ECLI:NL:RBOVE:2015:4443

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 september 2015
Publicatiedatum
29 september 2015
Zaaknummer
ak_15_434
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake vaste aanstelling als ambtenaar bij waterschap

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door het algemeen bestuur van het Waterschap Vechtstromen. Eiseres was eerder tijdelijk aangesteld als ambtenaar en stelde dat zij recht had op een vaste aanstelling op basis van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW). De rechtbank Overijssel oordeelde dat de overeenkomst die met eiseres was gesloten door POSG Payrolling B.V. geen ander doel had dan het omzeilen van de wettelijke waarborg voor een vaste aanstelling na een aantal tijdelijke aanstellingen. De rechtbank concludeerde dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar door verweerder onterecht was, omdat eiseres wel degelijk als ambtenaar kon worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de rechtsbescherming die de SAW biedt. Tevens werd bepaald dat eiseres als ambtenaar in vaste dienst bij het waterschap Vechtstromen is aangesteld. De rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/434

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres,
gemachtigde: mr. S. Bakker, te Tilburg,
en
Het algemeen bestuur van het Waterschap Vechtstromen, verweerder,
gemachtigde: mr. A.J.E. Riemslag, advocaat te Enschede.

Procesverloop

Bij brief van 25 juni 2014 heeft verweerder eiseres laten weten dat zij geen vaste aanstelling heeft bij het waterschap Vechtstromen en dat haar eerdere aanstelling als ambtenaar van rechtswege beëindigd is.
Bij besluit van 20 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. S. Bakker. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door ing. J.W. Beuving en M. Bodewes, bijgestaan door mr. A.J.E. Riemslag.

