ECLI:NL:RBOVE:2015:5276

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
1 december 2015
Zaaknummer
C/08/170343 / HA ZA 15-211
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een vonnis op basis van bedrog en valse getuigenverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 11 november 2015 een vonnis gewezen waarin de herroeping van een eerder vonnis werd behandeld. De eiseres, een commanditaire vennootschap gevestigd te Almelo, vorderde heropening van een procedure die had geleid tot een eindvonnis op 18 januari 2012, waarin haar vordering tot terugbetaling van € 6.500,00 was afgewezen. De eiseres stelde dat het eerdere vonnis berustte op bedrog, gepleegd door de wederpartij, en dat er nieuwe feiten waren die deze claim ondersteunden. De rechtbank oordeelde dat het begrip 'bedrog' ruim moest worden opgevat, inclusief het uitlokken van valse getuigenverklaringen. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe verklaring van getuige [A], die op 19 februari 2015 was afgelegd, voldoende grond bood voor heropening van de zaak. De rechtbank heropende het geding en verwees de zaak naar de rol voor verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid kregen hun stellingen te wijzigen en aan te vullen. De beslissing om het geding te heropenen was gebaseerd op de mogelijkheid dat het eerdere vonnis, indien de nieuwe feiten bekend waren geweest, anders had kunnen uitvallen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan tot de heropening van het geding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/170343 / HA ZA 15-211
Vonnis van 11 november 2015
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
[H],
gevestigd te Almelo,
eiseres,
advocaat mr. C.A.M. Luttikhuis te Enschede,
tegen
[gedaagde 1],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.H.A. Mulder te Almelo.
Partijen zullen hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde 1] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 oktober 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is een procedure gevoerd bij de rechtbank Almelo, thans rechtbank Overijssel, locatie Almelo. Die procedure met zaaknummer 113874 / HA ZA 10-584 (hierna: de procedure) heeft geleid tot een eindvonnis op 18 januari 2012. In dat eindvonnis is [eiseres] in het ongelijk gesteld en is haar vordering tot (terug)betaling van een bedrag van € 6.500,00 afgewezen.
2.2.
In het vonnis van 18 januari 2012 heeft de rechtbank, voor zover hier relevant, het volgende overwogen:

Bij tussenvonnis van 27 april 2010 is [gedaagde 1] opgedragen bewijs te leveren van zijn stelling dat [eiseres] van [gedaagde 1] , al dan niet via [A] , een bedrag van € 6.500,00 heeft ontvangen. In enquête heeft [gedaagde 1] achtereenvolgens de heren [gedaagde 1] , [C] en [A] doen horen.
(…)
De rechtbank concludeert dat [gedaagde 1] is geslaagd in het leveren van bewijs van zijn stelling dat [eiseres] van [gedaagde 1] , al dan niet via [A] , een bedrag van € 6.500,00 heeft ontvangen. [gedaagde 1] heeft daarmee de stelling van [eiseres] dat zij nog € 6.500,00 te vorderen heeft, succesvol betwist. De vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.”.
2.3.
[A] heeft op 19 februari 2015 het volgende schriftelijk verklaard:

Hierbij verklaar ik [A] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] wonende te [woonplaats 1] , geheim adres, als volgt.
Ik heb inzake aangehechte twee (2) door mij getekende en afgelegde verklaringen van
26-10-2010 en 02-11-2011 niet de waarheid gesproken, ik heb in beide gevallen gelogen.
In deze kwestie vroeg [gedaagde 1] mij en [C] om tegen betaling samen te spannen tegen mijn neef [D] , [gedaagde 1] vertelde mij dat er een rechtszaak gaande was 113874 HA ZA 10-85) en dat hij (valse) getuigen nodig had. Ik ben met het voorstel van [gedaagde 1] akkoord gegaan omdat ik dringend geld nodig had.
Inhoudelijk kan ik kort en duidelijk zijn, ik heb nooit een bedrag groot € 6.500,00 van [gedaagde 1] ontvangen, om aan mijn neef [D] te geven, alle verklaringen in deze kwestie zijn niet naar waarheid, mijn neef [D] is door deze handelingen ernstig benadeeld.
Ik weet en besef dat ik dit niet had mogen doen.
