In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een uitkeringsgerechtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres ontving vanaf 3 september 2012 een WW-uitkering, maar heeft verzuimd om haar werkzaamheden als zelfstandige tijdig te melden. Het UWV heeft daarop haar uitkering over de periode van 1 januari 2013 tot en met 13 oktober 2013 herzien en een terugvordering van € 5.227,48 bruto opgelegd, evenals een boete van € 790,--. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, wat leidde tot een verlaging van de terugvordering tot € 4.440,44 en de boete tot € 660,--. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 februari 2015 heeft eiseres betoogd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij voldeed aan de regels van de startersregeling voor zelfstandigen. Ze had een voorlichtingsdag van het UWV bijgewoond en meende dat dit voldoende was. Eiseres stelde dat het UWV haar niet had aangesproken op haar sollicitatieplicht, wat haar in de veronderstelling heeft gebracht dat zij de regels volgde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door haar werkzaamheden niet tijdig te melden, maar heeft ook opgemerkt dat het UWV passief heeft gehandeld en onvoldoende informatie heeft verstrekt.
De rechtbank oordeelde dat de herziening van de uitkering terecht was, maar dat de opgelegde boete onevenredig was. Gelet op de omstandigheden, waaronder het feit dat eiseres zelf melding heeft gemaakt van haar werkzaamheden, heeft de rechtbank besloten de boete te verlagen tot nihil. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het de boete betreft, en het UWV opgedragen het griffierecht van € 45,-- aan eiseres te vergoeden.