Overwegingen

1.1
Eiseres is bij besluit van 1 november 2011 voor de periode van 1 november 2011 tot 1 mei 2012 aangesteld in tijdelijke dienst, voor 32 uur per week, in de functie van ‘bedrijfskundig adviseur projecten (schaal 10)’ bij het waterschap Regge en Dinkel te Almelo. Bij besluit van 16 maart 2012 is de tijdelijke aanstelling van eiseres verlengd tot 1 mei 2013.
1.2
Op of omstreeks 24 april 2013 is een zogenaamde payrollovereenkomst gesloten tussen eiseres en POSG Payrolling B.V. (hierna: POSG), naar aanleiding van een door het waterschap Regge en Dinkel aan POSG gegeven payrollopdracht. De payrollovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, voor de periode van 1 mei 2013 tot en met 31 december 2013. Eiseres is dezelfde werkzaamheden als voorheen bij het waterschap Regge en Dinkel blijven verrichten. Op 6 november 2013 is, naar aanleiding van een door het waterschap Regge en Dinkel aan POSG gegeven payrollopdracht, een aanvullende arbeidsoverkomst gesloten tussen POSG en eiseres, waardoor eiseres tot 30 juni 2014 werkzaamheden bij het waterschap Vechtstromen, als rechtsopvolger van het waterschap Regge en Dinkel, kon blijven verrichten.
1.3
Verweerder heeft eiseres laten weten dat het contract met eiseres zal worden beëindigd. POSG heeft vervolgens geen nieuwe arbeidsovereenkomst gesloten met eiseres.
2.1
Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat geen sprake was van een aan een besluit gelijkgestelde handeling ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, als bedoeld in artikel 8:2, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres was immers geen ambtenaar en zij kon daarom ook geen bezwaar maken tegen de mededeling die verweerder bij brief van 25 juni 2014 had gedaan.
2.2
Eiseres stelt zich op het standpunt dat in haar geval een vaste aanstelling is ontstaan bij het waterschap Vechtstromen. Eiseres was ambtenaar en haar bezwaar is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
3.1
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb, voor zover hier van belang, geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit tot benoeming of aanstelling, tenzij beroep wordt ingesteld door een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig, dan wel een van de in deze bepaling daaraan gelijkgestelde personen. Aangezien ingevolge het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb de schriftelijke weigering een besluit te nemen voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld wordt gesteld met een besluit, kan door de in artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb genoemde personen bezwaar worden gemaakt tegen een schriftelijke weigering om hen te benoemen of aan te stellen.
3.2
Op het vast of tijdelijk aanstellen van ambtenaren bij waterschappen is het volgende wettelijk kader van toepassing:
Artikel 2.1.4, eerste lid, van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel (SAW) bepaalt dat aanstelling vast of tijdelijk geschiedt.
Artikel 2.1.4, tweede lid, van de SAW luidt als volgt:
a. Vanaf de dag dat het bestuursorgaan aan dezelfde ambtenaar:
1. tijdelijke aanstellingen heeft gegeven die elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste aanstelling als een vaste aanstelling;
2. meer dan 3 tijdelijke aanstellingen heeft gegeven en die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 3 maanden, geldt de laatste aanstelling als een vaste aanstelling.
Sub a. is van overeenkomstige toepassing op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten/aanstellingen gegeven aan een ambtenaar door verschillende werkgevers/bestuursorganen, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
Sub a, onderdeel 1 en laatste zinsnede, is niet van toepassing op een aanstelling gegeven voor niet meer dan drie maanden die onmiddellijk volgt op een door het bestuursorgaan aan dezelfde ambtenaar gegeven aanstelling voor 36 maanden of langer.
3.3
De rechtbank stelt vast dat de situatie van eiseres materieel voldoet aan het bepaalde in artikel 2.1.4, tweede lid, onder a, aanhef en sub 2, van de SAW, welke bepaling ingevolge het bepaalde in artikel 2.1.4, tweede lid, onder b, van de SAW van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten/aanstellingen, gegeven door verschillende werkgevers/bestuursorganen, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. Eiseres heeft immers meer dan drie tijdelijke aanstellingen en/of opvolgende aanstellingen gehad, terwijl zij feitelijk steeds werkzaamheden is blijven verrichten voor het waterschap Regge en Dinkel en het waterschap Vechtstromen, als rechtsopvolger van het waterschap Regge en Dinkel. Dat eiseres haar werkzaamheden vanaf 1 mei 2013 heeft verricht op basis van een met POSG gesloten payrollovereenkomst kan hieraan niet afdoen. De overeenkomst met eiseres is door POSG gesloten in opdracht van (de rechtsvoorganger van) verweerder en lijkt geen ander doel te hebben gehad dan het omzeilen van de in artikel 2.1.4 van de SAW neergelegde waarborg op een vaste aanstelling na verloop van het maximale aantal tijdelijke aanstellingen. De wens om deze in een wettelijke bepaling neergelegde waarborg te omzeilen is naar het oordeel van de rechtbank geen aanvaardbaar doel en kan dan ook niet afdoen aan de rechtsbescherming die deze bepaling biedt. Aan het voorgaande doet niet af dat het waterschap Regge en Dinkel in de jaren voorafgaand aan 2014 een reorganisatie doormaakte, waarbij arbeidsplaatsen verloren zijn gegaan. Dat de reden voor de verlenging van de arbeidsovereenkomst voor de maanden januari tot en met juni 2014 gelegen was in de zwangerschap van een werkneemster van het waterschap Vechtstromen en niet in een structurele behoefte aan arbeidskrachten kan evenmin afdoen aan het bepaalde in artikel 2.1.4 van de SAW. De overweging in het door verweerder overgenomen advies van de Commissie bezwaren Waterschap Vechtstromen, dat eiseres zich niet kon beroepen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 april 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:1297) omdat deze uitspraak dateert van een later tijdstip dan het betwiste voorval (het alsnog
- vast - aanstellen per 1 januari 2014), acht de rechtbank onjuist en onbegrijpelijk. Het bestreden besluit berust in zoverre dan ook niet op een deugdelijke motivering.
3.4
Gelet op het belang van effectieve rechtsbescherming en de nauwe verwevenheid tussen de aanstellingen van 1 november 2011 en van 16 maart 2012 en de in opdracht van verweerder met eiseres gesloten payrollovereenkomsten, moet de mededeling van verweerder dat eiseres geen vaste aanstelling heeft bij het waterschap Vechtstromen en dat haar eerdere aanstelling als ambtenaar van rechtswege beëindigd is, in dit specifieke geval worden aangemerkt als een besluit waartegen door eiseres bezwaar kon worden gemaakt. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om van eiseres te verlangen dat zij de vraag of tussen haar en verweerder op grond van het bepaalde in artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan voorlegt aan de kantonrechter. Daarbij komt dat het belang van beide partijen ermee gediend is dat zo snel mogelijk duidelijk wordt verschaft over het al dan niet bestaan van een arbeidsrelatie. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.1
Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient wegens strijd met de artikelen 7:12, eerste lid, en 8:4, derde lid, van de Awb en artikel 2.1.4 van de SAW te worden vernietigd.
4.2
Nu voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2.1.4, tweede lid, onder a, aanhef en sub 2, van de SAW, dient het primaire besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb te worden herroepen. Tevens dient met toepassing van deze bepaling
te worden verklaard dat eiseres is aangesteld als ambtenaar in vaste dienst bij het waterschap Vechtstromen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1960,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting , 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • verklaart dat eiseres is aangesteld als ambtenaar in vaste dienst bij het waterschap Vechtstromen;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1960,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.