In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Overijssel op 23 maart 2015, betreft het een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. J.G.M. Stassen, een vordering heeft ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R. Kaya. De kern van de zaak draait om de vraag of eiser onverschuldigd heeft betaald aan gedaagde en of hij recht heeft op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser had in het verleden een bedrag van € 471.247,35 aan gedaagde betaald, terwijl het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een eerder arrest had bepaald dat hij slechts € 416.380,71 verschuldigd was. Eiser vorderde in dit kort geding een bedrag van € 41.760,28, plus wettelijke rente en proceskosten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser inderdaad onverschuldigd had betaald, aangezien hij meer had betaald dan het bedrag dat volgens het arrest van het hof verschuldigd was. De rechter verwees naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat degene aan wie onverschuldigd is betaald, zonder ingebrekestelling in verzuim is en wettelijke rente verschuldigd is vanaf het moment van betaling. De rechter ging akkoord met de berekening van eiser, die aantoonde dat hij € 33.371,43 te veel had betaald, en dat de wettelijke rente over dit bedrag tot 17 maart 2015 € 6.821,91 bedroeg.
De voorzieningenrechter wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagde om het gevorderde bedrag binnen twee weken na betekening van het vonnis te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.788,16 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.