3.1In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1-1.20. Deze komen, kort samengevat, op het volgende neer.
(i) [eiseres] als verkoper en [verweerder] c.s. als koper hebben in november 2005 een koop/verkoopovereenkomst gesloten betreffende een woonhuis met ondergrond, erf en tuin te [plaats] (hierna: de woning).
(ii) Partijen zijn bij de verkoop van de woning uitgegaan van een waarde van € 230.000,--. Op die waarde brachten partijen een bedrag van € 86.250,-- in mindering ten titel van het recht van gebruik en bewoning voor [eiseres], zodat de door [verweerder] c.s. te betalen koopsom € 143.750,-- bedroeg. Daarnaast namen [verweerder] c.s. de verplichting op zich om voor hun rekening voor [eiseres] een aanbouw aan de woning te laten bouwen voor een bedrag van € 85.000,--. Die aanbouw is gerealiseerd; daarnaast hebben [verweerder] c.s. op hun kosten een aantal verbeteringen en moderniseringen in de woning aangebracht.
(iii) Tussen partijen is vervolgens onenigheid ontstaan over de uitvoering van de koopovereenkomst.
(iv) In een door [eiseres] aangespannen bodemprocedure heeft de rechtbank Roermond bij vonnis van 16 augustus 2006 de vordering van [eiseres] tot vernietiging van de koopovereenkomst afgewezen en de reconventionele vordering van [verweerder] c.s. tot nakoming toegewezen.
(v) [eiseres] heeft de woning op 2 oktober 2006 aan [verweerder] c.s. in eigendom geleverd.
(vi) In het hoger beroep van het hiervoor onder (iv) bedoelde vonnis heeft het hof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 29 april 2008 de koopovereenkomst tussen partijen vernietigd wegens dwaling ten aanzien van de koopprijs. De Hoge Raad heeft het tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep verworpen bij arrest van 11 september 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7147. (vii) Een door [eiseres] tegen [verweerder] c.s. in kort geding ingestelde vordering tot ontruiming van de woning is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond bij vonnis van 2 februari 2010 afgewezen.
(viii) In het hoger beroep van het hiervoor onder (vii) bedoelde vonnis in kort geding heeft het hof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 21 september 2010 de door [eiseres] gevorderde ontruiming toegewezen, onder toewijzing aan [verweerder] c.s. van een voorschot op schadevergoeding van € 30.000,--.
(ix) Toen [eiseres] het hiervoor in (viii) bedoelde bedrag van € 30.000,-- niet betaalde, hebben [verweerder] c.s. executoriaal beslag op de woning gelegd. [eiseres] heeft een kort geding aangespannen tegen de aangezegde executieverkoop. Deze procedure is geëindigd in een vaststellingsovereenkomst van 23 maart 2011, op grond waarvan [eiseres] aan [verweerder] c.s. een bedrag van € 42.440,59 heeft betaald. Dit bedrag omvatte een bedrag van € 30.000,-- op grond van het hiervoor onder (viii) bedoelde arrest van 21 september 2010, en een bedrag van € 12.440,59 met betrekking tot kosten ter afwending van de executieverkoop.
(x) Op 29 maart 2011 is de woning notarieel teruggeleverd aan [eiseres].
(xi) In het kader van de door [verweerder] c.s. aan [eiseres] aangezegde executie van het hierna onder 3.2.2 bedoelde vonnis van de rechtbank in de onderhavige zaak is opnieuw de executieverkoop van de woning in gang gezet.
(xii) De woning is op 10 november 2011 geveild en verkocht voor € 220.000,--. Daarvan is € 147.424,23 aan [verweerder] c.s. betaald en € 74.575,77 aan [eiseres].
3.2.1In de onderhavige procedure hebben [verweerder] c.s. gevorderd, voor zover in cassatie van belang, dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding bestaande in de waardevermeerdering van de woning, de renovatie- en verbouwingskosten, bijkomende kosten en verblijfs- en verhuiskosten, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.2De rechtbank heeft [eiseres] veroordeeld, voor zover in cassatie van belang, om aan [verweerder] c.s. te betalen een bedrag van € 125.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 februari 2010. Naar het oordeel van de rechtbank kan de waardestijging van de woning worden berekend op een bedrag van € 125.000,-- en is [eiseres] met dit bedrag verrijkt. [verweerder] c.s. zijn tot dit bedrag verarmd, nu de waardestijging volledig is toe te rekenen aan de door hen gerealiseerde verbouwingen.
3.2.3Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en, voor zover in cassatie van belang, [eiseres] veroordeeld om aan [verweerder] c.s. te betalen een bedrag van € 62.000,--, met de wettelijke rente over € 92.000,-- van 4 februari 2010 tot 23 maart 2011 en de wettelijke rente over € 62.000,-- vanaf 23 maart 2011 tot de dag der voldoening, het rentebedrag te verminderen met € 7.845,31. Daartoe heeft het hof als volgt overwogen.
