft tegengeworpen de rechtbank geen inschatting kan maken van hoe de inhoud van het bestreden besluit zou luiden zonder het betrekken van het IAB. Het beroep van eiser is derhalve gegrond.
11. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen verweerder verder heeft overwogen en hetgeen eiser daartegen heeft ingebracht, geen bespreking.
12. Nu het beroep van eiseres aan dat van eiser is gelieerd, dient dit ook gegrond te worden verklaard. De beroepen zijn derhalve gegrond wegens schending van het motiveringsvereiste als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb.
13. Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van de zaak redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 1.470,-- (1 punt per beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 490,--; wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de besluiten van 9 mei 2014;
  • bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvragen dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.470,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Tobé, rechter, in aanwezigheid van
J.M. van der Stouwe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Artikel 85 van de Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.