De schriftelijke verklaring is op 19 februari 2015 gelegaliseerd door notaris [G] te Almelo.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert het geding met zaaknummer 113874 / HA ZA 10-584 te heropenen en het reeds gewezen vonnis te herroepen, met veroordeling van [gedaagde 1] bij (een herroepen) vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 13.843,43, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 januari 2012 tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde 1] in de kosten van de eerdere/heropende procedure en de onderhavige procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de verklaringen van de getuige [A] en [C] , zoals die zijn afgelegd in de procedure, onjuist en leugenachtig zijn geweest. Tot voor kort had hij geen middelen om deze leugenachtige verklaringen te weerleggen. Onlangs heeft een van de getuigen, [A] , zich gewend tot [eiseres] en heeft hij gezegd dat zowel hij als [C] bewust een valse/onjuiste verklaring heeft afgelegd in de procedure. [A] heeft dit desgevraagd direct op 19 februari 2015 op schrift gezet en die schriftelijke verklaring laten legaliseren bij notaris mr. [G] te Almelo. [eiseres] verwijst daartoe naar productie 3 bij dagvaarding. Gelet op die verklaring moet het ervoor worden gehouden dat het tussen partijen gewezen vonnis van 18 januari 2012 berust op bedrog door/namens [gedaagde 1] gepleegd en op een getuigenverklaring waarvan valsheid thans is komen vast te staan, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de werkelijke kosten van deze procedure begroot op een bedrag van € 3.110,93 inclusief BTW, dan wel de forfaitair berekende kosten van deze procedure, de kosten van de deurwaarder daaronder begrepen, dan wel een bedrag dat de rechtbank in goede justitie bepaalt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.4.
[gedaagde 1] betwist dat het vonnis berust op bedrog dan wel op stukken of verklaringen waarvan thans de valsheid is vast komen te staan. Hij voert daartoe - samengevat - het volgende aan.
3.5.
[gedaagde 1] heeft nimmer [A] en [C] benaderd om in de procedure - al dan niet tegen betaling - valse verklaringen af te geven. De verklaringen die [A] en [C] hebben afgegeven waren de waarheid. [gedaagde 1] heeft tevergeefs geprobeerd contact te leggen met [A] . Wel heeft hij contact gehad met diens zonen, [E] en [F] [A] . Zij hebben verklaard dat hun vader aan hen heeft toegegeven dat hij door [D] , vennoot van [eiseres] , is benaderd om tegen betaling ten overstaan van notaris [G] een valse verklaring af te leggen, die [A] ook daadwerkelijk op 19 februari 2015 heeft afgelegd. [gedaagde 1] verwijst daarvoor naar productie 3, 4 en 5 bij conclusie van antwoord. Uit deze verklaringen blijkt volgens [gedaagde 1] dat [D] misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare financiële en psychische toestand van [A] door deze tegen betaling tot een valse verklaring te bewegen. Een betaling die volgens [A] overigens niet heeft plaatsgevonden, aldus [gedaagde 1] . Volgens [gedaagde 1] handhaaft [A] zijn eerste verklaring afgegeven op 2 november 2011. Ook [C] heeft verklaard dat zijn in de procedure gegeven verklaring voor de rechtbank op 1 juni 2011 juist en volledig is, aldus [gedaagde 1] en verwijst daarvoor naar productie 6 bij conclusie van antwoord.
3.6.
[gedaagde 1] stelt ten slotte dat voor zover de rechtbank onverhoopt mocht oordelen dat thans de valsheid van de verklaring van [A] ter zitting van 2 november 2011 als vaststaand dient te worden aangenomen, er nog geen aanleiding bestaat voor heropening van de procedure. De verklaring van [A] van 19 februari 2015 is namelijk evenmin van waarde voor de waarheidsvinding in de te heropenen procedure en dient als onbetrouwbaar en verstoken van bewijskracht terzijde te worden geschoven, aldus [gedaagde 1] .

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 382 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, op vordering van een partij worden herroepen (onder meer) indien het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd of indien het berust op stukken waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat thans slechts aan de orde is de vraag of een grond voor herroeping van het vonnis van 18 januari 2012 aanwezig is. Indien de rechtbank een van de voor herroeping aangevoerde gronden juist bevindt, wordt het geding met toepassing van artikel 387 Rv geheel of gedeeltelijk heropend. Vervolgens zal de zaak - nadat partijen gelegenheid hebben gehad hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen - opnieuw worden beoordeeld en beslist. Thans is derhalve nog niet aan de orde of de vordering van [eiseres] tot veroordeling van [gedaagde 1] tot betaling van het bedrag van
€ 13.843,43, voor toewijzing in aanmerking komt.
