ECLI:NL:RBOVE:2015:2226

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
ak_14_2632
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen in Holten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van 12 appartementen in Holten. Het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten had op 29 september 2014 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee blokken van elk 12 appartementen. Eisers, bewoners van de omgeving, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, stellende dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat het project hun privacy en woongenot onaanvaardbaar aantast.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers als belanghebbenden kunnen worden beschouwd en heeft de argumenten van eisers tegen de ruimtelijke onderbouwing van het project beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vergunning niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening en dat de motivering van het besluit voldoende was. De rechtbank heeft ook overwogen dat de privacy van omwonenden in voldoende mate was gewaarborgd door de situering van de appartementen en de beperking van de balkons.

De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen, ondanks dat het project in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees op de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/2632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers]

allen wonende te Holten, eisers,
gemachtigde: [gemachtigde],
en
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen -Holten, verweerder,
als belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen: Bouwbedrijf Roosdom Tijhuis B.V. te Rijssen,
gemachtigde: C.W.M. Mastebroek.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2014 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan belanghebbende omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 12 appartementen op de hoek Pannenbakkerstraat/ de Ploeg en 12 appartementen op de hoek Pannenbakkerstraat/Akker te Holten.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2015.
Voor eisers zijn verschenen [gemachtigde] in het bijzijn van [naam]. Namens verweerder is verschenen C. van Bart. Belanghebbende heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Het project voorziet in het bouwen van 2 blokken van elk 12 appartementen in 3 bouwlagen op de hoek Pannenbakkerstraat/ Ploeg en op de hoek Pannenbakkerstraat/Akker te Holten. Het geschil heeft uitsluitend betrekking op de 12 appartementen op de hoek Pannenbakkerstraat/de Ploeg, met een bouwhoogte van 9,365 meter.
2. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, de omgevingsvergunning geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan.
Ingevolge het tweede lid wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Ingevolge artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, kan, indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning alleen worden verleend:
1° met toepassing van binnenplanse afwijkingsmogelijkheden;
2° in de in artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) aangewezen gevallen;
3° als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Ter plekke geldt het bestemmingsplan “De Kol”.
Ingevolge artikel 9.1.1.a van de voorschriften van dit plan zijn de betrokken gronden bestemd voor ”Wonen” waarbij de gronden zijn voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding-Blokken”. De tot “Wonen” bestemde gronden zijn hoofdzakelijk bedoeld voor vrijstaande, twee-aaneen en/of aaneengebouwde woningen.
In artikel 9.2.1, aanhef en onder g, van de planvoorschriften is bepaald dat de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen dient te voldoen aan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goot- en bouwhoogte (in casu 4,5 meter en 9 meter)
Voor wat betreft de goot- en bouwhoogte is in artikel 9.2.1, aanhef en onder j/k en l bepaald, dat voor maximaal 40% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 6 meter, respectievelijk 11 meter is toegestaan,
voor maximaal 30% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 5,5, respectievelijk 12 meter is toegestaan en voor maximaal 10% van de oppervlakte van de aanduiding in het betreffende bouwvlak een goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 9 meter, respectievelijk 13 meter is toegestaan.
Artikel 9.3.1 van de voorschriften bepaalt dat ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding “Blokken” ten behoeve van de realisatie van gestapelde woningen bij omgevingsvergunning mag worden afgeweken waarbij het aantal gestapelde woningen per bestemmingsplan maximaal 6 mag bedragen en waarbij het totaal aantal gestapelde woningen in het plangebied maximaal 24 mag bedragen.
Ingevolge artikel 15 van de planvoorschriften blijven de regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van, onder meer, het onderwerp de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden.
Artikel 2.5.30 van de Bouwverordening van de gemeente Rijssen-Holten bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
Het vierde artikellid, aanhef en onder b, bepaalt, voor zover hier van belang, dat het bevoegde gezag de omgevinsgvergunning kan verlenen in afwijking van het eerste lid voor zover op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
Ingevolge artikel 9 van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit, blijven de voorschriften van de bouwverordening buiten toepassing voor zover de voorschriften van de bouwverordening niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan
Het tweede artikellid bepaalt dat de voorschriften van de bouwverordening van toepassing blijven indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.
3. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen alle eisers als belanghebbenden bij het bestreden besluit worden beschouwd. Voor zover eisers vanuit hun woning of tuin geen zicht hebben op het perceel waarop het bouwplan is geprojecteerd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de afstand tot het bouwplan in combinatie met de ruimtelijke uitstraling daarvan.
4. Niet in geschil is dat het project in strijd is met de voorschriften ingevolge het vigerende bestemmingsplan “De Kol”. Verder kon de vergunning niet worden verleend met toepassing van een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid. Ook is geen sprake van een geval dat is aangewezen in artikel 4 van bijlage II van het Bor. Dit betekent dat de vergunning alleen kon worden verleend als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
5. Eisers stellen dat de ruimtelijke onderbouwing niet deugt. Zij brengen naar voren dat er sprake is van een onaanvaardbare aantasting van hun privacy en hun woongenot, waardoor de uitstraling van de Ploeg en de aantrekkelijkheid om er te wonen vermindert. Bovendien is het bouwplan voor wat betreft hoogte en variatie van het gebouw niet afgestemd op omringende gebouwen. Ook is volgens eisers onvoldoende rekening gehouden bij de ruimtelijke onderbouwing met de aanwezigheid van het gebouw van Zozijn in de wijk.
Voor wat betreft de door verweerder gehanteerde parkeernorm van 1 stellen eisers dat deze norm niet in het bestemmingsplan is opgenomen. Verder gaat verweerder uit van een aanbod van 81 parkeerplaatsen, maar dat zijn er slechts 60 voor Blok B volgens het bestemmingsplan. Aan het gebruik maken van parkeerplaatsen op eigen terrein zijn kosten verbonden, zoals staat aangegeven in de folder van Bouwbedrijf Roosdom Tijhuis B.V. . De ervaring van eisers is dat jongeren de auto verderop parkeren om kosten te besparen. Hierdoor zal parkeeroverlast ontstaan aan De Ploeg.
6. Verweerder heeft wel degelijk rekening gehouden met de aanwezigheid van het gebouw van Zozijn en het feit dat met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels voor afwijking op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2º. van de Wabo omgevingsvergunning kan worden verleend voor (slechts) 6 appartementen per bestemmingsvlak, met een maximum van 24 per plangebied. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat het gewenste initiatief niet past binnen de afwijkingsbevoegdheid die het bestemmingsplan biedt. Verweerder heeft vervolgens vermeld mee te willen werken aan de ontwikkeling, door met een omgevingsvergunning af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Ter motivering van dit besluit heeft verweerder de ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
De afwegingen die verweerder binnen dit wettelijk kader ten aanzien van de ruimtelijke onderbouwing heeft gemaakt kunnen door de rechtbank slechts beperkt worden getoetst.
7. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de aantasting van hun privacy, bijvoorbeeld door de voorziene balkons en (brand)trappen, zodanig is dat de rechtbank daarin aanleiding moet zien voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot het verlenen van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen. Daarbij is van belang dat bij de oprichting van de appartementen met de privacy van omwonenden rekening is gehouden door de woonkamers aan de voorzijde te situeren en de balkons aan de voorzijde te beperken in omvang, waardoor het plaatsen van een tuinset niet mogelijk is. De grote buitenruimte bevindt zich aan de achterzijde van het gebouw. Voor wat betreft eisers standpunt dat de bewoners in de avond niet aan de achterzijde buiten zullen zitten, maar aan de zonkant, en dus aan de voorzijde, heeft belanghebbende gemeld dat de Vereniging van Eigenaren de buitenruimte aan de voorzijde zal omheinen middels een groene beukhaag.
Ter zitting is voorts gebleken dat mogelijke inkijk vanuit de appartementen beperkt is tot de woningen aan de Ploeg 19, 21, 23 en 25.
8. Voor wat betreft de ruimtelijke uitstraling volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat op basis van het huidige bestemmingsplan bebouwing in soortgelijke omvang en uitstraling kan worden opgericht, omdat het bestemmingsplan bebouwing mogelijk maakt met een goothoogte van 4,5 meter en een nokhoogte van 9 meter, welke bebouwing aaneengesloten mag worden opgericht waarmee qua bouwvolume eveneens een aaneengesloten bouwblok zou ontstaan.
