In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 oktober 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, een inwoner van Deventer, en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen een stalconstructie en de overlast van pony's die zich op een naastgelegen perceel bevonden. Eiser stelde dat hij hinder ondervond van stank, stof en geluidsoverlast, en dat de stalconstructie gebrekkig was en schade aan zijn woning kon veroorzaken. Het college weigerde handhavend op te treden, omdat er volgens hen geen overtreding van wettelijke voorschriften was vastgesteld.
De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had onderzocht of er sprake was van overtredingen en dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering had. De rechtbank stelde vast dat het verslag van de hoorzitting summier was en niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigde het besluit van het college en droeg hen op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiser vergoed en werden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1960,--.
De rechtbank benadrukte dat het college bij de heroverweging van het bezwaar nader onderzoek moet doen naar de hinder die de pony's veroorzaken en of er sprake is van geluidsoverlast. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.