3.2.4Het hof bepaalt de omvang van de verrijking van [eiseres], tevens verarming van [verweerder] c.s., op de waarde van de woning ná de door [verweerder] c.s. aangebrachte verbeteringen (€ 322.000,--) minus de waarde van de woning vóór die verbeteringen (€ 230.000,--), hetgeen neerkomt op een bedrag van € 92.000,-- (rov. 10.6.7).
Op dit bedrag van € 92.000,-- komt in mindering het bedrag van € 30.000,-- dat in het hiervoor in 3.1 onder (viii) bedoelde arrest als voorschot op schadevergoeding is toegewezen en dat door [eiseres] ingevolge de hiervoor in 3.1 onder (ix) bedoelde vaststellingsovereenkomst aan [verweerder] c.s. is betaald. Door [eiseres] is ter zake van de verrijking derhalve nog te voldoen een bedrag van (€ 92.000,-- minus € 30.000,-- =) € 62.000,--. (rov. 10.6.9)
De rechtbank heeft aan [verweerder] c.s. wettelijke rente toegewezen over het bedrag van de waardevermeerdering van de woning vanaf 4 februari 2010. Daartegen is door geen van partijen in hoger beroep opgekomen. Uit de afrekening van de notaris van 27 december 2011 met betrekking tot de hiervoor in 3.1 onder (xii) genoemde veiling blijkt dat aan [verweerder] c.s. over het door de rechtbank toegewezen bedrag wegens ongerechtvaardigde verrijking reeds een bedrag aan rente is vergoed van € 7.845,31. Dit bedrag komt in mindering op de door [eiseres] nog aan [verweerder] c.s. te betalen wettelijke rente. (rov. 10.11.2)
3.3.1Het derde onderdeel van middel I neemt tot uitgangspunt (i) dat de hiervoor in 3.1 onder (xii) bedoelde veiling ertoe heeft geleid dat de woning is verkocht voor € 220.000,-- en dat [verweerder] c.s. daarvan € 147.424,23 hebben ontvangen (nr. 25), (ii) dat uit de afrekening van de notaris van 27 december 2011 blijkt dat [verweerder] c.s. met de ontvangst van het bedrag van € 147.424,23 betaling hebben ontvangen van het door de rechtbank uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking toegewezen bedrag van € 125.000,-- (nr. 27), en (iii) dat het hof bij de berekening van hetgeen [eiseres] aan [verweerder] c.s. uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking is verschuldigd, op goede gronden rekening heeft gehouden met het bedrag van € 30.000,-- dat [verweerder] c.s. hebben ontvangen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst en met het door hen ontvangen rentebedrag van € 7.845,31 (nr. 26).
Het onderdeel klaagt dat het hof heeft verzuimd om het aan [verweerder] c.s. uit de opbrengst van de veiling uitgekeerde bedrag van € 125.000,-- in mindering te brengen op het bedrag dat [eiseres] aan [verweerder] c.s. is verschuldigd (nr. 28). Volgens de klacht leidt een en ander ertoe dat het hof [verweerder] c.s. had dienen te veroordelen om het door [eiseres] te veel betaalde uit hoofde van onverschuldigde betaling aan haar terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente (nr. 29).
3.3.2Het onderdeel klaagt terecht dat het hof heeft verzuimd het aan [verweerder] c.s. uit de opbrengst van de veiling uitgekeerde bedrag van € 125.000,-- te betrekken in de berekening van het bedrag dat [eiseres] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking aan [verweerder] c.s. dient te betalen. Aldus heeft het hof miskend dat de vordering van [eiseres] in hoger beroep alsmede haar grieven – door het hof weergegeven in rov. 10.4 en 10.5 – mede ertoe strekken om, met vernietiging van het vonnis van de rechtbank en onder afwijzing van de vordering van [verweerder] c.s., terugbetaling te verkrijgen van al hetgeen [eiseres] ter uitvoering van dat vonnis aan [verweerder] c.s. heeft voldaan, daaronder begrepen het bedrag van € 125.000,-- dat aan [verweerder] c.s. is uitgekeerd uit de opbrengst van de veiling, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof had, nadat het tot het oordeel was gekomen dat [eiseres] ten laste van [verweerder] c.s. met een bedrag van € 92.000,-- is verrijkt, niet alleen het reeds door [verweerder] c.s. uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst ontvangen bedrag van € 30.000,--, maar ook het aan [verweerder] c.s. uit de opbrengst van de veiling uitgekeerde bedrag van € 125.000,-- in zijn berekening dienen te betrekken. Vervolgens had het hof [verweerder] c.s. ingevolge art. 6:203 BW dienen te veroordelen het door [eiseres] te veel betaalde aan haar terug te betalen.