Ingevolge de planvoorschriften mag voor 80% van het bouwblok de nokhoogte van het totale blok zelfs worden verhoogd tot minimaal 6 meter en de goothoogte van het totale blok worden verhoogd tot minimaal 11 meter.
Daarbij is van belang dat van een kolossaal geheel geen sprake zal zijn door verschillende kleurstellingen en de materiaaltoepassing en een verticale parcellering en variatie in gevelindeling, waardoor de kleinschaligheid en individualiteit wordt benadrukt.
Verweerder kan worden gevolgd in zijn motivering dat de nieuwe bebouwingsmassa’s in de bebouwingsstructuur van de directe omgeving opgaan. Dat eisers op basis van folders met impressietekeningen andere verwachtingen hadden van de te realiseren bebouwing kan hieraan niet afdoen.
9.1
Ten aanzien van de beroepsgrond dat verweerder voor wat betreft de gehanteerde parkeernorm en het aantal beschikbare parkeerplaatsen en het daarbij in acht te nemen gebied (Blok B) is afgeweken van het bestemmingsplan overweegt de rechtbank als volgt.
9.2
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge artikel 15 van de planvoorschriften ten aanzien van het onderwerp parkeergelegenheid de voorschriften van de Bouwverordening gelden bij toetsing van een concrete bouwaanvraag en niet, zoals eisers veronderstellen, de van de toelichting op het bestemmingsplan onderdeel uitmakende parkeerbalans die ziet op de haalbaarheid van het bestemmingsplan
9.3
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State meermaals heeft overwogen (zie onder meer haar uitspraak van 15 mei 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BW5956)) brengt een redelijke toepassing van artikel 9 van de Woningwet, gelet op de aard van de in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening(hierna: WRO) geregelde vrijstellingsprocedure (waaronder artikel 19, eerste lid van de WRO, het huidige artikel 2.12, eerste lid, aanhef en sub 3º van de Wabo), met zich dat voorschriften van de bouwverordening ook moeten wijken voor hetgeen via een vrijstelling als bedoeld in laatstvermeld artikel mogelijk wordt gemaakt. Bij het besluit omtrent een zodanige vrijstelling en de daarbij te verrichten afweging van belangen, mag het belang dat het betrokken voorschrift uit de bouwverordening beoogt te beschermen, niet uit het oog worden verloren.
9.4
Verweerder heeft bij het bestreden aangegeven dat de normen van het CROW niet voorzien in een norm voor dit type gebouw en deze doelgroep, te weten appartementen van 55 m2 voor jongeren. Verweerder is uitgegaan is van een parkeernorm van 1,0 per appartement, zijnde een gemiddelde is tussen de categorie “huur, etage, goedkoop/midden” en “kamerverhuur”. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor deze norm.
9.5
Ook uitgaande van de berekening van eisers in het beroepschrift, waarbij voor de appartementen Ploeg en Akker de norm van 1,0 per appartement kan worden genoteerd, is daarmee in voldoende mate in parkeergelegenheid voorzien.
9.6
Ter zitting heeft belanghebbende voorts gemeld dat de parkeerplaatsen op eigen terrein bij de appartementen, indien deze niet worden verkocht of verhuurd aan de Vereniging van Eigenaren, zullen worden geschonken, zodat eisers angst dat de parkeerplaatsen vanwege de kosten niet benut zullen worden, ongegrond lijkt te zijn.
10. Tot slot voeren eisers aan dat de procedure inzake het bestreden besluit niet zorgvuldig is gevoerd, omdat in het besluit de zienswijze van eisers onjuist is samengevat, en voorts omdat de gemeente erbij gebaat was de vergunning te verlenen.
De rechtbank ziet in deze stelling, noch anderszins een grond voor het oordeel dat verweerder in de besluitvormingsprocedure onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht dan wel dat sprake is geweest van vooringenomenheid.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor onderhavig bouwplan.
12. Het beroep is derhalve ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Hardonk-Prins, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.