ECLI:NL:RBOVE:2015:3657

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
ak_zwo_15_545
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens het niet indienen van zienswijzen tegen ontwerpbeschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen ORGAplus International B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg. De rechtbank heeft het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat zij verwijtbaar geen zienswijzen heeft ingediend tegen de ter inzage gelegde ontwerpbeschikking. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 10 februari 2015 door verweerder is verleend voor het veranderen van de inrichting aan de Groeneveldweg 7 te De Krim. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaarschrift werd door verweerder ter behandeling als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank. Tijdens de zitting op 24 juli 2015 werd duidelijk dat eiseres geen zienswijze had ingediend tegen de ontwerpbeschikking van 21 oktober 2014, wat volgens de wet noodzakelijk was om ontvankelijk te zijn in beroep. De rechtbank overwoog dat eiseres, ondanks organisatorische en financiële problemen, niet tijdig een zienswijze had kunnen indienen. De rechtbank concludeerde dat het niet indienen van de zienswijze aan eiseres kan worden toegerekend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter W.R.H. Lutjes, in aanwezigheid van griffier G. Kootstra.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/545

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

ORGAplus International B.V., te De Krim, eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het veranderen van de inrichting aan de Groeneveldweg 7 te De Krim.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij verweerder.
Verweerder heeft het bezwaarschrift op 5 maart 2015 ter behandeling als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank, waar het op 6 maart 2015 is ontvangen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2015.
Voor eiseres is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. Zwiers en A.J. Schuurman, medewerkers van de gemeente Hardenberg.

