Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] ,
[eiseres] ,
mede namens hun minderjarige kinderen
[kind 1] ,
geboren op [geboortedatum 3] 1997,
[kind 2] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
22 september 2014 de onderliggende stukken bij het IAB van 23 november 2012 (kenmerk: DCM/AT-U120106.0002) opgestuurd en de rechtbank met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank van het als vertrouwelijk aangemerkte deel van deze stukken mag kennisnemen.
.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Volgens eisers is er in casu sprake van concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door de vertrouwenspersoon vergaarde informatie. De vertrouwenspersoon is zelf de eerste bron van informatie en alle overige informatie en contacten lopen eveneens via deze bron. Daarbij is opmerkelijk dat de vertrouwenspersoon genoegen neemt met de verklaringen van slechts één enkele bron die zich niet alles kan herinneren, zonder de moete te nemen om andere personen te consulteren. Ten onrechte wordt dan ook gesteld dat het asielrelaas enkel geloofwaardig kan worden bevonden, indien een volledige bevestiging wordt gegeven in het individueel ambtsbericht. Dat de enige bron (bron 9) eiser goed zou kennen impliceert immers niet dat deze overal van op de hoogte is geweest en continue in de aanwezigheid van eiser heeft verbleven. Bovendien geeft het IAB deels een bevestiging van het relaas van eiser, het geeft in ieder geval geen enkele daadwerkelijke ontkrachting van het relaas.
Voorts veronderstelt verweerder ten onrechte op basis van de paspoorten van de kinderen dat het gezin na 8 februari 2010 is uitgereisd. Verweerder komt hier met tegenwerpingen welke niet kunnen worden herleid tot het IAB.
Ook stelt verweerder ten onrechte dat er sprake zou zijn van een grote discrepantie tussen de verklaringen van eiser over de gehouden toespraak op 28 februari 2008. Eiser heeft echter enkel een nadere toelichting gegeven over deze toespraak, welke op geen enkele wijze afdoet aan zijn verklaring tijdens zijn nader gehoor en aanvullend gehoor. Dat eiser in ‘kleiner verband’ heeft gesproken, maakt nog niet dat geen sprake was van een groot publiek. Eiser heeft daarbij ook altijd aangegeven dat hij geen kopstuk was van de partij.
Eisers hebben in reactie op het IAB een verklaring van de heer [naam] , de voorzitter dan de HHS te Idjevan overgelegd. Het betreft een getuigenverklaring die volgens eiser gelet op de verstrekte contactgegevens objectief verifieerbaar is. Deze verklaring geeft een bevestiging van het relaas van eiser en deze voorzitter is bekend met hetgeen eiser is overkomen.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 9 mei 2014;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvragen dient te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 1.470,--.
J.M. van der Stouwe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op