In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 maart 2015 uitspraak gedaan over het verzoek van de minderjarige [verzoekster] tot opheffing van de ondertoezichtstelling, wijziging van het gezag en wijziging van de omgangsregeling. De kinderrechter oordeelde dat, hoewel hulpverlening noodzakelijk is, de ondertoezichtstelling contraproductief zou zijn. De minderjarige verzet zich tegen gedwongen hulpverlening en de strijd tussen haar en de gecertificeerde instelling leidt tot negatieve energie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij haar moeder woont, niet meer onder toezicht hoeft te staan, omdat de situatie niet langer voldoet aan de criteria voor ondertoezichtstelling. De ouders van [verzoekster] zijn gescheiden en de moeder heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen. De kinderrechter heeft besloten om de verzoeken tot wijziging van het gezag en de omgangsregeling aan te houden tot een zitting op 2 september 2015, omdat er onvoldoende informatie is om hierover een beslissing te nemen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor [verzoekster] beëindigd, maar de verzoeken van de minderjarige met betrekking tot haar broertjes zijn niet-ontvankelijk verklaard. De kinderrechter benadrukt dat de hulpverlening voor de ouders en de andere kinderen noodzakelijk blijft.