4.3.
[eiseres] heeft primair aan haar vordering tot heropening ten grondslag gelegd dat door de afgelegde valse getuigenverklaring van [A] en [C] , het ervoor moet worden gehouden dat het vonnis van 18 januari 2012 berust op bedrog door [gedaagde 1] . Dit zou volgens [eiseres] moeten leiden tot herziening van genoemd vonnis en tot veroordeling van [gedaagde 1] tot terugbetaling van al hetgeen [eiseres] op basis van de veroordeling door de rechtbank aan [gedaagde 1] heeft voldaan, te vermeerderen met de in de dagvaarding genoemde wettelijke rente en kosten.
[gedaagde 1] heeft (voor zover thans relevant en samengevat) aangevoerd dat hij nimmer [A] en [C] heeft benaderd om in de procedure - al dan niet tegen betaling - valse verklaringen af te geven. Juist het tegenovergestelde is volgens [gedaagde 1] het geval: [A] is door [D] , vennoot van [eiseres] , benaderd om tegen betaling ten overstaan van notaris [G] een valse verklaring af te leggen, die [A] ook daadwerkelijk op 19 februari 2015 heeft afgelegd.
4.4.
Het begrip ‘bedrog’ zoals hier aan de orde, dient ruim te worden opgevat. Daaronder kan ook vallen het uitlokken van een valse getuigenverklaring. Het bedrog dat aan de vordering tot heropening ten grondslag ligt, hoeft - in de fase van herroeping - niet te zijn bewezen. Voor heropening is voldoende dat feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die zozeer de verdenking rechtvaardigen van bedrog, dat de partij die zich bedrogen acht langs de weg van heropening van het geding de gelegenheid behoort te krijgen de zaak nogmaals aan de rechter voor te leggen opdat die met inachtneming van die feiten en omstandigheden de zaak opnieuw beoordeelt. Pas in het heropende geding zal de rechter ten gronde behoeven te onderzoeken of werkelijk bedrog in de voorgaande procedure is gepleegd (zie HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9877).
4.5.
In de overgelegde verklaring van [A] van 19 februari 2015 staan omstandigheden vermeld die de kwalificatie van het gedrag van [gedaagde 1] als bedrieglijk kunnen rechtvaardigen, althans deze roept gerede twijfel op over de juistheid van de destijds in de procedure afgelegde verklaringen van [A] en [C] en de wijze van totstandkoming daarvan.
De gestelde valselijk afgelegde verklaringen zijn op zichzelf beschouwd feiten die, indien dit bij de rechtbank ten tijde van de procedure bekend zou zijn geweest, mogelijk tot een voor [eiseres] gunstige(r) afloop van de procedure had kunnen leiden. Dat [gedaagde 1] daartegenover heeft gesteld dat niet hij, maar juist [D] [A] heeft bewogen tot het afleggen van een valse verklaring (zoals afgelegd op 19 februari 2015), maakt het voorgaande niet anders.
4.6.
De rechtbank bevindt de aangevoerde grond dat het vonnis berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd voor herroeping juist. De rechtbank zal het geding daarom (geheel) heropenen. De stelling van [gedaagde 1] dat de verklaring van [A] van
19 februari 2015 onbetrouwbaar en verstoken is van bewijskracht en om die reden terzijde moet worden geschoven, kan - wat daar ook van zij - niet beletten dat tot heropening van de procedure moet worden overgegaan. Of en zo ja, in hoeverre de verklaring van [A] van 19 februari 2015 bijdraagt aan de waarheidsvinding, zal (eerst) aan de orde komen in het heropende geding, waarin de vraag voorligt of de oorspronkelijke uitspraak dient te worden herroepen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor uitlatingen ex artikel 387 Rv, eerst aan de zijde van [eiseres] . Op een roldatum gelegen zes weken nadien zal [gedaagde 1] in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
heropent het geding in de zaak geregistreerd onder zaaknummer 113874 / HA ZA 10-584,
5.2.
stelt [eiseres] op de voet van het bepaalde in artikel 387 Rv in de gelegenheid binnen zes weken na heden haar stellingen schriftelijk (zonodig) te wijzigen en aan te vullen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van
woensdag 23 december 2015, waarna [gedaagde 1] zes weken nadien in de gelegenheid zal worden gesteld hierop te reageren en verwijst de zaak daartoe naar de rol van
woensdag 3 februari 2016,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Margadant en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2015.