Overwegingen

1.1
Op 19 juni 2012 is namens eiseres een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergun-ning op grond van de Wabo voor het veranderen van de inrichting aan de Groeneveldweg te De Krim, te weten de plaatsing van een demistor en een tweede reactor. Ook wordt gevraagd om uitbreiding van de bedrijfstijd (van 06.00 tot 20.00 uur in plaats van 07.00 tot 19.00 uur) en om gedurende deze bedrijfstijd één deur van de productiehal voor maximaal 50% open te hebben.
1.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder besloten de gevraagde omgevingsvergunning gedeeltelijk te verlenen en de voorschriften van de vergunning ambtshalve te wijzigen. Het gedeelte waarin wordt gevraagd om gedurende de bedrijfstijd één deur van de productiehal voor maximaal 50% open te hebben is geweigerd. De reden hiervoor is dat volgens verweerder bij een geopende deur geur vrijkomt via de deur, omdat in de productieruimte geen sprake is van een onderdruksituatie. Hierdoor is de aangevraagde situatie niet wenselijk omdat dit een geuremissiepunt is waar onbehandelde emissie van het bedrijfsproces vrij kan komen, aldus verweerder. Eiseres kan zich niet met dit onderdeel van het besluit verenigen.
2. Met ingang van 27 januari 2015 is aan eiseres definitieve surseance van betaling verleend. De bewindvoerder in de surseance van betaling, mr. W. van der Kolk, advocaat te Kampen, heeft bij brief van 15 mei 2015 aan de rechtbank laten weten dat hij met het door eiseres ingediende beroep instemt c.q. daaraan zijn medewerking, machtiging of bijstand verleent.
3. Aangezien de aanvraag voor een omgevingsvergunning van 19 juni 2012 betrekking heeft op verandering van de inrichting waarbij sprake is van werkzaamheden met betrekking tot brandveilig gebruik en milieu is het bestreden besluit op grond van paragraaf 3.3 van de Wabo tot stand gekomen met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Tegen een met toepassing van die procedure tot stand gekomen besluit hoeft geen bezwaar te worden gemaakt, maar kan direct beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eisers daarom terecht met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als beroepschrift doorgezonden naar de rechtbank.
4.1
In deze zaak dient de rechtbank in de eerste plaats te beoordelen of het beroep van eiseres ontvankelijk is. Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
4.2
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
4.3
Uit deze wetsbepaling volgt dat de weg naar de rechtbank alleen openstaat voor belanghebbenden als zij in de voorfase bij verweerder gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om – in het geval van de hiervoor gevolgde uniforme openbare voorbereidingsprocedure – zienswijzen naar voren te brengen. Iemand die niet van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, wordt uitgesloten van de mogelijkheid om beroep in te stellen, tenzij het hem redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend.
4.4
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
4.5
De aanvraag voor een omgevingsvergunning van 19 juni 2012 is namens eisers ingediend door haar toenmalige gemachtigde [naam] van Haro Milieuadvies te Beilen (hierna te noemen: [naam]).
4.6
Op 27 juni 2013 heeft verweerder naar aanleiding van de aanvraag voor een omgevingsvergunning van 19 juni 2012 een ontwerpbeschikking opgesteld. Deze is toegezonden aan [naam]. Tegen deze ontwerpbeschikking is door een omwonende een zienswijze ingediend. [naam] heeft op 27 augustus 2013 namens eisers een reactie gegeven op de ingediende zienswijze.
4.7
Naar aanleiding van de ingediende zienswijze, een aanvullend geuronderzoek van mei 2014 en bedrijfsbezoeken heeft verweerder besloten de vergunning voor het gedeeltelijk openen van de overheaddeur tijdens het productieproces alsnog gedeeltelijk te weigeren.
In verband hiermee is op 21 oktober 2014 een nieuwe ontwerpbeschikking vastgesteld, welke op 30 oktober 2014 is toegezonden aan [naam] en op 4 november 2014 is gepubliceerd op de website van de gemeente Hardenberg. De ontwerpbeschikking heeft vanaf 4 november 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tegen deze ontwerpbeschikking zijn geen zienswijzen ingediend.
4.8
Door of namens eiseres wordt niet betwist dat zij geen zienswijze heeft ingediend tegen de ontwerpbeschikking van 21 oktober 2014.
4.9
Vervolgens moet ingevolge artikel 6:13 Awb worden nagegaan of het eiseres kan worden verweten dat zij geen zienswijze heeft ingediend.
4.1
In de ontwerpbeschikking van 21 oktober 2014 is de aanvraag van eiseres, voor zover daarbij is verzocht om gedurende de bedrijfstijd één deur van de productiehal voor maximaal 50% open te hebben, geweigerd. Deze gedeeltelijk weigering is bij het bestreden besluit definitief vastgesteld. Blijkens het beroepschrift richt het beroep van eiseres zich juist tegen dit onderdeel van het besluit. Zij had daarom alle reden om tegen de ontwerpbeschikking van 21 oktober 2014 een zienswijze in te dienen, doch heeft dat nagelaten.
4.11
De heer [naam] (hierna te noemen: [naam]) heeft namens eiseres bij brief, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 6 juli 2015, en ter zitting als reden voor het niet indienen van een zienswijze tegen de ontwerpbeschikking van 21 oktober 2014 aangevoerd dat het bedrijf destijds in een chaotische periode verkeerde wegens ernstige organisatorische en financiële problemen, in verband waarmee op 20 oktober 2014 een voorlopige surseance van betaling is aangevraagd. In deze tumultueuze periode is de ontwerpbeschikking aan de aandacht ontsnapt. Daarnaast heeft [naam] aangevoerd dat [naam] als zaakgelastigde van eiseres zijn taak ernstig heeft verzuimd, zo niet ernstig heeft verzaakt, zeer waarschijnlijk omdat hij om niet professionele redenen solidair wilde zijn met de ontslagen directie van het bedrijf.
4.12
Het voorgaande, wat daarvan ook mag zijn, brengt de rechtbank niet tot het oordeel dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij geen zienswijze heeft ingediend tegen de ontwerpbeschikking van 27 oktober 2014. Niet is gebleken dat eiseres ondanks de problemen in het bedrijf niet tijdig een zienswijze tegen de voor haar bedrijfsvoering zo belangrijke ontwerpbeschikking had kunnen (doen) indienen. Dit geldt te meer nu de ontwerpbeschikking is toegezonden aan [naam], die namens eiseres de aanvraag voor de omgevingsvergunning had ingediend en als extern adviseur van eiseres in beginsel buiten de chaotische financiële en organisatorische situatie in het bedrijf stond.
4.13
Voor zover het niet indienen van een zienswijze tegen de ontwerpbeschikking van
21 oktober 2014 een gevolg is van nalatigheid van [naam], wat daarvan verder ook mag zijn, dient zulks volgens vaste rechtspraak te worden toegerekend aan eiseres.
5. Nu eiseres verwijtbaar geen zienswijzen heeft ingediend tegen de ter inzage gelegde ontwerpbeschikking, is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. De rechtbank komt derhalve niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van hetgeen eiseres in beroep naar voren heeft gebracht tegen het bestreden besluit.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van G. Kootstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.