3.4.Eiser stelt dat verweerder, voor wat betreft de instemmingsverklaringen, de weigering heeft gebaseerd op het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob.
De motivering ziet alleen maar op het niet openbaar maken van adresgegevens, terwijl in de instemmingsverklaringen aanzienlijk meer gegevens staan vermeld. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij wil verifiëren of elke kandidaat inderdaad een instemmingsverklaring heeft ingevuld. Door de instemmingsverklaringen in zijn geheel niet openbaar te maken, is hem deze verificatiemogelijkheid ontnomen.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de vertrouwelijk overgelegde stukken.
Deze stukken bestaan uit één instemmingsverklaring. De instemmingsverklaring bestaat uit een formulier, model H9, betreffende een kandidaat voor het CDA. Op deze instemmingsverklaring staan, bij onderdeel 4, de achternamen, de voornamen, het geslacht en de woonplaats van alle kandidaten voor het CDA vermeld. Bij onderdeel 6 staat het woonadres van de betreffende kandidaat vermeld. Bij onderdeel 7 staan de datum van ondertekening, de achternaam, de voornamen, de woonplaats, het burgerservicenummer en de handtekening van de betreffende kandidaat vermeld. Een kopie van het paspoort van de betreffende kandidaat is bijgevoegd.
De rechtbank onderschrijft verweerders standpunt dat een instemmingsverklaring gegevens bevat die de persoonlijke levenssfeer van zowel de betreffende kandidaat als de overige kandidaten betreffen.
Aan de orde is de vraag of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen openbaarmaking van de gehele instemmingsverklaring.
Voor wat betreft de gegevens, opgenomen bij onderdeel 4, overweegt de rechtbank dat deze gegevens overeenkomen met de gegevens op de kandidatenlijsten, die op grond van de Kieswet ter inzage hebben gelegen. Deze gegevens zijn bovendien identiek aan de gegevens die op internet zijn geplaatst. Op deze gegevens is de Wob dan ook niet van toepassing.
Voor wat betreft de gegevens, opgenomen bij onderdeel 6, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de Nota van Toelichting behorende bij de wijziging van het Kiesbesluit (Staatsblad 2009, nr. 453, pagina 4) volgt dat de wetgever het omwille van veiligheidsredenen onwenselijk acht dat adresgegevens van kandidaten worden gepubliceerd. Dit is ook de reden waarom de verplichte vermelding van het adres op de kandidatenlijst is komen te vervallen.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot het weigeren van openbaarmaking van het woonadres van de kandidaat.
Voor wat betreft de gegevens, opgenomen bij onderdeel 7, overweegt de rechtbank dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot weigering van openbaarmaking van
het burgerservicenummer en de handtekening van de betreffende kandidaat. Verweerder heeft daarentegen in redelijkheid niet kunnen weigeren de naam van de kandidaat en de woonplaats openbaar te maken. De hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt dan ook.
Voor wat betreft de aangehechte kopie van het paspoort van de kandidaat heeft verweerder
in redelijkheid heeft kunnen overgaan tot weigeren van openbaarmaking daarvan.
Samenvattend oordeelt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de instemmingsverklaringen privacygevoelige informatie bevatten. Voorts heeft verweerder, voor wat betreft de gegevens bij onderdeel 6 (woonadres van de kandidaat), enkele gegevens bij onderdeel 7 (burgerservicenummer en de handtekening) alsmede de kopie van het paspoort, in redelijkheid de privacybelangen van de kandidaten kunnen laten prevaleren boven die van openbaarmaking. Voor wat betreft de overige gegevens op de instemmingsverklaringen heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de privacybelangen prevaleren boven het belang van openbaarmaking.
Vorenstaande betekent dat verweerder de instemmingsverklaringen openbaar had moeten maken, waarbij alle gegevens bij onderdeel 6, de handtekening en het burgerservicenummer bij onderdeel 7 alsmede de (indien aanwezig) aangehechte kopie van het identiteitsbewijs, worden ‘weggelakt’.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. In dat kader zal de rechtbank het bezwaar van eiser gegrond verklaren, het primaire besluit herroepen en een nieuw primair besluit nemen, inhoudende dat de instemmingsverklaringen openbaar worden gemaakt, waarbij de gegevens bij onderdeel 6, de handtekening en het burgerservicenummer bij onderdeel 7 en, indien aanwezig, de kopie van het identiteitsbewijs, worden weggelakt.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.470,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).